vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/993346-15
Datum uitspraak: 20 april 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
wonende te [postcode] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2016, 27 juli 2016, 21 maart 2018, 22 maart 2018, 23 maart 2018 en 6 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 maart 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 maart 2018 is aangepast/gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2015
tot en met 7 januari 2016
te Luik (België) en/of Hodeige (België), gemeente Remicourt (België),
provincie Luik (België), in elk geval in België en/of
te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Eindhoven en/of Veldhoven, en/of
Urmond, gemeente Stein en/of Eersel en/of Waalre en/of Hoensbroek, gemeente
Heerlen
in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het
grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een)
materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, zijnde (een)
middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een of
meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e))
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I),
voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam
te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van die/dat feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- een of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of
andere betaalmiddelen voorhanden heef/hebben gehad, waarvan verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) om te vermoeden,
dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders
opzettelijk daartoe
* in of omstreeks de periode van 17 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015
33x 30 liter zwavelzuur en/of 4x 30 liter mierenzuur en/of 20x30 liter aceton,
in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van
synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- een voertuig ( [auto 1] met kenteken [kenteken 2] ) gehuurd en/of
laten huren en/of voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad;
(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)
* op of omstreeks 25 augustus 2015
500 kilogram mierenzuur,in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- een voertuig ( [auto 2] met kenteken [kenteken 3] ) gehuurd en/of
laten huren en/of voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- naar/op de parkeerplaats bij de Mc Donalds te Geldrop, gemeente
Geldrop-Mierlo,
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad;
(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)
en/of
* in of omstreeks de periode van 8 november 2015 tot en met 10 november 2015
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur en/of mierenzuur en/of caustic
soda, in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve
van synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- een voertuig ( [auto 1] met kenteken [kenteken 1] ) gehuurd en/of
laten huren en/of voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- naar/op de [adres 7] te Eindhoven en/of
- naar/op de [adres 6] te Veldhoven
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad
(Zaakdossier 2)
* in of omstreeks de periode van 19 november 2015 tot en met 20 november 2015
20 vaatjes van in totaal 540 liter zoutzuur, in elk geval (een) (grote)
hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- een voertuig (met kenteken [kenteken 2] ) gehuurd of laten huren en/of
voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad;
(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)
* in of omstreeks de periode van 23 november 2015 tot en met 24 november 2015
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur, in elke geval (een) (grote)
hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- (vervolgens) in/met een [bus] (met (vals) kenteken [kenteken 8] )
- naar/op de carpoolplaats te Urmond, gemeente Stein,
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad;
(Zaakdossier 3)
* op of omstreeks 27 november 2015
- 216 kilogram zoutzuur, in elk geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- een voertuig ( [auto 1] met kenteken [kenteken 2] ) gehuurd en/of
laten huren en/of voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- naar/op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres 2] te Waalre
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad
* in of omstreeks de periode van 9 december 2015 tot en met 10 december 2015
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) caustic soda en/of zoutzuur en/of
mierenzuur, in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten
behoeve van synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- een voertuig ( [auto 3] met kenteken [kenteken 4] ) gehuurd of laten huren
en/of voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- naar/in een perceel gelegen aan [adres 3] te Eersel en/of in/naar een op
dat perceel geparkeerde zeecontainer en/of vrachtauto (opschrift
' [opschrift] '),
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad
(Zaakdossier 4)
* op of omstreeks 11 december 2015
- 20 zakken (van 25 kilogram per zak), althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
caustic soda en/of 15 jerrycans (van 25 liter per stuk), althans (een) (grote)
hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur en/of 4 jerrycans (van 30 liter per stuk), althans
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) methanol en/of 7 jerrycans (6 van 20 liter per
stuk en 1 van 30 liter per stuk), althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
zwavelzuur,
besteld en/of
- een voertuig ( [auto 3] met kenteken [kenteken 4] ) gehuurd of laten huren
en/of voorhanden gehad en/of
- (vervolgens) in/met voornoemd voertuig
- naar/in Waalre
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad
(Zaakdossier 5)
* op of omstreeks 07 januari 2016
- 1.000 kilogram caustic soda, in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)
besteld en/of
- (een) voertuig(en) (een [auto 3] met kenteken [kenteken 5] en/of een
[auto 4] met kenteken [kenteken 6] ) gehuurd en/of laten huren en/of
voorhanden gehad
- (vervolgens) met/in voornoemd(e) voertuig(en)
- in/naar een loods gelegen aan [adres 4] te Overloon
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden
gehad;
(Zaakdossier 6)
2.
