ECLI:NL:RBOBR:2018:2187

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
2 mei 2018
Zaaknummer
01/880792-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en meermalen verkrachting van een kwetsbare vrouw

Op 3 mei 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en meermalen verkrachting van een kwetsbare vrouw. De feiten vonden plaats op 27 mei 2017, toen het slachtoffer, een kwetsbare vrouw, door de verdachte en een medeverdachte werd benaderd en met geweld in een auto werd geduwd. Vervolgens werd zij tegen haar wil naar een woning gebracht, waar zij werd vastgehouden en gedwongen om seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als authentiek en betrouwbaar beoordeeld, ondanks het ontbreken van aanvullend bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gepleegde delicten veel maatschappelijke onrust veroorzaken en dat een lange gevangenisstraf noodzakelijk is voor de normhandhaving en de beveiliging van de maatschappij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880792-17
Datum uitspraak: 03 mei 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

[geboortegegevens] ,
[adres]
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 december 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 19 april 2018 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2017 te [gemeente] , in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn medeverdachte (onder meer) met dat opzet:
- die [slachtoffer] (met kracht) vastgegrepen en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) naar/in een auto geduwd en/of getrokken en/of getild en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) op de achterbank van een auto geduwd en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] op de achterbank van die auto (naar beneden) geduwd en/of
- die [slachtoffer] met die auto naar een woning gelegen in [gemeente] , in elk geval in Nederland, vervoerd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen zich te begeven naar een woning gelegen in [gemeente] in elk geval in Nederland, en/of daar naar binnen te gaan en/of daar te verblijven en/of (vervolgens) die woning afgesloten en/of
- de mond van die [slachtoffer] dichtgehouden en/of
- die [slachtoffer] met gebalde vuist op in/op het gezicht geslagen;
2. hij, meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks 27 mei 2017 te [gemeente] in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer):
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten en/of de billen in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] betast

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte:

- de (boven)kleding van die [slachtoffer] geheel of gedeeltelijk heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Kleed je uit en als je niet doet wat ik zeg, dan" en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, vuist heeft gebald en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) op bed heeft geduwd en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, vuist heeft gebald en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als jij niet hier blijft en niet doet wat ik zeg, komen er grote problemen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek heeft uitgetrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, voor die (op het bed zittende / liggende) [slachtoffer] is gaan staan en/of het hoofd en/of de nek/hals van die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis heeft geduwd en/of getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met gebalde vuist) in het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van die [slachtoffer]

en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 27 mei 2017 heeft aangeefster [slachtoffer] omstreeks 04.00 uur in [gemeente] bij het station twee mannen ontmoet. Zij is door een door een van die mannen vastgegrepen en met kracht op de achterbank van een door de andere man bestuurde auto geduwd.
Vervolgens is zij tegen haar wil overgebracht naar een woning. Ze is gedwongen een tijd in die woning te verblijven. Daar is zij volgens haar zeggen door verdachte gedwongen hem oraal te bevredigen.
Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat aangeefster [slachtoffer] op 27 mei 2017 bij het station in [gemeente] verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft ontmoet. Zij is door verdachte in een door medeverdachte [medeverdachte] bestuurde auto geduwd en vervolgens overgebracht naar de woning van medeverdachte [medeverdachte] in [gemeente] . Zij is gedwongen om daar een tijd te verblijven. Tijdens het verblijf heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer] gedwongen hem tot twee keer toe oraal te bevredigen.
Het ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en de verkrachting meermalen gepleegd kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster [slachtoffer] in een auto heeft geduwd en die haar later in de woning heeft verkracht.
Aangeefster heeft van beide daders nauwelijks bruikbare signalementen gegeven en verdachte voldoet niet aan het oppervlakkige signalement dat aangeefster heeft gegeven van de man die haar in [gemeente] in de auto heeft geduwd en die zij later in de woning oraal heeft moeten bevredigen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft niets verklaard wat kan bijdragen tot de identificering van de mededader. Op een vraag van de politie heeft hij zelfs verklaard verdachte niet te kennen. Dat de auto van verdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving is gebruikt kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De auto die verdachte destijds in zijn bezit had, had een beperkte waarde en verdachte leende deze auto regelmatig uit. Kennelijk hebben anderen die bewuste avond in de auto van verdachte rondgereden. Het is ook niet aannemelijk dat verdachte op de bewuste avond als bijrijder in zijn eigen auto zou hebben gezeten. Ook ligt het niet voor de hand om bij het plegen van een misdrijf een voertuig te gebruiken dat op je eigen naam staat. Het telefoonnummer dat door [slachtoffer] is gebruikt om mee naar haar vader te bellen kan niet onomstotelijk aan verdachte worden gekoppeld. Het telefoontoestel betrof een zogenaamd prepaid toestel en een simkaartje uit een prepaid toestel kan gemakkelijk van hand tot hand gaan.
Subsidiair heeft de verdediging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde gesteld dat er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Het in het dossier voor dit feit aanwezige bewijsmateriaal voldoet niet aan het wettelijk bewijsminimum. Voor dit feit is slechts één bewijsmiddel, te weten de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . Deze verklaring staat op zich. Er is DNA-onderzoek verricht, maar er is geen match gevonden met het beschikbare DNA van verdachte. Nu voor dit feit onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dient ook daarom voor dit feit vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden zoals onder 1 ten laste gelegd, en dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting meermalen gepleegd, zoals onder 2 ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank hecht grote waarde aan de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] . Deze verklaring komt op de rechtbank authentiek over. De inhoud is ontdaan van opsmuk en geeft feitelijk en genuanceerd weer wat er die nacht is gebeurd. Aangeefster geeft ook aan waar zij twijfel heeft over door haar gedane waarnemingen. Verder ontbreken in de verklaring van aangeefster [slachtoffer] elementen die zouden kunnen duiden op het aanzetten van het eigen leed, wat ook bijdraagt aan de waarachtigheid van haar verklaring.
Volgens [slachtoffer] werd zij op 27 mei 2017 tussen 04:00 en 04:30 uur bij de [naam supermarkt] , nabij Centraal Station [gemeente] aangesproken door twee mannen, die haar een sigaret aanboden. Ook gaf een van hen haar 4 euro toen zij daar om vroeg. Om een tweede sigaret te kunnen krijgen moest [slachtoffer] mee naar de elders geparkeerde auto. [slachtoffer] vroeg bij de auto of zij mocht bellen naar haar vader in Hongarije. Zij kreeg daarvoor toestemming en heeft kort gebeld.
