ECLI:NL:RBOBR:2018:2507

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
C/01/322539 / HA ZA 17-419
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid waterschap voor wateroverlast door niet-nakoming zorgplicht

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een akkerbouwer, aangeduid als [eiseres], en het Waterschap De Dommel (WDD). [Eiseres] vorderde een verklaring voor recht dat WDD onrechtmatig heeft gehandeld door zijn onderhouds- en beheersverplichtingen niet na te komen, wat leidde tot wateroverlast in 2016 en schade aan haar gewassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beheersgebied van WDD verantwoordelijk is voor het onderhoud van de hoofdwatergangen en dat [eiseres] haar perceel exploiteert binnen dit gebied. Tijdens een periode van zware regenval in mei en juni 2016 heeft [eiseres] schade geleden door wateroverlast, die zij toeschrijft aan de nalatigheid van WDD.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de meteorologische gegevens en de onderhoudsplicht van WDD. Het verweer van WDD was dat de extreme neerslag de oorzaak was van de wateroverlast en dat zij aan haar zorgplicht had voldaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat WDD niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht als waterbeheerder. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van WDD, die zijn begroot op € 3.010,00. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen vanaf de datum van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/322539 / HA ZA 17-419
Vonnis van 23 mei 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.M.M. Menu te Tilburg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP DE DOMMEL,
zetelend te Boxtel,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en WDD genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 oktober 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 maart 2018 in deze zaak en in zes andere zaken
  • de faxberichten van 14 mei 2018 van mrs. Menu en Teerink en mr. Pieterse (mede namens mr. Jacobse) waarin zij hun opmerkingen naar aanleiding van het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal kenbaar maken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.2.
Het beheersgebied van WDD telt 840.000 ingelanden. In het beheersgebied bevinden zich ongeveer 30.000 km aan watergangen in beheer en ongeveer 2.350 km aan watergangen in onderhoud. In het beheersgebied bevinden zich 44 waterbeheersingsgemalen, 976 stuwen, bodemvallen etc. WDD is verantwoordelijk voor het onderhoud van de hoofdwatergangen (A-watergangen) in zijn beheersgebied. Het onderhoud van de overige watergangen (B-watergangen) valt onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de daaraan aangrenzende percelen.
2.3. [eiseres] exploiteert een akkerbouwbedrijf in het zuiden van het beheersgebied van WDD, met percelen in Eersel en Riethoven. [eiseres] teelt suikerbieten op het bovenste gedeelte van het perceel, kadastraal bekend [kadastraal nummer] (hierna: het perceel). [1] De ligging van het perceel is weergegeven op pagina 13 van het aanvullende rapport van Agro (productie 11 van [eiseres] ). Het perceel watert af via perceelsloten, die niet in beheer zijn van WDD, naar de A-watergang KS74. Deze watergang stroomt onder vrij verval af in noordelijke richting, parallel aan de A-watergang KS70 en de A- watergang Keersop. De KS74 en KS70 komen stroomafwaarts uit in de Keersop. In de Keersop bevindt zich de stuw Keersoppermolen.
2.4.
Van 30 mei tot 1 juli 2016 was sprake van zware regenval in Oost-Brabant, Limburg en België. Op veel plaatsen in het beheersgebied van WDD viel in die periode meer dan 200 mm en soms wel 300 mm neerslag, terwijl er gemiddeld in juni 68 mm valt.
2.5.
In het zuiden van het beheersgebied viel de meeste neerslag. Volgens de metingen van het dichtstbijzijnde neerslagstation bij het perceel (Eersel) bedroeg het langjarig gemiddelde voor mei 62,7 mm. Op 30 en 31 mei 2016 viel bijna 50% van dat gemiddelde maandtotaal in minder dan 24 uur. Op 13 en 14 juni 2016 viel in totaal 103 mm neerslag, terwijl het langjarig gemiddelde ter plaatse voor de hele maand juni 65,6 mm bedraagt. Op 23/24 juni 2016 viel 32,5 mm neerslag. Het maandtotaal van juni kwam uit op 251,5 mm, bijna vier keer zoveel als het langjarig gemiddelde. In de periode van 30 mei tot 3 juli 2016 was sprake van een opeenvolging van zware buien met een hoge herhalingskans. De herhalingskans van de opgetreden neerslag ligt tussen de T = 25 (eens in de 25 jaar) en
T = 50 (eens in de 50 jaar).
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert samengevat - een verklaring voor recht dat WDD jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat WDD zijn wettelijke onderhouds- en beheersverplichtingen niet tijdig en niet deugdelijk is nagekomen, waardoor wateroverlast in 2016 is ontstaan, alsmede dat WDD aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade, met veroordeling van WDD tot vergoeding van die schade op te maken bij staat, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
WDD voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door niet tijdig en/of onvoldoende maatregelen te treffen ter voorkoming en beperking van de wateroverlast en de daardoor ontstane schade. Zij stelt dat haar perceel op 23 juni 2016 onder water is komen te staan waardoor het gewas schade heeft geleden. Onder verwijzing naar het deskundigenrapport van ing. P.J. A. Wilders van Agro Expertise (hierna Agro) van 5 augustus 2016 en het aanvullend rapport van Agro van 22 februari 2018 stelt [eiseres] dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door:
niet te voldoen aan de NBW-normen;
geen actie te ondernemen naar aanleiding van de code oranje melding van het KNMI;
de watergangen onvoldoende te onderhouden, op te schonen en te maaien;
e watergangen niet uit te diepen en daardoor de landbouwpercelen en omliggende percelen te laten dienen als wateropvang buffer;
de stuwen niet goed af te stellen.
4.2.
WDD bestrijdt dat hij niet aan de zorgplicht heeft voldaan. Bovendien ontbreekt volgens WDD het causaal verband tussen de gestelde schending van de zorgplicht en de schade. Volgens WDD is het de extreme en aanhoudende neerslag geweest die de wateroverlast bij [eiseres] heeft veroorzaakt. Ter ondersteuning van deze verweren heeft WDD een deskundigenrapport overgelegd van ing. J.J. Velthuijs van Lemkes & Velthuijs BV (hierna: Velthuijs) van 8 september 2017. Daarnaast heeft [eiseres] volgens WDD te laat geklaagd, is sprake van rechtsverwerking en van eigen schuld.
4.3.
Het geschil spitst zich ten eerste toe op de vraag of WDD tegenover [eiseres] is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als waterbeheerder.
4.4.
Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank het volgende voorop.
Op grond van artikel 1 lid 1 van de Waterschapswet heeft een waterschap de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel. Artikel 1 lid 2 van de Waterschapswet draagt waterschappen onder meer de zorg voor het watersysteem op. Het watersysteem is een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken (artikel 1.1 Waterwet). Bij de uitoefening van zijn taken moet het waterschap rekening houden met verschillende waterstaatkundige belangen. [eiseres] geeft die belangen te beperkt weer. Zij stelt dat waterschappen de stand van het oppervlaktewater en grondwater moeten beheren, opdat de ingelanden geen schade zullen ondervinden van een overmatige toevloed van hemel- of oppervlaktewater of door uitdroging van landbouwgronden. Waterschappen moeten echter meer belangen in aanmerking nemen. Gelet op artikel 2.1 van de Waterwet is het waterbeheer gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
4.5.
De rechtbank zal hierna op de afzonderlijke verwijten ingaan.
Ad a. schending van de normen voor wateroverlast
4.6.
[eiseres] stelt (onder verwijzing naar de rapporten van Agro) dat de waterhuishouding niet voldoet aan de normen opgenomen in de NBW-richtlijn.
4.7.