hij, als marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 17 augustus 2015 tot en met 11 december 2015
te Luik (België) en/of Hodeige (België), gemeente Remicourt (België),
provincie Luik (België), in elk geval in België en/of
te Eindhoven en/of Veldhoven en/of Urmond, gemeente Stein en/of Eersel en/of
Waalre en/of Hoensbroek, gemeente Heerlen
in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk de bevoegde instanties niet onverwijld in kennis heeft gesteld van
(een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen als omschreven in
bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de
Raad, die/dat er op wijzen/wijst of kunnen/kan wijzen, dat deze in de handel
te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de
illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
* in of omstreeks de periode van 17 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015
(een) hoeveelhe(i)d(en) van 33x 30 liter zwavelzuur en/of 20x30 liter aceton,
(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)
* in of omstreeks de periode van 8 november 2015 tot en met 10 november 2015
een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 2)
en/of
* in of omstreeks de periode van 19 november 2015 tot en met 20 november 2015
een hoeveelheid van 20 vaatjes van in totaal 540 liter zoutzuur
(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)
* in of omstreeks de periode van 23 november 2015 tot en met 24 november 2015
een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 3)
en/of
* op of omstreeks 27 november 2015 een hoeveelheid van 216 kilogram zoutzuur
(Zaakdossier 5)
en/of
* in of omstreeksde periode van 9 december 2015 tot en met 10 december 2015
een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 4)
en/of
* op of omstreeks 11 december 2015
(een) hoeveelhe(i)d(en) van 15 jerrycans (van 25 liter per stuk) zoutzuur
en/of 7 jerrycans (6 van 20 liter per stuk en 1 van 30 liter per stuk)
zwavelzuur
(Zaakdossier 5)
besteld en/of vervoerd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 2.
Daartoe heeft hij aangevoerd dat [betrokkene 1] niet is vervolgd ingevolge de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. [betrokkene 1] brengt de chemische stoffen in het verkeer zonder de Brusselse autoriteiten daarover in te lichten en dat wordt gewoon gedoogd.
Er is sprake van willekeur aan de zijde van het openbaar ministerie. Dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Er wordt niet inzichtelijk gemaakt hoe de relatie is tussen [betrokkene 1] en de federale politie. Door het achterwege blijven daarvan wordt in strijd met de beginselen van een goede procesorde gehandeld, aldus de raadsman.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verweer dient te worden verworpen.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge de Wet voorkoming misbruik chemicaliën is eenieder verplicht de bevoegde instanties onverwijld in kennis te stellen van een voorval dat er op wijst of kan wijzen dat geregistreerde stoffen gebruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen. Ieder die daarmee te maken heeft, heeft zijn eigen verantwoordelijkheid dit te melden bij de bevoegde instanties. De vervolging van verdachte [verdachte] staat derhalve los van de vervolging van een ander, in dit geval [betrokkene 1] . Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel dient verder allereerst sprake te zijn van beslissingen van dezelfde instantie. De Nederlandse autoriteiten hebben geen vervolgingsbevoegdheid ten aanzien van Belgische rechtspersonen die mogelijk in België strafbare feiten plegen. De beslissing van de Belgische autoriteiten [betrokkene 1] niet te vervolgen raakt de ontvankelijkheid van de Nederlandse justitie niet. Niet is gebleken dat het openbaar ministerie door verdachte te vervolgen in strijd heeft gehandeld met de beginselen van een goede procesorde. Het verweer dient dan ook te worden verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die in de weg staan aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.
De officier van justitie kan dan ook in de vervolging worden ontvangen.
Schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bronnen.
1. een dossier van de Belastingdienst/Fiod kantoor Eindhoven, met dossiernummer Gefisnummer 57516, afgesloten d.d. 24 mei 2016, ordners 1 tot en met 8 en een aanvullende ordner;
(betreft leveringen van chemicaliën 1 januari 2015 tot en met 18 januari 2016 (zk-0) en de zaken ZK-01 tot en met ZK-11; pag. 1 tot en met pag. 4063 (bron 1).
2. de stukken van de rechter-commissaris onder meer inhoudende de getuigenverhoren van [getuige 1] , [betrokkene 1] en [getuige 2] (bron 2).
3. de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Bewijs
Inleiding.
Op 22 oktober 2015 start de FIOD een strafrechtelijk onderzoek onder de naam [onderzoeksnaam 2] . Aanleiding hiervoor is informatie die is ontvangen van de Belgische autoriteiten voortkomend uit een onderzoek aangaande [onderzoeksnaam 1] die zou handelen in chemicaliën die hij betrekt bij de firma [bedrijf] , gevestigd aan de [adres 5] in Luik. [getuige 1] woont op een groot perceel met onder andere een manege en een aantal andere opstallen in [gemeente] nabij Luik.
Volgens de Belgische politie zou de Nederlander [medeverdachte 1] , al dan niet met tussenkomst van [getuige 1] , grote hoeveelheden drugsgerelateerde chemicaliën hebben aangekocht bij [bedrijf] . Uit de Belgische informatie komt verder naar voren dat [verdachte] in juli en augustus 2015 meermalen een ontmoeting had met [getuige 1] , terwijl de afspraken voor die ontmoetingen zouden zijn gemaakt door [medeverdachte 1] . Uit observaties in Nederland blijkt vervolgens dat [medeverdachte 1] en [verdachte] elkaar geregeld ontmoeten in het restaurant van [restaurant] in Venlo.
De politie volgt een aantal transporten vanaf [bedrijf] naar diverse bestemmingen in Nederland. Soms werd daarbij een tussenstop gemaakt op het perceel van [getuige 1] . Opvallend is dat tijdens een aantal van deze transporten van chauffeur wordt gewisseld of dat de lading wordt overgeladen in een ander voertuig.
De officier van justitie heeft [medeverdachte 1] , [verdachte] en een aantal anderen die als chauffeur of anderszins bij de transporten betrokken zouden zijn gedagvaard.
[verdachte] wordt verweten zich al dan niet in vereniging schuldig te hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet door -kort gezegd- chemicaliën bestemd voor de productie van MDMA en/of amfetamine en/of mefedron te bestellen en te vervoeren en/of af te leveren en/of te ontvangen en/of op te slaan en/of voorhanden te hebben. Daarbij wordt [verdachte] verweten dat hij al dan niet in vereniging in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de in haar schriftelijk requisitoir genoemde bewijsmiddelen.
In de visie van het openbaar ministerie blijkt dat de verdachten elkaar allen kenden, samenwerkten en in verschillende samenstellingen de aan hen verweten strafbare feiten pleegden. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden daarbij een sturende rol, in samenwerking met [getuige 1] . Als chauffeurs hebben volgens de officier van justitie opgetreden achtereenvolgens [medeverdachte 2] , in samenwerking met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en vervolgens [medeverdachte 7] .
De officier van justitie acht ten aanzien van de rol van [medeverdachte 1] en [verdachte] en de samenwerking tussen deze twee verdachten met name de verklaringen van [betrokkene 1] , [getuige 1] en [getuige 2] van belang. Uit deze voor [verdachte] belastende verklaringen blijkt van een duidelijke relatie tussen [medeverdachte 1] , [getuige 1] en [verdachte] . [getuige 1] verklaart over het werkverband tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [betrokkene 1] beschouwt [getuige 1] als een contact van [medeverdachte 1] en [verdachte] . De zaaksdossiers dienen in verband te worden beschouwd met genoemde verklaringen van [getuige 1] , [betrokkene 1] en [getuige 2] .
Hoewel [medeverdachte 1] en [verdachte] niet steeds samen voorkomen in alle zaaksdossiers acht de officier van justitie voor wat betreft het medeplegen door hen beiden in de zaaksdossiers 2 (8-10 november 2015), en 0 (19-20 november 2015), 3 (23 -24 november 2015), en 5 (27 11 december 2015), voldoende bewijs aanwezig.
Daarvoor dienen deze feiten als onderdeel van het geheel ook in het licht van de bevindingen in andere zaakdossiers te worden gezien.
Het standpunt van de verdediging.
-In het dossier worden [verdachte] en [medeverdachte 1] te eenvoudig met elkaar vereenzelvigd in de afzonderlijke zaaksdossiers. Te makkelijk wordt de conclusie getrokken dat daar waar [medeverdachte 1] ergens bij betrokken is, ook [verdachte] een rol speelt en andersom. Er was geen nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Medeplegen kan niet worden bewezen.
-[getuige 1] heeft in eerste instantie anders verklaard dan hij in tweede instantie heeft gedaan.
[verdachte] wilde zaken doen met [getuige 1] , met name met betrekking tot de handel in snuisterijen uit Afrika. De telefoon met nummer [telefoonnummer 1] werd gebruikt voor de handel met [getuige 1] . De overige telefoonnummers in het dossier zijn niet aan [verdachte] te linken.
-Uit de stukken blijkt niet dat [verdachte] de opdracht heeft gegeven een voertuig te huren. In het dossier is geen bewijs dat het [verdachte] is geweest die ten aanzien van alle onder 1 ten laste gelegde feiten opdracht heeft gegeven.
De raadsman verzoekt integrale vrijspraak van de feiten 1 en 2.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage (pag. 21 tot en met 55) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.
Het medeplegen van [verdachte] en [medeverdachte 1] .
In de bewijsbijlage zijn de verklaringen van [getuige 1] , [betrokkene 1] en [getuige 2] als bewijs opgenomen. In deze verklaringen, met name in de verklaringen van [getuige 1] en [betrokkene 1] ziet de rechtbank aanwijzingen dat er met betrekking tot het bestellen van chemicaliën bij [betrokkene 1] en het ophalen van deze chemicaliën een vorm van samenwerking is geweest tussen [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit de verklaring van [getuige 1] van 15 juni 2016 bij de gerechtelijke politie Luik en de inhoud van het dossier leidt de rechtbank echter ook af dat er aanwijzingen zijn dat [medeverdachte 1] de chemicaliën ook zelf bij [betrokkene 1] heeft ingeslagen zonder direct bewijs dat [verdachte] bij die specifieke aankoop betrokken is geweest.
[getuige 1] verklaart onder meer: ‘Ik had begrepen dat [medeverdachte 1] (waarmee hij [medeverdachte 1] bedoelt) de producten soms direct bij het bedrijf ging inslaan’ en ‘Ik ben ervan overtuigd dat ‘ [medeverdachte 1] ’ buiten [verdachte] ( [verdachte] ) om voor andere mensen werkte.’ De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat er in alle ten laste gelegde zaaksdossiers sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie dus niet voor zover dat inhoudt dat ook indien [verdachte] of [medeverdachte 1] in een aantal door haar genoemde zaaksdossiers niet worden genoemd, deze feiten toch ten aanzien van hen bewezen kunnen worden De rechtbank zal op grond van de aanwezige bewijsmiddelen per zaaksdossier beoordelen of de samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en/of een ander of anderen in deze specifieke zaak zodanig is geweest dat gesproken kan worden van medeplegen.
De contacten tussen [getuige 1] en [verdachte] met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
[verdachte] heeft bij de FIOD en ter terechtzitting verklaard dat hij telefonisch en persoonlijk contact heeft gehad met [getuige 1] door middel van zijn in het dossier genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat deze contacten telkens te maken hadden met legale handel met betrekking tot snuisterijen uit Afrika. Verdachte wilde deze legale handel met [getuige 1] opstarten.
