Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
Onderzoek van de zaak.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Beslissing.
niet-ontvankelijkin de vordering.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 28 mei 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een verdachte die eerder in een strafzaak was vrijgesproken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die op 4 januari 2018 was ingediend, en die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte. Dit voordeel was aanvankelijk geschat op € 820.000,00, maar werd ter terechtzitting op 14 mei 2018 aangepast naar € 126.906,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de strafzaak niet was veroordeeld voor een strafbaar feit, wat betekent dat niet voldaan was aan de ontvankelijkheidseis zoals opgenomen in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor kon de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot ontneming. De rechtbank heeft dan ook besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering.