ECLI:NL:RBOBR:2018:2547

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
01-997001-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de vordering tot ontneming na vrijspraak van verdachte

Op 28 mei 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een verdachte die eerder in een strafzaak was vrijgesproken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die op 4 januari 2018 was ingediend, en die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte. Dit voordeel was aanvankelijk geschat op € 820.000,00, maar werd ter terechtzitting op 14 mei 2018 aangepast naar € 126.906,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de strafzaak niet was veroordeeld voor een strafbaar feit, wat betekent dat niet voldaan was aan de ontvankelijkheidseis zoals opgenomen in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor kon de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot ontneming. De rechtbank heeft dan ook besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01/997001-15 Datum uitspraak: 28 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1958] ,
wonende te [postcode] , [adres] , hierna te noemen: [verdachte] .

Onderzoek van de zaak.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie d.d. 4 januari 2018 en van hetgeen van de zijde van [verdachte] naar voren is gebracht.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 01/997001-15.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie had dit bedrag voorlopig geschat op € 820.000,00. Ter terechtzitting van 14 mei 2018 heeft de officier van justitie dit bedrag gewijzigd in € 126.906,00.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie.

In bovenvermelde strafzaak, bij afzonderlijk vonnis van heden, heeft de rechtbank [verdachte] vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten. Nu [verdachte] niet veroordeeld is voor een strafbaar feit, is niet voldaan aan de in artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen ontvankelijkheidseis. Daarom dient de officier van justitie ten aanzien van de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Beslissing.

De rechtbank verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Vermeulen, voorzitter,
mr. M.T. van Vliet en mr. H. Slaar, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. Susijn, griffier,
en is uitgesproken op 28 mei 2018.