WDD stelt zich, onder verwijzing naar het (als prod. 1 door WDD overgelegde) rapport van Velthuijs, op het standpunt dat het watersysteem voldoet aan de NBW-normen en dat bij de laatste watersysteemtoets van 2013 is gebleken dat de afvoer nabij het perceel van [eiseres] aan de daarvoor geldende akkerbouwnorm van 1/25 voldoet. Daarnaast wijst WDD er op dat (ook) uit het rapport van Agro (prod. 5 bij dagvaarding) volgt dat het watersysteem op orde is aangezien Agro daarin immers vermeldt dat het water na de (hevige) buien van eind mei en begin juni nog tijdig afgevoerd kon worden, en dat zou, zo stelt WDD, niet mogelijk zijn als de verwijten die [eiseres] WDD maakt terecht zouden zijn.
4.8.
De rechtbank overweegt het volgende.
De zorgplicht van een waterschap wordt ingekaderd door wettelijke normen voor wateroverlast. Deze normen (door partijen aangeduid als NBW-normen) drukken de hoogst toelaatbare kans op overstroming uit.
4.9. Op grond van artikel 2.8 van de Waterwet worden bij provinciale verordening, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, normen gesteld met betrekking tot de gemiddelde kans op overstroming van daarbij aangewezen gebieden. Uit de toelichting op deze bepaling blijkt dat deze normen de voor de verschillende vormen van landgebruik hoogst toelaatbaar geachte kans op overstroming uitdrukken. Het gaat om het gewenste beschermingsniveau. Uit het gewenste beschermingsniveau worden dimensionering, inrichting en het beheer van het watersysteem afgeleid. Ook worden daar de maatregelen uit afgeleid die moeten worden genomen om het watersysteem aan de norm te laten voldoen (Kamerstukken II 2006/07, 30818, nr. 3, p.93).
4.10.
De normen voor wateroverlast zijn vastgelegd in artikel 2.3 van de Verordening water Noord-Brabant (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende bijlage II. Op grond van artikel 2.3 lid 2, aanhef en onder c en d, van de Verordening geldt buiten de bebouwde kom van een gemeente als norm een overstromingskans van 1/25 per jaar voor akkerbouw en 1/10 per jaar voor grasland.
Op grond van artikel 2.3 lid 4 van de Verordening geldt voor de gebieden buiten de bebouwde kom, aangegeven op bijlage II bij deze verordening, geen norm, dan wel een hogere of een lagere norm.
In de toelichting op de Verordening (Provinciaal Blad, 2009, 230) staat dat
voor (natuurlijke) beekdalen en natuurgebieden geen norm geldt. Het betreft het gebied dat behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast geldt het zogenaamde maaiveldcriterium. Dat wil zeggen dat een klein gedeelte van het gebied niet aan de norm behoeft te voldoen. Voor grasland is dat 5%, voor akkerbouw 1%, en voor bebouwd gebied 0 %, aldus de toelichting op de Verordening.
4.11.
De rechtbank stelt vast dat voor het perceel de norm voor akkerbouwgrond geldt van 1/25. Dat wil zeggen dat de hoogst toelaatbare kans op overstroming één keer per 25 jaar mag zijn. WDD heeft onweersproken gesteld dat de waterafvoer nabij het perceel in 2013 voldeed aan de geldende norm voor wateroverlast. Ook de rechtbank gaat daarvan uit.
[eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat het watersysteem in 2016 niet meer aan deze norm voldeed. De algemene stelling (punt 16 spreekaantekeningen mrs. Menu en Teerink) dat niet aan de norm wordt voldaan omdat ‘de meeste percelen’ in de periode mei/juni 2016 al drie maal overstroomd zijn, geldt niet voor het perceel van [eiseres] . Volgens [eiseres] vond (alleen) op 23 juni 2016 inundatie van het perceel plaats vanuit de watergangen van WDD.
De enkele omstandigheid dat inundatie heeft plaatsgevonden brengt niet met zich dat reeds om die reden sprake zou zijn van schending van de normering voor wateroverlast. In zoverre heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht voldaan.
4.12.
Agro verwijst in zijn rapporten naar een afvoernorm van 14 mm per etmaal, welke opgenomen zou zijn in het Cultuurtechnisch Vademecum. Uit het in rov. 4.10 opgenomen toetsingskader volgt echter niet dat die norm nog naast de in de Verordening vastgelegde normen afzonderlijk van toepassing is. Overigens heeft Agro evenmin gesteld dat aan die norm niet voldaan is. De verwijzing van Agro leidt dus niet tot een ander oordeel.
4.13.
Het verwijt dat niet is voldaan aan de normen voor wateroverlast (de NBW-normen) is daarom niet gegrond.
Ad b. onvoldoende reageren op code oranje KNMI
4.14.
[eiseres] stelt dat het KNMI weerwaarschuwingen (code oranje) heeft afgegeven op 30 mei en 2 juni 2016 voor Noord-Brabant en op 30 mei, 2 juni en 7 juni 2016 voor Limburg en stelt zich op het standpunt dat WDD daarop onvoldoende adequaat en anticiperend heeft gereageerd.
4.15.
WDD voert onder meer als verweer dat voorafgaand aan de vermeende schadedatum (23 juni 2016) geen weerwaarschuwing met code oranje is afgegeven voor het betreffende gebied.
4.16.
De rechtbank stelt voorop dat de schade volgens [eiseres] is ontstaan doordat het perceel tijdens of na de hevige regenbui op 23 juni 2016 deels onder water is komen te staan. WDD heeft echter onweersproken gesteld dat voorafgaand aan 23 juni 2016 geen weerwaarschuwing met code oranje is gegeven voor het betreffende gebied. Alleen hierom al treft het verwijt dat WDD onvoldoende heeft gereageerd op de weerwaarschuwing code oranje geen doel.
Ad c. Onvoldoende onderhoud, opschonen en maaien watergangen
4.17.
Tussen partijen staat vast dat dit verwijt ziet op de KS74, een A-watergang die in onderhoud is bij WDD. De B-watergangen en schouwsloten zijn niet bij WDD in onderhoud.
4.18.
[eiseres] verwijt WDD slecht onderhoud aan de watergang. Het betreft het niet tijdig of te weinig maaien en vegen van de sloten waarbij watergangen nooit uitgediept zijn. In het aanvullend rapport van Agro is gesteld dat de watergangen op de schadedatum niet geveegd waren en er sprake was van extreme onkruidgroei langs het talud en op de bodem. Volgens Agro is uit onderzoek gebleken dat begroeiing van watergangen het water opstuwt en de afvoer van water ernstig belemmert. WDD heeft de vrijheid om eerder en vaker te maaien dan volgens de in het maaibeleid vastgestelde periode. Uit de jurisprudentie volgt dat op een waterschap de verplichting rust om vaker te maaien en te baggeren als de begroeiingsgraad dat verlangt. WDD slaat geen acht op de begroeiingsgraad, terwijl hij dat volgens [eiseres] wel zou moeten doen.
4.19.
WDD betwist dat sprake was van overmatige begroeiing. Op de namens [eiseres] overgelegde foto’s worden goed onderhouden watergangen afgebeeld. Agro heeft pas zes weken na de schadedatum een bezoek aan de locatie gebracht. Dat was te laat om een betrouwbaar beeld te krijgen van de begroeiing op de schadedatum. WDD moet bij zijn maaibeleid rekening houden met de voorkeursperioden die voortvloeien uit de Flora- en Faunawet (per 1 januari 2017 vervangen door de Wet Natuurbescherming) en de Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen (hierna: de Gedragscode). De KS74 diende volgens het maaibeleid in maaiperiode 3, van 1 juni tot en met 15 juli te worden gemaaid. De KS74 is ter hoogte van het perceel van [eiseres] in week 25 (20-26 juni 2016) gemaaid. Alleen als daartoe een aanleiding bestaat mag worden afgeweken van de in de wet vastgestelde voorkeursperioden. De relatief droge periode tot eind mei 2016 gaf geen aanleiding om het maaiwerk vervroegd uit te voeren omdat geen sprake was van hoge waterstanden. [eiseres] heeft ook niet geklaagd over overmatige begroeiing, terwijl van haar als ingeland mag worden verwacht dat zij na ontdekking van overmatige begroeiing in een bij WDD in beheer zijnde watergang tijdig klaagt. WDD wordt dan in de gelegenheid gesteld om onderzoek te doen naar de oorzaak van eventuele overmatige begroeiing en om deze na afweging van alle bij zijn beleid betrokken belangen tijdig te verwijderen.