De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] dat de contacten tussen hem en [getuige 1] verband hielden met legale handel volstrekt ongeloofwaardig, onder meer op grond van de inhoud van de verklaring van getuige [getuige 1] en de berichten tussen [getuige 1] en [verdachte] (pag. 3292-3293 en pag. 3300) die niet op handel in goederen uit Afrika duiden. Immers wordt op 9 november 2016 onder meer gezegd: ‘Woensdag, donderdag en vrijdag is [betrokkene 1] gesloten. Er zal morgen geleverd moeten worden als er deze week producten nodig zijn’ (11:18:52) en ‘OK produt in klein trailler. Aandach fabriek is gesloten van dinsdag tot 16 u maandag. Als u wilt dat het product moet morgen worden genomen’(17:10:35).
Feit 1:
Ten aanzien van feit 1 worden voor het bewijs van alle bewezenverklaarde onderdelen gebruikt de voor verdachte belastende verklaringen van de tussenpersoon [getuige 1] , die onder meer heeft verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte 1] en/of [verdachte] chemicaliën heeft besteld bij het bedrijf [betrokkene 1] en de verklaring van [betrokkene 1] , onder meer inhoudende dat cliënt [getuige 1] hem heeft verteld dat hij chemische producten voor [verdachte] koopt. Hij herkent [verdachte] als een vroegere cliënt. Meer specifiek baseert de rechtbank zich ten aanzien van het bewijs van de verschillende onderdelen verder op de navolgende bewijsmiddelen.
Feit van 8 november 2015 tot en met 10 november 2015 (zaaksdossier 2),
Uit de in het kader van het rechtshulpverzoek verkregen informatie blijkt dat er op 8 november 2015 om 09.15 uur telefonisch een afspraak wordt gemaakt tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij verdachte [verdachte] , en [getuige 1] .
In dezelfde informatie wordt door de Gerechtelijke politie Luik medeverdachte [medeverdachte 1] genoemd als de persoon die met [getuige 1] een afspraak maakt voor de volgende dag. Er heeft echter een stemherkenning plaatsgevonden door de FIOD-ambtenaren, waarbij de stem van [verdachte] tijdens dit gesprek is herkend.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat voornoemde afspraak voor 9 november 2015 bij ‘het restaurant’ met [getuige 1] is gemaakt door [verdachte] . Daar waar met betrekking tot dit feit in de informatie van de gerechtelijke politie wordt gesproken over ‘ [medeverdachte 1] ’ leest de rechtbank telkens ‘ [verdachte] .’
[verdachte] heeft verklaard dat hij [getuige 1] wel eens trof bij een restaurant in Maastricht en dat hij voornoemd telefoonnummer alleen in gebruik had voor de contacten met [getuige 1] .
De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat de verklaring van [verdachte] , dat de ontmoetingen tussen hem en [getuige 1] plaatsvonden in verband met legale handel in snuisterijen, niet geloofwaardig wordt geacht.
Na het maken van de afspraak neemt [getuige 1] contact op met het chemisch bedrijf [betrokkene 1] . Op 9 november 2015 geeft [getuige 1] naar het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] aan dat de fabriek van dinsdag tot maandag gesloten is. Er vindt meerdere keren sms-contact plaats tussen de telefoon in gebruik bij [verdachte] en de telefoon van [getuige 1] . Op 10 november 2015 worden de chemicaliën door een gehuurde [auto 1] opgehaald bij [getuige 1] in België en naar Nederland gebracht. De bestuurder van de Volkswagen Tansporter rijdt vervolgens naar een woning in Eindhoven, waar tijdens de observaties ook een [auto 5] op naam van [betrokkene 2] wordt gezien. [betrokkene 2] is een schoonzus van verdachte [verdachte] . Zij heeft verklaard dat haar auto wel eens door familie wordt gebruikt.
De [auto 1] is vervolgens naar een perceel in Veldhoven gebracht, waar tijdens een doorzoeking chemicaliën zijn aangetroffen.
De bestuurder van voornoemde [auto 1] wordt herkend als [medeverdachte 4] .
Op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank, mede gelet op het hiervoor overwogene, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit van 19 november tot en met 20 november 2015 (zaakdossier 0),
Op grond van onder meer de bevindingen van de Federale Gerechtelijke politie van Luik, de tapgesprekken tussen [getuige 1] en het nummer in gebruik bij [verdachte] , de stemherkenning, de observaties en de aankoopfactuur ten name van [getuige 1] acht de rechtbank het ten laste gelegde met betrekking tot 19 tot en met 20 november 2015 wettig en overtuigend bewezen.
Voor betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 1] bij dit feit acht de rechtbank onvoldoende direct bewijs aanwezig.
Feit van 23 november 2015 tot en met 24 november 2015 (zaakdossier 3),
Op grond van onder meer de bevindingen van de Federale Gerechtelijke politie van Luik, de tapgesprekken tussen [getuige 1] en het nummer in gebruik bij [verdachte] , de stemherkenning en de bevindingen met betrekking tot zendmastgegevens, de observaties, de bevindingen met betrekking tot camerabeelden, de aankoop van zoutzuur door [getuige 1] , de identificatie van medeverdachte [medeverdachte 4] als bestuurder van de auto die de chemicaliën heeft opgehaald in België en de bevindingen met betrekking tot het doorzochte bedrijfspand te Veen acht de rechtbank het ten laste gelegde met betrekking tot 23 tot en met 24 november 2015 wettig en overtuigend bewezen.
Voor betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 1] bij dit feit acht de rechtbank onvoldoende direct bewijs aanwezig.
Feit van 9 december tot en met 10 december 2015 (zaakdossier 4) en
Op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde betreffende 9 en 10 december 2015 wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het navolgende.
[verdachte] maakt op 9 december 2015 een afspraak met [getuige 1] voor de volgende dag.
De volgende dag gaat [getuige 1] naar de afspraak op de gebruikelijke plaats in Maastricht. Op 10 december 2015 om 12.07 uur wordt de [auto 6] [kenteken 7] op de N2 in Maastricht gezien met als bestuurder medeverdachte [medeverdachte 1] . Bij terugkomst in België gaat [getuige 1] naar [betrokkene 1] . Op 10 december 2015 heeft [getuige 1] onder meer een bestelling van 216 liter zoutzuur bij [betrokkene 1] gedaan. Bij de woning van [getuige 1] wordt die dag een vracht opgehaald door een [auto 3] met kenteken [kenteken 4] , waarvan de rechtbank bewezen acht dat [medeverdachte 4] de bestuurder van deze [auto 3] is geweest.
Uit observaties blijkt dat voornoemde [auto 3] vanuit België naar een parkeerplaats in Eersel is gereden. Daar komt vervolgens de auto bij waar die ochtend medeverdachte [medeverdachte 1] als bestuurder in is gezien. De [auto 3] rijdt naar de [opschrift] in Eersel, waar spullen worden uitgeladen en in een zeecontainer worden geladen. Daarna rijdt de [auto 3] weer naar het parkeerterrein naar voornoemde [auto 6] , waarbij de chauffeur van de [auto 6] wordt herkend als medeverdachte [medeverdachte 1] .
Uit bakengegevens van de [auto 6] blijkt ook dat dit voertuig zich die dag in Zuid Limburg heeft bevonden nabij de Belgische grens en vervolgens zich naar Eersel heeft begeven.
Op het terrein van de [opschrift] in Eersel worden tijdens een doorzoeking op de avond van 10 december 2015 onder meer vijf jerrycans met 25 liter zoutzuur aangetroffen.
Ten tijde van de aanhouding van [medeverdachte 4] op 11 december 2015 is onder hem een telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat deze telefoon op 9, 10 en 11 december 2015 vrijwel alleen contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Uit het sms-verkeer blijkt dat er spullen opgehaald moeten worden bij ‘ [naam] ’ en dat er opgeschreven moet worden wat er dan nog bij [naam] staat.
De door het nummer [telefoonnummer 3] aangestraalde zendmasten bevinden zich nabij de woning van [verdachte] .
Naast de verklaring van [getuige 1] dat hij in opdracht van [verdachte] en/of [medeverdachte 1] chemicaliën bestelde acht de rechtbank mede op grond van de overige bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking van 9 tot en met 10 december 2015 tussen verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] en anderen.