TelefoonDit onderdeel van haar verklaring wordt bevestigd door de uitgelezen historische gegevens (hit 603) van het telefoonnummer eindigend op 793. Het betreft een gesprek van 109 seconden naar een nummer eindigend op 039. Dit nummer is het nummer van de vader van [slachtoffer] . Verdachte [verdachte] heeft op 24 juni 2017 verklaard dat hij de gebruiker was van het nummer eindigend op 793. [naam] , de ex-vriendin van verdachte [verdachte] , heeft verklaard dat zij in de periode april-juni 2017 een relatie had met verdachte en dat het telefoonnummer eindigend op 793 in die periode het telefoonnummer van verdachte was. Deze verklaring vindt steun in de belgegevens over de periode 22 april 2017 t/m 2 oktober 2017 waarin 27 keer een gesprek is gevoerd dan wel een sms-bericht is verzonden tussen het telefoonnummer van [naam] (eindigend op 947) en dat van verdachte [verdachte] . Verder is uit de historische verkeersgegevens van het nummer eindigend op 793 af te leiden dat dit GSM-nummer op 26 mei en 27 mei (buiten de hierna nog te bespreken aanstralingen) achtereenvolgens in [plaatsnamen] aanstraalde. Het GSM-nummer heeft gelet op de aangestraalde masten de route over de A50 van [plaatsnamen] naar [plaatsnamen] gevolgd. [naam] , de toenmalige partner van verdachte [verdachte] was destijds woonachtig in [plaatsnamen] .
Dat dit nummer op 27 mei 2017 feitelijk niet in gebruik was bij verdachte [verdachte] , komt de rechtbank gelet op het voorgaande als onaannemelijk voor. In het bijzonder is geen alternatief scenario aannemelijk geworden over het gebruik van dat telefoonnummer door een ander.
AutoGetuigen van de vrijheidsontneming hebben verklaard dat het slachtoffer in een rode Volkswagen met het kenteken [kentekennummer] of daarop gelijkend werd meegenomen. Uit RDW-gegevens is gebleken dat op 27 mei 2017 een rode Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kentekennummer] op naam van verdachte [verdachte] stond. De rechtbank gaat ervan uit dat het deze auto van verdachte is geweest die door getuigen is gezien op 27 mei 2017. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op enig moment in de auto werd geduwd door de grotere negroïde man. Camerabeelden bevestigen dat. Daarop is ook te zien dat een vrouw naar de auto rent en het portier opent, kennelijk in een poging om het slachtoffer te bevrijden. Deze vrouw – [naam] – heeft over dit voorval een verklaring afgelegd, waarin zij beschrijft dat een vrouw onder dwang en onder luid hulpgeroep in een auto is geduwd. [getuige] heeft hierover eveneens een verklaring afgelegd. Zij spreekt over twee negroïde mannen, waarvan er een kort geschoren haar had en de ander lange dreadlocks. De man met de dreadlocks was de man achter het stuur.
Relatie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben ontkend elkaar te kennen. Toch is uit historische belgegevens gebleken dat zowel voor als na 27 mei 2017 in totaal 15 keer is gebeld tussen het nummer eindigend op 940 (het nummer dat volgens de moeder van medeverdachte [medeverdachte] het nummer van haar zoon was) en het nummer eindigend op 793 (verdachte [verdachte] ). Dat is dus ook in de periode waarover [naam] verklaart dat verdachte toen dit telefoonnummer had.
RouteMet [slachtoffer] is gepoogd de route die zij in de nacht van 27 mei 2017 reed te reconstrueren aan de hand van hetgeen zij heeft waargenomen. De (vermoedelijke) route, gebaseerd op de aanwijzingen van [slachtoffer] - eindigde in [gemeente] . Uit het onderzoek van de verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte [verdachte] is vast komen te staan dat het nummer eindigend op 793 kort voor de vrijheidsberoving een mast aanstraalde in de buurt van het Centraal Station in [gemeente] . Later in de nacht, om 06:11 uur straalde dit GSM nummer een mast aan in [gemeente] op 1.7 kilometer afstand van het huis van de medeverdachte [medeverdachte] . Dat plaatst verdachte [verdachte] op beide plaatsen delict.
De woning van medeverdachte [medeverdachte] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat de auto waarin ze werd vervoerd werd geparkeerd in een straat voor een rijtjeswoning met huisnummer 70. De twee mannen hebben haar vervolgens naar een in de buurt gelegen woning geleid en de deur op slot gedaan. Volgens het slachtoffer hebben ze ongeveer drie minuten gelopen. In de woning stonden volgens slachtoffer [slachtoffer] een glazen tafel en een bankstel.
Op 27 mei 2017 heeft een verbalisant met [slachtoffer] de vermoedelijk gereden route gereden vanaf het station in [gemeente] . Uiteindelijk kwam men uit aan het einde van de [straatnaam] . Later bleek dat de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan de [straatnaam] te [gemeente] hemelsbreed op ongeveer 300 meter van de [straatnaam] ligt en dat om de hoek van de [straatnaam] een rijtjeshuis staat met het huisnummer 70 .
Op 11 oktober 2017 hebben verbalisanten in de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan de [straatnaam] te [gemeente] een onderzoek ingesteld. Verbalisanten zagen dat in de woonkamer een bankstel stond en ook zagen zij in de woning een glazen tafel staan. Van het interieur zijn foto’s genomen. Op 13 november 2017 werden aan [slachtoffer] foto’s van het bankstel en van de glazen tafel getoond. [slachtoffer] herkende het bankstel en de glazen tafel als zijnde het bankstel en de glazen tafel in de woning waar zij tegen haar wil naar toe is gebracht en vastgehouden.
Het signalement van verdachte en de medeverdachte.