4.20.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van WDD, en het ontbreken van een nadere onderbouwing van de zijde van [eiseres] , staat niet vast dat sprake was van overmatige begroeiing in de periode waarin de wateroverlast zich voordeed. Maar ook als dat wel het geval was, betekent dat niet zonder meer dat WDD tekort is geschoten in het onderhoud. De onderhoudsplanning voor de KS74 is in overeenstemming met de Flora- en Faunawet (oud) en de door WDD gehanteerde Gedragscode. WDD heeft de watergang KS74 conform de onderhoudsplanning onderhouden. Dat neemt niet weg dat er omstandigheden kunnen zijn die ertoe leiden dat WDD moet afwijken van de onderhoudsplanning door eerder te maaien. De Gedragscode biedt daar ook ruimte voor. Maaiwerkzaamheden kunnen eerder worden uitgevoerd als dat vanwege de primaire waterschapstaken niet anders kan en met de nodige voorzorg (paragraaf 4.2.3 Gedragscode). Op WDD rust in beginsel geen verplichting om uit eigen beweging te onderzoeken of de begroeiing in de KS74 nabij het perceel van [eiseres] zodanig is dat het noodzakelijk is om vervroegd te maaien (vgl. HR 9 november 2001, NJ 2002, 446, oude Rijnstromenarrest). [eiseres] heeft geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die voor WDD aanleiding hadden moeten zijn om vervroegd te maaien. Als volgens [eiseres] sprake was van een dusdanige begroeiing van de watergang dat er aanleiding was om eerder te maaien dan gepland, lag het op haar weg om WDD daarop te wijzen en te vragen om het maaiwerk vervroegd uit te voeren. Dat [eiseres] een dergelijke melding en/of verzoek heeft gedaan, is gesteld noch gebleken.
4.21.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat WDD zijn zorgplicht jegens [eiseres] heeft geschonden door watergangen onvoldoende te onderhouden, op te schonen en te maaien, in het licht van het gemotiveerde verweer van WDD, onvoldoende heeft onderbouwd.
Ad d. uitdiepen watergangen/waterbuffer
4.22.
Ten aanzien van het verwijt dat de watergangen niet zijn uitgediept, verwijst [eiseres] naar de rapportage van Agro. In het eerste rapport van Agro (prod. 5 bij dagvaarding, pagina 4 onder C) stelt de deskundige dat de watergangen veel te ondiep zijn en nooit zijn uitgediept. Waar deze stelling op is gebaseerd, wordt niet toegelicht.
4.23.
In het rapport van Velthuijs staat (pag. 7 en de figuren 6, 6a, 6b en 6c) dat de bodemhoogte van de KS74 (21.40 m +NAP) ten opzichte van het laagste maaiveld (22.30 +NAP) toereikend is. WDD betwist dat de watergang onvoldoende diep is. WDD heeft ter zitting aangegeven dat de laatste nameting van de bodemhoogten ter plaatse waarschijnlijk in 2012/2013 heeft plaatsgevonden en dat dus niet exact bekend is wat de bodemhoogte was op het schademoment. WDD heeft daarbij toegelicht dat er alleen wordt nagemeten als er een aanwijzing is dat de bodem te hoog is. Aanzanding van een in de watergang liggende duiker is in dit verband een aanwijzing. Omdat er hier geen verzanding is geconstateerd, was er volgens WDD geen aanleiding om een nameting te doen.
4.24.
[eiseres] heeft niet betwist dat de bodemhoogte van de KS74 toereikend is. Zij heeft niet gereageerd op de toelichting die WDD heeft gegeven over de metingen in 2012/2013 en het ontbreken van een aanwijzing om tot een nameting over te gaan. Gelet op het gemotiveerde verweer van WDD wordt de stelling van [eiseres] dat de watergang te ondiep was doordat WDD deze niet heeft uitgediept als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.25.
Op de zitting heeft [eiseres] voorts verklaard dat het deel van het gebied waarin het perceel van [eiseres] ligt als waterbuffer is gebruikt, terwijl er ook voor gekozen had kunnen worden daarvoor een ander deel te gebruiken. Of dit bewust zo is gedaan door WDD is haar niet bekend. WDD betwist dat in bedoeld gebied (bewust) water wordt geborgen dat daar niet thuis hoort en [eiseres] heeft haar stelling niet nader onderbouwd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de betwisting van WDD, uit de stellingen van [eiseres] op dit punt niet volgt dat hier sprake is van een handelen of nalaten aan de zijde van WDD waardoor de door [eiseres] (gestelde) schade is ontstaan.
Ad e. afstellen stuwen
4.26.
In het eerste rapport van Agro is zonder nadere toelichting gesteld dat de stuwen niet goed afgesteld waren en in het aanvullend rapport wordt ook niet nader ingegaan op de stuwstand. Uit de verklaringen op de zitting blijkt dat [eiseres] WDD verwijt dat de stuw Keersoppermolen niet (of niet tijdig) omlaag is gezet. In het rapport van Velthuijs is gesteld (op pagina 12) dat een medewerker van WDD de stuw op 3 juni 2016 40 cm heeft verlaagd. Aan de zijde van WDD is op de zitting verklaard dat de stuw daarna (voorafgaand
aan de wateroverlast van 23 juni 2016) niet omhoog is gehaald. Dat is door [eiseres] niet betwist terwijl ook niet is gesteld dat de stuw verder omlaag gezet had kunnen worden.
Gelet daarop wordt de stelling dat WDD verweten kan worden dat WDD de stuw(en) onjuist heeft afgesteld als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.27.
De rechtbank komt tot de conclusie dat WDD tegenover [eiseres] niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als waterbeheerder. Dat betekent dat WDD alleen al op die grond niet aansprakelijk is voor de (gestelde) schade.
4.28.
De rechtbank voegt hieraan toe dat, ook indien vast zou staan dat één of meer van de door [eiseres] gemaakte verwijten terecht zouden zijn en WDD zijn zorgplicht zou hebben geschonden, er onvoldoende grond is voor aansprakelijkheid voor de schade. Vast staat immers dat er in de periode van het schadevoorval sprake was van (zeer) hevige en langdurige regenval en gestegen grondwaterstanden. Uit de stellingen van [eiseres] volgt niet dat dit niet tot wateroverlast (en schade) had geleid als WDD wel aan zijn zorgplicht had voldaan. Het causaal verband tussen de aan WDD verweten gedragingen en de opgetreden schade is daarmee niet komen vast te staan.
4.29.
De vordering wordt afgewezen.
4.30.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WDD worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 1.924,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 3.010,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van WDD tot op heden begroot op € 3.010,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dag en na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen, mr. D.J. Hutten en mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.

Voetnoten

1.Partijen hanteren verschillende kadastrale nummers voor het perceel. Bij de behandeling van de zaak op comparitie is echter gebleken dat de door beide partijen overgelegde rapporten betrekking hebben op het door [eiseres] bedoelde (schade)perceel.