Feit van 27 november 2015 (zaakdossier 5)
Op grond van onder meer de bevindingen van de Federale Gerechtelijke politie van Luik, de tapgesprekken tussen [getuige 1] en het nummer in gebruik bij [verdachte] , de observaties op 27 november 2015, de aankoopfactuur d.d. 27 november 2015 ten name van [getuige 1] betreffende de aankoop van 216 kg zoutzuur, de herkenning van [medeverdachte 4] als bestuurder van het voertuig [auto 7] [kenteken 2] en het verhoor van [getuige 3] acht de rechtbank het ten laste gelegde met betrekking tot 27 november 2015 wettig en overtuigend bewezen.
Voor betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 1] bij dit feit acht de rechtbank onvoldoende direct bewijs aanwezig.
Feit van 11 december 2015 (zaaksdossier 5)
Op grond van onder meer de bevindingen van de Federale Gerechtelijke politie van Luik, de tapgesprekken tussen [getuige 1] en het nummer in gebruik bij [verdachte] , de observaties op 11 december 2015, de aankoopfactuur d.d. 11 december 2015 ten name van [getuige 1] betreffende de aankoop van caustic soda en methanol, de aanhouding van [medeverdachte 4] op 11 december 2015, de bevindingen met betrekking tot de onder hem aangetroffen chemicaliën en de onder hem aangetroffen telefoon en de NFI-rapportage met betrekking tot de in beslag genomen chemicaliën acht de rechtbank het ten laste gelegde met betrekking tot 11 december 2015 wettig en overtuigend bewezen.
Voor betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 1] bij dit feit acht de rechtbank onvoldoende direct bewijs aanwezig.
Ten aanzien van het transport van 17 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015
en 25 augustus 2015 (zaakdossier 0) en het transport van 7 januari 2016 (zaakdossier 6)
De rechtbank acht onvoldoende direct bewijs voor betrokkenheid van [verdachte] bij deze specifieke feiten. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van deze feiten.
Feit 2
Uit het onderzoek blijkt dat aan verdachte geen vergunning is verleend door de Centrale dienst voor in- en uitvoer in het kader van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Ook blijkt uit het onderzoek dat er door verdachte geen melding is gemaakt van ongebruikelijke transacties met betrekking tot de ten laste gelegde stoffen in de ten laste gelegde periode. De rechtbank acht, mede gelet op het bewezen verklaarde onder 1, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft begaan, voor zover hierna bewezen is verklaard.
Nu verdachte onder 1 is vrijgesproken van het feit gepleegd op 17 tot en met 19 augustus 2015 (zaakdossier 0) zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het daarmee verband houdende feit onder 2.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 8 november 2015 tot en met 11 december 2015
in België en in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, zijnde middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen, telkens
- een of meer anderen heeft bewogen om dat/die feit(en) mede te plegen,
- een of meer anderen middelen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft/hebben verschaft en
- vervoermiddelen en stoffen voorhanden heef/hebben gehad, waarvan verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij, verdachte, en een of meer van zijn mededaders
opzettelijk daartoe
* in de periode van 8 november 2015 tot en met 10 november 2015
- hoeveelheden zoutzuur en mierenzuur en caustic soda ten behoeve
van synthetische drugsproductie besteld en
- een voertuig [auto 1] met kenteken [kenteken 1] gehuurd en
- vervolgens met voornoemd voertuig
- naar de [adres 7] te Eindhoven en
- naar de [adres 6] te Veldhoven
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en afgeleverd en voorhanden gehad
(Zaakdossier 2)
* in de periode van 19 november 2015 tot en met 20 november 2015
20 vaatjes van in totaal 540 liter zoutzuur ten behoeve van synthetische drugsproductie
besteld en
- een voertuig met kenteken [kenteken 2] gehuurd en
- vervolgens met voornoemd voertuig
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en voorhanden gehad.
(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)
* in de periode van 23 november 2015 tot en met 24 november 2015
- een grote hoeveelheid zoutzuur ten behoeve van synthetische drugsproductie
besteld en
- vervolgens met een [bus] met vals kenteken [kenteken 8] )
- naar/op de carpoolplaats te Urmond, gemeente Stein,
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en voorhanden gehad.
(Zaakdossier 3)
- 216 kilogram zoutzuur ten behoeve van synthetische drugsproductie
besteld en
- een voertuig [auto 1] met kenteken [kenteken 2] ) gehuurd en
- vervolgens met voornoemd voertuig
- naar het woonwagenkamp gelegen aan de [adres 2] te Waalre
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en voorhanden gehad.