Volgens [slachtoffer] waren de daders van de wederrechtelijke vrijheidsberoving een kleinere zwarte man met rasta haren en een grotere langere negroïde jongen, die kaal was of heel korte haren had. De kleinere man bestuurde de auto en de langere man heeft haar in de auto geduwd. Uit de foto’s op de zich in het strafdossier bevindende ID-staten (blz. 31 en 67) van medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte [verdachte] is de rechtbank gebleken dat de huidskleur en het kapsel van de medeverdachte en van verdachte overeenkomen met de door [slachtoffer] gegeven signalementen van de daders. Met name het signalement van medeverdachte [medeverdachte] , een kleinere zwarte man met lange rasta haren, is volgens de rechtbank zeer kenmerkend.
Tussenconclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de twee mannen zijn die zich schuldig hebben gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Aan de ene kant laat het bewijs redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat het verdachte is die [slachtoffer] met zijn telefoon naar haar vader heeft laten bellen en ter plaatse was met zijn auto. Aan de andere kant wijst het bewijs overtuigend in de richting van medeverdachte [medeverdachte] als de kleinere man met de lange rasta haren die de auto van verdachte bestuurde. Niet alleen voldoet medeverdachte [medeverdachte] aan de kenmerkende beschrijving van het uiterlijk van die tweede verdachte, ook is hij op 5 juni 2017 door [slachtoffer] herkend bij de [naam supermarkt] en geeft hij er, afgaande op de camerabeelden die er van die ontmoeting zijn, blijk van [slachtoffer] op zijn beurt te herkennen. Daarbij telt de rechtbank nog op de reconstructie van de gereden route die tot dicht bij de woning van medeverdachte [medeverdachte] leidde en de herkenning van het interieur van die woning door [slachtoffer] . Ten slotte zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met elkaar in verband te brengen via een groot aantal contacten tussen de telefoonnummers die aan hen kunnen worden toegeschreven. Dat zij beiden volhouden dat zij elkaar niet kennen, ziet de rechtbank als kennelijk leugenachtige verklaringen met geen ander doel dan de waarheid te bemantelen.
Dit samenstel van omstandigheden maakt dat een alternatief scenario waarin verdachte en medeverdachte niet de twee personen zijn die het ten laste gelegde hebben begaan zeer onwaarschijnlijk moet worden geacht, terwijl de rechtbank nog geen begin van aannemelijkheid van een dergelijk alternatief scenario heeft kunnen ontdekken.
De rechtbank verwerpt het primair gevoerde verweer.
Gelet op het vorenstaande –in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gepleegd.
VerkrachtingenTen aanzien van de onder 2 ten laste gelegde verkrachtingen acht de rechtbank doorslaggevend wat [slachtoffer] daarover heeft verklaard. Zij heeft gedetailleerd beschreven hoe zij verdachte tot tweemaal toe oraal heeft moeten bevredigen, waarbij hij tweemaal ejaculeerde in haar mond. Dat er naast de verklaring van [slachtoffer] geen steunbewijs is in de vorm van een verklaring van de medeverdachte op dit punt of bruikbare gegevens uit de swipes die door het NFI zijn onderzocht, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat dit feit niet kan worden bewezen verklaard.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] over het tot tweemaal toe tegen haar wil oraal moeten bevredigen van verdachte consistent en voldoende gedetailleerd en derhalve betrouwbaar. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één persoon. In de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de aan de verkrachting voorafgaande vrijheidsbeneming tot doel moet hebben gehad om [slachtoffer] uit de openbare ruimte te halen, te isoleren en met haar – binnen de op die manier gecreëerde machtssituatie – tegen haar wil grensoverschrijdende gedragingen te verrichten. De beide ten laste gelegde feiten moeten dus in samenhang en volgordelijk verband worden beschouwd. Meer in het bijzonder nog vindt het onder 2 ten laste gelegde ondersteuning in de bewijsmiddelen die, zoals hiervoor is overwogen in het kader van het onder 1 ten laste gelegde, verdachte en [slachtoffer] in die machtssituatie in de woning van medeverdachte [medeverdachte] plaatsen, welke woning afgaande op de verklaring van [slachtoffer] als plaats delict voor de verkrachting is aan te merken.
De rechtbank verwerpt het subsidiair gevoerde verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] meermalen heeft verkracht.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 27 mei 2017 te [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers hebben hij verdachte en/of zijn medeverdachte (onder meer) met dat opzet:
- die [slachtoffer] (met kracht) vastgegrepen en - die [slachtoffer] (met kracht) naar/in een auto geduwd en/of getrokken en/of getild en
- die [slachtoffer] (met kracht) op de achterbank van een auto geduwd en
- het hoofd van die [slachtoffer] op de achterbank van die auto (naar beneden) geduwd en
- die [slachtoffer] met die auto naar een woning gelegen in [gemeente] vervoerd en
- die [slachtoffer] gedwongen zich te begeven naar een woning gelegen in [gemeente] , en daar naar binnen te gaan en daar te verblijven en die woning afgesloten en
- de mond van die [slachtoffer] dichtgehouden.
2. meermalen op 27 mei 2017 te [gemeente] door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, telkens:
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de billen van die [slachtoffer] betast

