ECLI:NL:RBOBR:2018:1935

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
01/993208-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische drugs

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren en opslaan van grote hoeveelheden chemische stoffen die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs, waaronder MDMA en amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 22 september 2015 tot en met 30 oktober 2015, samen met anderen, meerdere keren chemische stoffen heeft vervoerd en opgeslagen. De verdachte huurde ook een loods voor de opslag van deze chemicaliën.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, als professioneel vrachtwagenchauffeur, zich bewust was van de illegale activiteiten en dat zijn handelen bijdroeg aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de positieve wending in zijn leven na de feiten.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging is niet in twijfel getrokken. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de beschikbare bewijsmiddelen en heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993208-16
Datum uitspraak: 20 april 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [postcode] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2018, 23 maart 2018 en 6 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 februari 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 te Luik, België, in elk geval in België en/of te Echt, gemeente Echt-Susteren, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens)
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam
te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot

het plegen van die/dat feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of

- een of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heef/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe
- een loods (gelegen aan de [adres 2] te Echt) gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of
- een voertuig ( [vrachtwagen] met kenteken [kenteken] ) gehuurd en/of - (vervolgens) met/in dat voertuig
- in/naar een loods gelegen aan de [adres 2] te Echt,
* op of omstreeks 22 september 2015
- 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en/of
- 33x 30 liter = 990 liter aceton en/of
- 33x 30 liter = 990 liter methanol en/of
- 33x 38 kilogram = 1.254 kilogram mierenzuur en/of
- 40x 25 kilogram = 1.000 kilogram natriumhydroxide capsules (caustic soda),

in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)

en/of
* op of omstreeks 2 oktober 2015
- 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en/of
- 33x 30 liter = 990 liter methanol en/of
- 75x 37 kilogram = 2.775 kilogram zwavelzuur en/of
- 5x 20 liter = 100 liter dimethylformamide,

in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)

en/of
* op of omstreeks 8 oktober 2015
- 4x 40x 25 kilogram = 4.000 kilogram natriumhydroxide capsules (caustic soda) en/of
- 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur,

in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)

en/of
* op of omstreeks 30 oktober 2015 - 93x 30 liter = 2.790 liter (2.204 kilogram) aceton en/of
- 46x 30 liter = 1.380 liter (1.090 kilogram) methanol en/of
- 50x 37 kilogram = 1.850 kilogram zwavelzuur en/of
- 62x 38 kilogram = 2.356 kilogram mierenzuur en/of
- 68x 27 kilogram = 1.836 kilogram zoutzuur,

in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)

vervoerd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad;
(Zaakdossier 1)
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen,
- 2.490 liter methanol en/of
- 2.250 liter aceton en/of
- 2.880 liter mierenzuur en/of
- 1.600 kilogram natriumhydroxide en/of
- 1.930 liter zwavelzuur en/of
- 1.400 liter zoutzuur,

in elke geval (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën ten behoeve van synthetische drugs(productie)

voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
(Zaakdossier 1)
3.
hij, als marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk de bevoegde instanties niet onverwijld in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen als omschreven in bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, die/dat er op wijzen/wijst of kunnen/kan wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
* op of omstreeks 22 september 2015
(een) hoeveelhe(i)d(en) van 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en/of 33x 30 liter = 990 liter aceton
en/of
* op of omstreeks 2 oktober 2015
(een) hoeveelhe(i)d(en) van 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en/of 75x 37 kilogram = 2.775 kilogram zwavelzuur
en/of
* op of omstreeks 8 oktober 2015
een hoeveelheid van 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur
en/of
* op of omstreeks 30 oktober 2015 (een) hoeveelhe(i)d(en) van 93x 30 liter = 2.790 liter (2.204 kilogram) aceton en/of 50x 37 kilogram = 1.850 kilogram zwavelzuur en/of 68x 27 kilogram = 1.836 kilogram zoutzuur
en/of
* op of omstreeks 30 oktober 2015 (een) hoeveelhe(i)d(en) van 2.250 liter aceton en/of 1.930 liter zwavelzuur en/of 1.400 liter zoutzuur
vervoerd en/of ontvangen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad;
(Zaakdossier 1)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 2 op de tenlastelegging.
De onder 1 genoemde chemicaliën zijn vervoerd door verdachte en daarmee heeft verdachte deze ook voorhanden gehad. De in de loods te Echt aangetroffen stoffen betreffende dezelfde stoffen die eerder zijn vervoerd. Verdachte mag niet twee keer voor hetzelfde feit worden vervolgd.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De officier van justitie is niet ontvankelijk in zijn vervolging wanneer hij verdachte vervolgt voor een strafbaar feit waarover een rechter reeds onherroepelijk heeft beslist. Daarvan is hier geen sprake. Verdachte is niet eerder vervolgd voor de feitelijke handelingen waarop de tenlastelegging ziet. Indien, zoals de raadsman stelt, feit 1 en feit 2 dezelfde feitelijke handelingen betreffen, is de samenloopregeling van artikel 55 Sr van toepassing. Daardoor wordt onevenredige cumulatie van straffen voorkomen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
Schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bronnen.

1. een dossier van de Belastingdienst/FIOD kantoor Eindhoven, met dossiernummer Gefisnummer 57516, afgesloten d.d. 24 mei 2016, ordners 1 tot en met 8 en aanvullende ordner;
(betreft leveringen van chemicaliën 1 januari 2015 tot en met 18 januari 2016 (zk-0) en de zaken ZK-01 tot en met ZK-11; pag. 1 tot en met pag. 4063 (bron 1).
2. de stukken van de rechter-commissaris onder meer inhoudende de getuigenverhoren van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] (bron 2).
3. de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 maart 2018 afgelegd (bron 3).

Inleiding.

Verdachte wordt verweten zich al dan niet in vereniging schuldig te hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet door -kort gezegd- chemicaliën bestemd voor de productie van MDMA en/of amfetamine en/of mefredon te vervoeren en/of te ontvangen en/of op te slaan en/of voorhanden te hebben. Tevens wordt hem verweten een loods ter beschikking te hebben gesteld voor de opslag van chemicaliën en daar ook chemicaliën voorhanden te hebben gehad. Voorts wordt verdachte verweten dat hij al dan niet in vereniging in strijd heeft gehandeld met artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte had, gezien de omstandigheden, kunnen weten dat het niet in de haak was. Hij heeft daar bij het vervoeren en opslaan van de chemicaliën niet bij stilgestaan.
Feit 1, het vervoeren en het opslaan van de chemicaliën kan bewezen worden.
Ten aanzien van feit 2 dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging. De chemicaliën die zijn vervoerd, zijn ook opgeslagen in de loods. Daarmee wordt verdachte voor hetzelfde feit twee keer vervolgd.
Voor wat betreft feit 3 is er sprake van samenloop met feit 1.

De bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage (pag. 14 tot en met 28) bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 22 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 in België en in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, zijnde middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, telkens
- een of meer anderen gelegenheid en middelen tot

het plegen van die feiten heeft verschaft, en

- een vervoermiddel en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebbende hij, verdachte en een of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe
- een loods gelegen aan de [adres 2] te Echt gehuurd en ter beschikking gesteld en
- een voertuig ( [vrachtwagen] met kenteken [kenteken] ) gehuurd en - vervolgens met dat voertuig
- naar een loods gelegen aan de [adres 2] te Echt,
* op 22 september 2015
- 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en
- 33x 30 liter = 990 liter aceton en
- 33x 30 liter = 990 liter methanol en
- 33x 38 kilogram = 1.254 kilogram mierenzuur en
- 40x 25 kilogram = 1.000 kilogram natriumhydroxide capsules (caustic soda),

ten behoeve van synthetische drugsproductie

en
* op 2 oktober 2015
- 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en
- 33x 30 liter = 990 liter methanol en
- 75x 37 kilogram = 2.775 kilogram zwavelzuur en
- 5x 20 liter = 100 liter dimethylformamide,

ten behoeve van synthetische drugsproductie

en
* op 8 oktober 2015
- 4x 40x 25 kilogram = 4.000 kilogram natriumhydroxide capsules (caustic soda) en
- 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur,