* in de periode van 9 december 2015 tot en met 10 december 2015
- een grote hoeveelheid zoutzuur ten behoeve van synthetische drugsproductie
besteld en
- een voertuig [auto 3] met kenteken [kenteken 4] gehuurd en
- vervolgens met voornoemd voertuig
- naar een perceel gelegen aan [adres 3] te Eersel en in een op
dat perceel geparkeerde vrachtauto (opschrift ' [opschrift] '),
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en afgeleverd en voorhanden gehad.
(Zaakdossier 4)
- 20 zakken van 25 kilogram per zak caustic soda en 15 jerrycans van 25 liter per stuk zoutzuur en 4 jerrycans van 30 liter per stuk methanol en 7 jerrycans (6 van 20 liter per
stuk en 1 van 30 liter per stuk) zwavelzuur besteld en
- een voertuig [auto 3] met kenteken [kenteken 4] gehuurd en
- vervolgen met voornoemd voertuig
- naar Waalre
- voornoemde chemicaliën
vervoerd en voorhanden gehad.
(Zaakdossier 5)
2.
hij, als marktdeelnemer, op tijdstippen in de periode
van8 november 2015 tot en met 11 december 2015in België en in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk de bevoegde instanties niet onverwijld in kennis heeft gesteld van
(een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen als omschreven in
bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de
Raad, die/dat er op wijzen/wijst of kunnen/kan wijzen, dat deze in de handel
te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de
illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
* in de periode van 8 november 2015 tot en met 10 november 2015
een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 2)
en
* in de periode van 19 november 2015 tot en met 20 november 2015
een hoeveelheid van 20 vaatjes van in totaal 540 liter zoutzuur
(Zaakdossier 0 en uitvoering rechtshulpverzoeken 002 en 004)
* in de periode van 23 november 2015 tot en met 24 november 2015
een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 3)
en
* op 27 november 2015 een hoeveelheid van 216 kilogram zoutzuur
(Zaakdossier 5)
en
* in de periode van 9 december 2015 tot en met 10 december 2015
een hoeveelheid zoutzuur
(Zaakdossier 4)
en
* op 11 december 2015
hoeveelheden van 15 jerrycans (van 25 liter per stuk) zoutzuur
en 7 jerrycans (6 van 20 liter per stuk en 1 van 30 liter per stuk) zwavelzuur
(Zaakdossier 5)
besteld en vervoerd en/of opgeslagen en voorhanden gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten in eendaadse samenloop heeft gepleegd.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek van het voorarrest;
- bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
Verdachte is reeds anderhalf jaar niet meer in detentie, zonder dat er nog iets is gebeurd op strafrechtelijk gebied.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 5 juli 2017, opgemaakt in de zaak met parketnummer 03.720030.14, betreffende verdachte.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in chemische stoffen die kunnen worden gebruikt voor de productie dan wel de bewerking of verwerking van synthetische drugs. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte de spil was bij de voorbereidingshandelingen. Verdachte heeft gedurende een periode van ruim een maand via een tussenpersoon grote hoeveelheden chemicaliën van de firma [betrokkene 1] te Luik afgenomen met de kennelijke bedoeling om deze door te leveren aan derden. In totaal is betrokkenheid van verdachte bij zes transporten van chemicaliën bewezen verklaard.
Verdachte heeft weliswaar niet zelf synthetische drugs geproduceerd, maar was wel een onmisbare schakel in het productieproces. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs, het vervoer en de ongecontroleerde opslag van de chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid, het milieu en de leefomgeving van omwonenden met zich. Verdachte heeft ook bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de productie en handel van drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers..
Verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten gepleegd in min of meer georganiseerd verband.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak, waar verdachte wordt verdacht van soortgelijke feiten als in deze strafzaak. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Conclusie
De bewezen verklaarde betreffen ernstige feiten die ontwrichtend zijn voor de maatschappij.
Gelet op de ernst van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enig passende straf is. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van een aantal ten laste gelegde feiten zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.