Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 oktober 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 27 maart 2018 in deze zaak en in zes andere zaken
- de faxberichten van 14 mei 2018 van mrs. Menu en Teerink en mr. Pieterse (mede namens mr. Jacobse) waarin zij hun opmerkingen naar aanleiding van het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal kenbaar maken.
2.De feiten
2.3. [eiseres] exploiteert een akkerbouwbedrijf in het zuiden van het beheersgebied van WDD, met percelen in Eersel en Riethoven. [eiseres] teelt suikerbieten op het bovenste gedeelte van het perceel, kadastraal bekend [kadastraal nummer] (hierna: het perceel). [1] De ligging van het perceel is weergegeven op pagina 13 van het aanvullende rapport van Agro (productie 11 van [eiseres] ). Het perceel watert af via perceelsloten, die niet in beheer zijn van WDD, naar de A-watergang KS74. Deze watergang stroomt onder vrij verval af in noordelijke richting, parallel aan de A-watergang KS70 en de A- watergang Keersop. De KS74 en KS70 komen stroomafwaarts uit in de Keersop. In de Keersop bevindt zich de stuw Keersoppermolen.
T = 50 (eens in de 50 jaar).
4.De beoordeling
Op grond van artikel 1 lid 1 van de Waterschapswet heeft een waterschap de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel. Artikel 1 lid 2 van de Waterschapswet draagt waterschappen onder meer de zorg voor het watersysteem op. Het watersysteem is een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken (artikel 1.1 Waterwet). Bij de uitoefening van zijn taken moet het waterschap rekening houden met verschillende waterstaatkundige belangen. [eiseres] geeft die belangen te beperkt weer. Zij stelt dat waterschappen de stand van het oppervlaktewater en grondwater moeten beheren, opdat de ingelanden geen schade zullen ondervinden van een overmatige toevloed van hemel- of oppervlaktewater of door uitdroging van landbouwgronden. Waterschappen moeten echter meer belangen in aanmerking nemen. Gelet op artikel 2.1 van de Waterwet is het waterbeheer gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
De zorgplicht van een waterschap wordt ingekaderd door wettelijke normen voor wateroverlast. Deze normen (door partijen aangeduid als NBW-normen) drukken de hoogst toelaatbare kans op overstroming uit.
4.9. Op grond van artikel 2.8 van de Waterwet worden bij provinciale verordening, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, normen gesteld met betrekking tot de gemiddelde kans op overstroming van daarbij aangewezen gebieden. Uit de toelichting op deze bepaling blijkt dat deze normen de voor de verschillende vormen van landgebruik hoogst toelaatbaar geachte kans op overstroming uitdrukken. Het gaat om het gewenste beschermingsniveau. Uit het gewenste beschermingsniveau worden dimensionering, inrichting en het beheer van het watersysteem afgeleid. Ook worden daar de maatregelen uit afgeleid die moeten worden genomen om het watersysteem aan de norm te laten voldoen (Kamerstukken II 2006/07, 30818, nr. 3, p.93).
Op grond van artikel 2.3 lid 4 van de Verordening geldt voor de gebieden buiten de bebouwde kom, aangegeven op bijlage II bij deze verordening, geen norm, dan wel een hogere of een lagere norm.
In de toelichting op de Verordening (Provinciaal Blad, 2009, 230) staat dat
voor (natuurlijke) beekdalen en natuurgebieden geen norm geldt. Het betreft het gebied dat behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur. Daarnaast geldt het zogenaamde maaiveldcriterium. Dat wil zeggen dat een klein gedeelte van het gebied niet aan de norm behoeft te voldoen. Voor grasland is dat 5%, voor akkerbouw 1%, en voor bebouwd gebied 0 %, aldus de toelichting op de Verordening.
[eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat het watersysteem in 2016 niet meer aan deze norm voldeed. De algemene stelling (punt 16 spreekaantekeningen mrs. Menu en Teerink) dat niet aan de norm wordt voldaan omdat ‘de meeste percelen’ in de periode mei/juni 2016 al drie maal overstroomd zijn, geldt niet voor het perceel van [eiseres] . Volgens [eiseres] vond (alleen) op 23 juni 2016 inundatie van het perceel plaats vanuit de watergangen van WDD.
De enkele omstandigheid dat inundatie heeft plaatsgevonden brengt niet met zich dat reeds om die reden sprake zou zijn van schending van de normering voor wateroverlast. In zoverre heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht voldaan.
1.086,00(2,0 punt × tarief € 543,00)