ten behoeve van synthetische drugsproductie

en
* op 30 oktober 2015 - 93x 30 liter = 2.790 liter (2.204 kilogram) aceton en
- 46x 30 liter = 1.380 liter (1.090 kilogram) methanol en
- 50x 37 kilogram = 1.850 kilogram zwavelzuur en
- 62x 38 kilogram = 2.356 kilogram mierenzuur en
- 68x 27 kilogram = 1.836 kilogram zoutzuur,

ten behoeve van synthetische drugsproductie

vervoerd en voorhanden gehad.
(Zaakdossier 1)
2.
op 30 oktober 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of mefedron, zijnde middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- 2.490 liter methanol en
- 2.250 liter aceton en
- 2.880 liter mierenzuur en
- 1.600 kilogram natriumhydroxide en
- 1.930 liter zwavelzuur en
- 1.400 liter zoutzuur,

ten behoeve van synthetische drugsproductie

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten
(Zaakdossier 1)
3.
als marktdeelnemer, op tijdstippen in de periode van 22 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk de bevoegde instanties niet onverwijld in kennis heeft gesteld van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen als omschreven in bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, die er op wijzen of kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders opzettelijk
* op 22 september 2015
hoeveelheden van 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en 33x 30 liter = 990 liter aceton
en
* op 2 oktober 2015
hoeveelheden van 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur en 75x 37 kilogram = 2.775 kilogram zwavelzuur
en
* op 8 oktober 2015
een hoeveelheid van 80x 27 kilogram = 2.160 kilogram zoutzuur
en
* op 30 oktober 2015 hoeveelheden van 93x 30 liter = 2.790 liter (2.204 kilogram) aceton en 50x 37 kilogram = 1.850 kilogram zwavelzuur en 68x 27 kilogram = 1.836 kilogram zoutzuur
en
* op 30 oktober 2015 hoeveelheden van 2.250 liter aceton en 1.930 liter zwavelzuur en 1.400 liter zoutzuur
vervoerd en opgeslagen en voorhanden gehad;
(Zaakdossier 1)
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten in eendaadse samenloop heeft gepleegd.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten onder 1 en 2 in voortgezette handeling zijn gepleegd.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
- een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de geringe rol van verdachte. Verdachte is zeer korte tijd actief geweest. Hij heeft spijt van zijn handelen. Op dit moment heeft verdachte zijn leven weer goed op de rit. De ontruiming van de loods is alweer tweeënhalf jaar geleden. Een detentie zal alle goede ontwikkelingen doorkruisen.
De raadsman verzoekt een maximale taakstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een flinke proeftijd op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van grote hoeveelheden chemische stoffen die kunnen worden gebruikt voor de productie dan wel de bewerking of verwerking van synthetische drugs. Verdachte heeft gedurende een periode van ruim een maand in totaal vier keer chemicaliën vervoerd. Tevens heeft verdachte een loods voor de opslag van chemicaliën gehuurd en ter beschikking gesteld.
Verdachte was professioneel vrachtwagenchauffeur en wist heel goed waar hij mee bezig was. Verdachte heeft de handel in chemicaliën ten behoeve van de productie van drugs gefaciliteerd en bijgedragen aan de productie van synthetische drugs te produceren, te verwerken dan wel te bewerken. Hierdoor heeft hij ook bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de productie en handel van drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers.
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij.
In het voordeel van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting laten blijken het laakbare van zijn handelen in te zien.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is tevens gebleken dat verdachte een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven en door hard werken zijn schulden enorm heeft teruggebracht.
Conclusie
De bewezen verklaarde feiten betreffen zeer ernstige feiten die zeer ontwrichtend zijn voor de maatschappij.
Gelet op de ernst van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enig passende straf is. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal zes maanden van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaar om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank beseft dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte kan doorkruisen. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, niet kan worden volstaan met een taakstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman is voorgesteld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 47, 55, 56, 57
Opiumwet art. 10a
Wet economische delicten art. 1, 2 en 6
Wet voorkoming misbruik chemicaliën art. 2.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd en
t.a.v. feit 2: medeplegen van om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
in voortgezette handeling gepleegd met feit 1;
t.a.v. feit 3: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop gepleegd met feit 1; verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf:
t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. A.M. Bossink en mr. A.W.A. Kap-Knippels, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 20 april 2018.
[bewijsbijlage]