ECLI:NL:RBOBR:2018:2901
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van een agrarisch object en de vergoeding van taxatiekosten
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot. Eiser had beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van een agrarisch object, een melkveehouderij, was vastgesteld op € 575.000. Eiser betwistte de hoogte van de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport, dat door taxateur M. Emons was opgesteld. Eiser stelde dat de taxatie 8 uur had geduurd, terwijl verweerder een tijdsbeslag van 4 uur had gehanteerd voor de vergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inpandige opname van het object op 12 juli 2017 had plaatsgevonden, na een telefonisch gesprek tussen verweerder en eiser op 6 juni 2017. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van eiser over de duur van de opname niet kon worden gevolgd, omdat deze niet betrekking had op de juiste datum. Desondanks oordeelde de rechtbank dat een tijdsbeslag van 4 uur voor het taxatierapport redelijk was, gezien de beperkte afwijkingen tussen de taxatiekaart van Emons en die van verweerder. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de taxatie 8 uur had geduurd en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.