ECLI:NL:RBOBR:2018:348

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
C/01/329899 / BP RK 18-28
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanwijzing van een persoon ex artikel 2:15 lid 3 sub b BW in een geschil tussen kerkelijke stichtingen en de Protestantse Kerk in Nederland

In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 24 januari 2018, is een verzoek behandeld van de Stichting Regionale Commissie voor het Zuiden (RCZ) en de Stichting Steunfonds voor het Protestantisme in het Zuiden (SPZ) tot aanwijzing van een persoon op basis van artikel 2:15 lid 3 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De verzoeksters, beide gevestigd in Eindhoven, hebben de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) als verweerster betrokken in deze procedure. De zaak is ontstaan uit een geschil over de statuten en de fusie van de betrokken stichtingen na de fusie van de Nederlandse Hervormde Kerk met andere kerkgenootschappen in 2014.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeksters belang hebben bij de aanwijzing van een persoon, aangezien zij betrokken zijn bij de uitvoering van het beleid van de kleine synode van de PKN. De voorzieningenrechter heeft de PKN aangewezen als degene tegen wie de verzoeksters de vordering tot vernietiging van een eerdere uitspraak van het Generale College voor de behandeling van bezwaren en geschillen binnen de PKN kunnen instellen. Dit besluit is genomen met inachtneming van de relevante wetgeving en de procedurele aspecten van de zaak.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om de kosten van de procedure voor rekening van de verzoeksters te brengen afgewezen, aangezien dit reeds voortvloeit uit de wet. De beschikking is openbaar uitgesproken en de voorzieningenrechter heeft geen grond gezien voor een proceskostenveroordeling in deze verzoekschriftprocedure.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/329899 / BP RK 18-28
Beschikking van de voorzieningenrechter van 24 januari 2018
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING REGIONALE COMISSIE VOOR HET ZUIDENen
2. de stichting
STICHTING STEUNFONDS VOOR HET PROTESTANTISME IN HET ZUIDEN,
beide zetelende te Eindhoven,
verzoeksters,
advocaat mr. dr. T. van Kooten te Utrecht,
tegen
het kerkgenootschap
PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. G. Bosma te Utrecht.
Verzoeksters zullen hierna respectievelijk RCZ en SPZ worden.
Verweerder zal PKN worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift d.d. 16 januari 2017 met 5 bijlagen
  • het verhoor op 18 januari 2018 waarvoor alleen verzoeksters zijn opgeroepen
  • de pleitnota van mr. Van Kooten
  • het verweerschrift van mr. Bosma met productie
  • het verhoor op 22 januari 2018 waarvoor naast verzoeksters ook verweerster is opgeroepen
  • de pleitnota van mr. Van Kooten.
1.1.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Blijkens art. 2 van haar Statuten heeft RCZ ten doel: “de bevordering van het Kerkelijk en geestelijk leven van de Hervormde Gemeenten en Gereformeerde Kerken in Noord-Brabant en Limburg”. Art. 13 lid 5 van de Statuten van RCZ bepaalt: “Bezwaren van een kerkelijk lichaam tegen de stichting of van de stichting tegen een kerkelijk lichaam, alsmede geschillen als bedoeld in ordinantie 19-2 tussen de stichting en een kerkelijk lichaam, worden behandeld naar het in die ordinantie bepaalde”. Art. 2 van de Statuten van SPZ bepaalt onder andere: “De Stichting stelt zich ten doel de bevordering van het kerkelijk en geestelijk leven van de Hervormde Gemeenten in Noord-Brabant en Limburg, in overeenstemming met het belijden der Hervormde Kerk”.
2.2.
Op 1 mei 2014 is de Nederlandse Hervormde Kerk gefuseerd met twee andere kerkgenootschappen en opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland (hierna: PKN).
2.3.
In zijn uitspraak van 18 januari 2017 (op 27 januari 2017 aan partijen verzonden) heeft het Generale College voor de behandeling van bezwaren en geschillen in de Protestantse Kerk in Nederland (hierna: het Generale College) bepaald dat RCZ en SPZ op grond van de generale regeling stichtingen gehouden zijn mee te werken aan het beleid van de kleine synode, gericht op de integratie van het werk en van het vermogen van de stichtingen in de Protestantse Kerk in Nederland, dit laatste door fusie met de Stichting Steun PKN alsmede bepaald dat het onthouden door de kleine synode van toestemming voor de door de stichtingen voorgenomen statutenwijziging en fusie niet onrechtmatig is.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoekschrift strekt tot aanwijzing van een persoon als bedoeld in artikel 2:15 lid 3 sub b BW, te weten (primair) PKN, althans (subsidiair) haar zelfstandig onderdeel Dienstenorganisatie althans (meer subsidiair) de heer [naam] althans (nog meer subsidiair) een door de voorzieningenrechter aan te wijzen persoon, met bepaling dat de kosten van deze procedure voor rekening komen van verzoeksters.
3.2.
Het verweerschrift strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeksters, althans afwijzing van hun verzoek primair op inhoudelijke gronden en subsidiair wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Indien de voorzieningenrechter zou overgaan tot aanwijzing van een persoon, dan verzoekt PKN om haar, althans haar Dienstenorganisatie aan te wijzen. PKN verzoekt om verzoekster te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Art. 2:15 lid 3 onder b BW bepaalt (onder andere) dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon kan worden vernietigd “op vordering van de rechtspersoon zelf, krachtens bestuursbesluit tegen degene die door de voorzieningenrechter van de rechtbank is aangewezen op een daartoe gedaan verzoek van de rechtspersoon”. RCZ en SPZ sluiten niet uit dat het Generale College als organen van RCZ en SPZ moeten worden gekwalificeerd en op grond van art. 2:15 BW vernietiging van de uitspraak van het Generale College van 18 januari 2017 dient te worden verzocht.
4.2.
Of het Generale College als een orgaan van RCZ en/of van SPZ dient te worden gekwalificeerd, dient door de bodemrechter in een procedure ex art. 2:15 BW te worden beoordeeld en niet door de voorzieningenrechter in deze procedure te worden uitgemaakt.
4.3.
Omdat RCZ en SPZ belang hebben bij de (eventuele) vernietiging van de uitspraak van het Generale College en het onderhavige verzoek geen misbruik van bevoegdheid inhoudt, kan het verzoek (in beginsel) worden toegewezen.
4.4.
Anders dan PKN stelt is niet relevant of RCZ en SPZ al dan niet spoedeisend belang hebben bij hun verzoek omdat dit vereiste in art. 2:15 BW niet wordt genoemd.
4.5.
PKN heeft zich (subsidiair) bereid verklaard om een benoeming ex art. 2:15 lid 3 onder b BW te accepteren. Partijen zijn het erover eens dat het geschil de betrekkingen tussen RCZ en SPZ enerzijds en PKN anderzijds betreft en daarom kiest de voorzieningenrechter ervoor PKN ex art. 2:15 lid 3 onder b BW aan te wijzen en niet een door RCZ en SPZ genoemd natuurlijk persoon.
4.6.
Het verzoek om te bepalen dat de kosten van de procedure ex artikel 2:15 lid 3 sub b BW voor rekening komen van verzoeksters zal worden afgewezen nu dat reeds voortvloeit uit de wet.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet onvoldoende grond voor een proceskostenveroordeling in deze verzoekschriftprocedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst met toepassing van artikel 2:15 lid 3 sub b BW de Protestantse Kerk Nederland (voorwaardelijk, namelijk voor het geval de bodemrechter oordeelt dat het Generale College een orgaan is van de RCZ en/of SPZ) aan als degene tegen wie verzoeksters de vordering tot vernietiging van het besluit van de uitspraak van het Generale College voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen binnen de PKN met kenmerk 17/15, gewezen op 18 januari 2017 en verzonden op 27 januari 2017, kunnen instellen,
5.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2018.