ECLI:NL:RBOBR:2018:3084

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
SHE 17/3480 en 18/222
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen tegen ambtshalve wijziging van omgevingsvergunningen milieu

Op 29 mei 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaken SHE 17/3480 en SHE 18/222, waarbij de rechtbank de beroepen van Keizersberg Diervoeders Elsendorp B.V. tegen besluiten tot ambtshalve wijziging van twee omgevingsvergunningen milieu niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het pro forma beroepschrift van 21 december 2017, dat door eiseres was ingediend tegen het eerste besluit, niet ook betrekking had op het tweede besluit. Eiseres had niet overtuigend aangetoond dat er een omissie was in de indiening van het beroepschrift, en de Algemene wet bestuursrecht biedt geen mogelijkheid om deze omissie binnen de termijn voor het indienen van gronden te herstellen.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres in beide zaken geen zienswijzen naar voren heeft gebracht, omdat de ontwerpbesluiten haar niet zouden hebben bereikt. Verweerder heeft echter bewijs geleverd dat de ontwerpbesluiten op 14 september 2017 aan eiseres zijn verzonden. De rechtbank oordeelde dat verweerder hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat de ontwerpbesluiten tijdig zijn verzonden, en dat eiseres geen verontschuldigbare reden heeft gegeven voor het niet indienen van zienswijzen. Hierdoor kon eiseres geen beroep instellen tegen de bestreden besluiten, conform artikel 6:13 van de Awb.

De rechtbank heeft de beroepen op grond van deze overwegingen niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 17/3480
SHE 18/222
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 29 mei 2018 in de zaken tussen
Keizersberg Diervoeders Elsendorp B.V., te Elsendorp, eiseres,
(gemachtigde: mr. J. van Groningen),
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder,
(gemachtigden: mr. M. van Dam-Benders en H.L. van Aarle).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2017 (bestreden besluit 1) heeft verweerder de op 9 mei 2012 aan eiseres voor haar inrichting aan de [adres] verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ambtshalve gewijzigd, door drie aan die vergunning verbonden voorschriften over energiebesparing te vervangen door drie nieuwe voorschriften.
Bij besluit van eveneens 9 november 2017 (bestreden besluit 2) heeft verweerder de op 9 mei 2012 aan eiseres voor haar inrichting aan de [adres] verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ambtshalve gewijzigd, door drie aan die vergunning verbonden voorschriften over energiebesparing te vervangen door drie nieuwe voorschriften.
Eiseres heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 17/2480, dat tegen bestreden besluit 2 onder zaaknummer SHE 18/222.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld ter zitting van 29 mei 2018. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en door K.M.J. van Deurzen en N.A.W. van Deurzen. Verweerder is vertegenwoordigd door haar gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en vervolgens onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de volgende beslissing genomen.

Beslissing

De rechtbank heeft beide beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft aan deze beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

Overwegingen

Met betrekking tot de zaak SHE 17/3480
1.1
Volgens eiseres heeft het pro forma beroepschrift van 21 december 2017 tegen bestreden besluit 1 ook betrekking op bestreden besluit 2 voor de inrichting op het adres [adres] . Door een omissie is de tekst die daarop betrekking heeft weggevallen. Wel zijn beide besluiten bij het pro forma beroepschrift meegezonden. Volgens eiseres is deze omissie bij het indienen van de beroepsgronden hersteld.
1.2
Verweerder heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
1.3
Eiseres heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat het pro forma beroepschrift van 21 december 2017 mede was gericht tegen bestreden besluit 2. De rechtbank heeft hiervoor in het beroepschrift geen enkele aanwijzing kunnen vinden.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt geen mogelijkheid deze omissie, zoals eiseres het noemt, binnen de termijn voor het indienen van gronden te herstellen.
De conclusie is dan ook dat eiseres niet tijdig beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit voor haar inrichting op het adres [adres] .
Met betrekking tot beide zaken
2.1
Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen zienswijzen naar voren heeft gebracht, omdat de ontwerpbesluiten haar niet hebben bereikt. Volgens eiseres draagt verweerder hiervoor het risico, omdat de ontwerpbesluiten niet aangetekend zijn verzonden. De beroepen zijn volgens haar om die reden ontvankelijk.
2.2
Vast staat dat eiseres in beide zaken geen zienswijzen naar voren heeft gebracht.
Verweerder heeft de rechtbank, desgevraagd, in beide zaken een schermafdruk toegezonden, waarmee zij beoogt aannemelijk te maken dat de ontwerpbesluiten aan eiseres zijn verzonden.
Op de door verweerder toegezonden schermafdruk van het tabblad "taken" van het procedure-/ administratiesysteem van verweerder, heeft een proceduremedewerker de verzenddatum "14-9-2017" voor de verzending van de ontwerpbesluiten ingevuld, met als status "voltooid". De rechtbank is, mede op basis van de door verweerder gegeven uitleg over de werking van het systeem, van oordeel dat verweerder hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat de ontwerpbesluiten op 14 september 2017 aan eiseres zijn toegezonden.
De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar opvatting dat de beroepen ontvankelijk zijn. Omdat voor het niet naar voren brengen van zienswijzen geen verontschuldigbare reden is gegeven, kan eiseres redelijkerwijs worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. Gelet op artikel 6:13 van de Awb kon eiseres dan ook geen beroep instellen tegen de bestreden besluiten.
Gevolgtrekking
3. De beroepen zijn, op grond van de hiervoor gegeven reden(en), niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. De rechtbank heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld, overeenkomstig het onderaan dit proces-verbaal vermelde rechtsmiddel.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzitter, in aanwezigheid van mr. M.J.H.M. Verhoeven en mr. C.N. van de Sluis, leden en mr. J.F.M. Emons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces‑verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.