Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2018 in de zaak tussen
te [woonplaats] , eisers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, verweerder,
Brabant Wonen(vergunninghouder),
te ‘s-Hertogenbosch,
(gemachtigde: [naam] ).
Procesverloop
zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ook vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
,“Groen” en “Verkeer-Verblijf” toegekend.
Het bestreden besluit, dat is genomen met overneming van het advies van de commissie, is uitgangspunt voor de beoordeling door de rechtbank. De stukken en het verhandelde ter zitting bieden geen aanknopingspunten voor de gevolgtrekking dat het advies van de commissie niet weloverwogen tot stand is gekomen en dat verweerder ter motivering van het bestreden besluit niet naar het advies van de commissie heeft kunnen verwijzen. Eisers hebben in deze beroepsprocedure voldoende gelegenheid gehad om hun standpunt over het bestreden besluit naar voren te brengen en zijn door de handelwijze van verweerder niet in hun verdediging geschaad.
Ouderenwoning wordt in artikel 1.49 van de planregels gedefinieerd als een woning bestemd voor de huisvesting van één of tweepersoonshuishoudens waarvan beide personen ouder zijn dan 55 jaar.
Deze aanduiding strekt aldus ter bescherming van de gezondheid van de kinderen van de appartementbewoners, terwijl eisers zich verzetten tegen de komst van sociale woningbouw in hun woonomgeving in plaats van woningbouw in het duurdere segment voor één-of meerpersoonshuishoudens van 55 jaar en ouder. Dat is echter geen belang dat valt onder het beschermingsbereik van de norm uit het bestemmingsplan.
Verder is het verharden van grote stukken groen in strijd met de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan. Eisers hebben ter zitting verwezen naar pagina 49 van dit plan, waarin staat aangegeven dat het gebied aan de zuidkant aansluitend op de groenzone van de hoogspanningsleiding, waartoe het bouwplan behoort, zal worden ingericht als een parkachtig gebied met gras en beplanting.
Ten aanzien van het betoog van eisers dathet bouwplan niet past in de groene uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan van augustus 2005 overweegt de rechtbank dat daaruit niet volgt dat eisers aanspraak kunnen blijven maken op een inrichting van de bouwlocaties conform het op 16 maart 2016 onherroepelijk geworden bestemmingsplan. In dit geval heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2° van de Wabo ten behoeve van de beoogde herinrichting van de locaties is afgeweken van het bestemmingsplan. Dit betekent dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat verweerder niet bevoegd was om met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo, een omgevingsvergunning te verlenen.
Omdat verweerder bevoegd was tot het toepassen van de kruimelgevallenregeling was het niet nodig om de planologische aanvaardbaarheid van het bouwplan voor te leggen aan de gemeenteraad. Het enkele feit dat in dit geval voor toepassing van de kruimelgevallenregeling is gekozen, biedt geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid.
Beslissing
mr. A.G.M. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2018.