ECLI:NL:RBOBR:2018:2479

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
18_641
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van intrekkingsbesluit omgevingsvergunning in verband met verstoring nest steenuil

Op 23 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De provincie Noord-Brabant had in 2017 een bouwbedrijf gelast om de sloop van een schuurtje te staken omdat er een nest van een steenuil in het schuurtje zou zijn. De provincie trok deze last echter in, wat leidde tot een verzoek van de verzoekers om schorsing van dit intrekkingsbesluit. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen nest van een steenuil meer in de schuur aanwezig was en dat er daarom geen reden was om het besluit te schorsen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de schorsing alleen kan worden toegewezen als er nog iets te redden valt, wat in dit geval niet aan de orde was. De verzoekers, verenigingen die zich inzetten voor de bescherming van vogels, werden als belanghebbenden erkend, terwijl de individuele verzoeker niet als belanghebbende werd aangemerkt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de steenuil waarschijnlijk elders een nest had gevonden en dat de sloop van de schuur geen schade zou toebrengen aan het nest. De verzoeken om schorsing werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 18/641 en SHE 18/1061
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 mei 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker

Vogelwerkgroep Boxmeer en Omstreken en Vogelwerkgroep Rijk van Nijmegen,verzoeksters,
gemachtigde [naam]
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigden: L. Cloodt, J. Coenen en A. Speekenbrink).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf] .(gemachtigde [naam] ), [naam] te [vestigingsplaats] .

Procesverloop

In het besluit van 9 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder een eerder besluit van 27 november 2017 (een last onder dwangsom aan de derde-partij in verband met overtreding van artikel 3.5, vierde lid van de Wet natuurbescherming (Wnb), ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 18/641.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 april 2018. Verzoeker is verschenen. namens verweerder zijn de gemachtigden J. Coenen en A. Speekenbrink gekomen. De derde-partij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Verzoeksters hebben vervolgens tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dat is geregistreerd onder zaaknummer
SHE 18/1061.
De behandeling van de zaak SHE 18/641 is voortgezet op de zitting van 18 mei 2018. Toen is ook zaak SHE 18/1061 behandeld. Verzoeker is verschenen. Verzoeksters zijn niet zelf verschenen, maar hun gemachtigde wel. Namens verweerder zijn de gemachtigden,
L. Cloodt en J. Coenen gekomen. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De gemeente St. Anthonis (de gemeente) heeft bij verweerder gemeld dat de derde-partij heeft gewerkt aan een schuur van de [adres] te [woonplaats] en dat hierbij het nest van een steenuil is beschadigd. Verzoeker had eerder hierover geklaagd bij de gemeente. De derde-partij is eigenaar van de schuur en het bijbehorende woonhuis. Hij wil op deze plaats woningen gaan bouwen.
2. Op 18 oktober 2017 is verweerder gaan controleren en heeft hij gezien dat in de schuur het isolatiemateriaal tegen het dakbeschot is verwijderd. Hierachter zat het nest van de steenuil. Het nest is dus beschadigd en dat is een overtreding van artikel 3.5, vierde lid van de Wet natuurbescherming (Wnb). In dit artikel is het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen verboden. Verweerder heeft op 18 oktober 2017 de schuur verzegeld om verdere onomkeerbare gevolgen voor het nest van de steenuil te voorkomen. Verweerder beschouwt de derde-partij als overtreder. Verweerder heeft in het besluit van 27 november 2017 aan de derde-partij gelast om (verdere) overtreding van artikel 3.5, vierde lid van de Wnb, te voorkomen. De derde-partij mag de bouw- en/of sloopwerkzaamheden niet hervatten. Als de derde-partij dit toch zou doen, dan moet hij een dwangsom betalen. Tegen het besluit van 27 november 2017 heeft niemand bewaar gemaakt. In januari 2018 heeft de Vereniging Vogelwacht Maasheggen (de Vogelwacht) in de schuur geen sporen gevonden van een steenuil. In het woonhuis bij de schuur zijn wat oude braakballen van een kerkuil gevonden. Op basis van deze rapportage heeft verweerder de conclusie getrokken dat de overtreding van artikel 3.5, vierde lid van de Wnb voorbij is omdat er geen nest meer wordt verstoord. Daarom heeft verweerder bij het bestreden besluit het dwangsombesluit van 27 november 2017 heeft ingetrokken.
3. Verzoeker woont op een aantal kilometers van de schuur. Ook al is hij erg betrokken bij het lot van de steenuil en weet hij er veel van af, dit maakt hem nog geen belanghebbende. Je moet wel belanghebbende zijn om bezwaar te kunnen maken tegen een besluit. Iemand is belanghebbende als hij of zij een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Een gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is niet voldoende om een persoonlijk belang aan te nemen. Ook al heeft verzoeker in het verleden zelf de klacht bij de gemeente ingediend over de verstoring van het nest van de steenuil, dit maakt hem nog geen belanghebbende. Zijn bezwaarschrift is volgens de voorzieningenrechter niet ontvankelijk. Verzoeksters zijn wel belanghebbende, het zijn verenigingen die zijn opgericht om vogels te beschermen in de directe omgeving.
4. Bij de eerste zitting heeft de voorzieningenrechter verweerder gevraagd om zelf bij de schuur te gaan kijken om te zien of er nog een nest van een steenuil kan zitten. Dat heeft verweerder gedaan. Hij heeft geen sporen van een steenuil aangetroffen. Verweerder verwacht dat de steenuil elders in de omgeving een nest heeft gebouwd en heeft twee nestkasten in de omgeving aangetroffen.
5. De gemachtigde van verzoeksters heeft niet bestreden dat de steenuil niet meer nestelt in de schuur. Hij heeft op de tweede zitting verklaard dat hij de steenuil in de omgeving heeft gehoord. Volgens hem hangen de nestkasten verkeerd.
Het is jammer dat verweerder en de gemachtigde van verzoeksters niet samen hebben gekeken bij de schuur. Dit was wel de bedoeling van de voorzieningenrechter. Partijen zijn het er echter wel eens over dat de steenuil niet meer nestelt in of bij de schuur.
6. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist, met andere woorden, als er nog iets te redden valt. Het gaat in dit geval enkel en alleen over de vraag wat er zou kunnen gebeuren als de derde-partij de schuur gaat slopen. Er zit geen nest van een steenuil in de schuur. Als de schuur wordt gesloopt, wordt er geen nest verstoord of beschadigd. Er is dan geen overtreding van artikel 3.5, vierde lid van de Wnb. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het weinig zin heeft om het bestreden besluit te schorsen en sloop van de schuur tegen te houden. De voorzieningenrechter denkt niet dat bezwaren van verzoeksters zullen leiden tot een ander besluit van verweerder. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat de steenuil kennelijk nog wel in de omgeving is, ook al is er een half jaar verstreken sinds de verstoring van het nest. Het is aannemelijk dat de steenuil ergens anders een mooi plekje heeft gevonden en de schuur daarom niet meer nodig heeft.
7. Daarom wijst de voorzieningenrechter de verzoeken om schorsing van het bestreden besluit af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.
griffier voorzieningenrechter
De griffier is niet in staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.