en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte:

- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Kleed je uit en als je niet doet wat ik zeg, dan" en vervolgens zijn, verdachtes, vuist heeft gebald en
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als jij niet hier blijft en niet doet wat ik zeg, komen er grote problemen", en
- vervolgens zijn, verdachtes, broek en onderbroek heeft uitgetrokken en
- meermalen voor die [slachtoffer] is gaan staan en het hoofd en/of de hals van die [slachtoffer] met kracht heeft vastgegrepen en vastgehouden en het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis heeft getrokken en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan bij het verkort vonnis gevoegd.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van een kwetsbare vrouw. Ook heeft verdachte deze vrouw tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving meermalen verkracht.
Delicten als de onderhavige veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Verdachte en de mededader hebben het slachtoffer veel leed aangedaan.
Door haar tegen haar wil mee te nemen naar een woning in [gemeente] en haar daar een tijd vast te houden is een grote inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en persoonlijke bewegingsvrijheid. De wederrechtelijke vrijheidsberoving moet een grote indruk op haar hebben gemaakt.
Verdachte heeft daarnaast op grove haar lichamelijk integriteit geschonden door tot tweemaal toe haar te dwingen hem oraal te bevredigen. Hij heeft enkel zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren, met voorbijgaan aan de grote angst die hij bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht en het leed dat hij haar daarbij aandeed.
Uit het politiedossier blijkt concreet dat het slachtoffer in deze zaak kort na het bewezen verklaarde, op 2 juni 2017, een suïcidepoging heeft gedaan. Hoewel niet zonder meer is vast te stellen welk verband er bestaat tussen het bewezen verklaarde en deze suïcidepoging, acht de rechtbank het aannemelijk dat het bewezen verklaarde daaraan in enige mate heeft bijgedragen. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening gehouden met het gewelddadig karakter van de (mede) door verdachte gepleegde strafbare feiten. Gebleken is dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met een ander gewelddadig te zijn tegen een willekeurig gekozen slachtoffer.
Kijkend naar zijn persoon, houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte reeds eerder op 23 december 2011 door het gerechtshof Arnhem ter zake poging tot moord/doodslag meermalen gepleegd en voor het bezit van/handel in (vuur)wapen en munitie onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte om hem moverende redenen heeft geweigerd om mee te werken aan het door de rechtbank gelaste psychiatrisch en psychologisch onderzoek van verdachte. Hierdoor hebben de psychiater en psycholoog geen uitspraken kunnen doen over een eventuele ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en over een eventuele doorwerking daarvan bij het bewezen verklaarde.
Nu de rechtbank door de proceshouding van verdachte geen inzicht heeft verkregen in de persoon en psyche van verdachte kan de rechtbank niet anders dan verdachte afstraffen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor verkrachting en bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten en de in soortgelijke zaken opgelegde straffen dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 47, 57, 242, 282.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:

(t.a.v. feit 1:)medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.(t.a.v. feit 2:)verkrachting, meermalen gepleegd. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf.

(t.a.v. feit 1, feit 2:)gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 3 mei 2018.