ECLI:NL:RBOBR:2018:5390

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
C/01/330998 / HA ZA 18-120
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en verklaring voor recht in het kader van een beëindigde samenwerkingsovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de eiseres, Merlijn B.V., een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, waaronder een natuurlijke persoon en de besloten vennootschap Synergia B.V. De zaak betreft de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen en of er sprake is van tekortkomingen in de uitvoering van die overeenkomst. Merlijn vordert onder andere een schadevergoeding van € 70.000,00 als voorschot, alsook verklaringen voor recht met betrekking tot de schadeplichtigheid van de gedaagden. De procedure is gestart na een tussenvonnis en een comparitie van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is die de samenwerking tussen Merlijn en de gedaagden vastlegt, en dat de gedaagden niet tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Merlijn geen aanspraak kan maken op schadevergoeding, omdat er geen sprake is van een tekortkoming of onrechtmatige daad van de gedaagden. De vorderingen van Merlijn zijn dan ook afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 3.043,00. Het vonnis is uitgesproken op 7 november 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/330998 / HA ZA 18-120
Vonnis van 7 november 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERLIJN B.V.,
gevestigd te Nuland,
eiseres,
advocaat mr. P.C.A. van Baaren te Liempde,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNERGIA B.V.,
gevestigd te Molenhoek,
gedaagden,
advocaat mr. H. den Besten te Almere.
Partijen zullen hierna Merlijn en [gedaagden sub 1 en 2] genoemd worden. [gedaagden sub 1 en 2] worden afzonderlijk [gedaagde 1] en Synergia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 april 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Centrum voor Medezeggenschap B.V. was vanaf 1 oktober 2003 erkend c.q. gecertificeerd door het gemeenschappelijk Belangen Instituut Ondernemingsraden. (hierna: GBIO). Het GBIO gaf aan trainingsinstituten die door haar formeel geaccrediteerd waren subsidie voor trainingswerkzaamheden volgens het GBIO-sjabloon.
2.2.
Het GBIO en de subsidieregeling zijn per 1 januari 2013 beëindigd.
2.3.
Tussen Centrum voor Medezeggenschap B.V., aangeduid als MMZ, en [gedaagden sub 1 en 2] , aangeduid als freelance-partner, is een ‘Freelance-partnerovereenkomst’ gesloten, ondertekend op 31 januari 2012. In deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 1 Vorm van de samenwerking
Freelance-partner brengt tot 1 januari 2013 zijn kennis en activiteiten op het gebied van medezeggenschapstrainingen onder bij MMZ en voert activiteiten op het gebied van het trainen van ondernemingsraden die voor een GBIO-subsidie in aanmerking komen vanaf dat moment uit onder de vlag van MMZ.
Overige activiteiten, al dan niet met betrekking tot medezeggenschapsorganen, blijft freelance-partner voor eigen rekening en risico uitvoeren. (…)
Artikel 2 Aanvang en duur van de samenwerking
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat zij onmiddellijk eindigt indien de GBIO-erkenning van MMZ op enig moment zou worden ingetrokken.
Ieder van partijen heeft het recht deze overeenkomst, (…), te beëindigen.’
2.4.
Tussen een partij die als zakenpartner is aangemerkt, niet zijnde [gedaagden sub 1 en 2] , en Centrum voor Medezeggenschap B.V., is met als ingangsdatum 1 januari 2013 een ‘Samenwerkingsovereenkomst tussen Merlijn Medezeggenschap en zakenpartner 2013 e.v.’ gesloten, ondertekend op 4 februari 2013.
2.5.
Tussen een partij die als zakenpartner is aangemerkt, niet zijnde [gedaagden sub 1 en 2] , en Merlijn Medezeggenschap B.V, is met als ingangsdatum de datum van ondertekening een ‘Samenwerkingsovereenkomst tussen Merlijn Medezeggenschap en zakenpartner’ gesloten, ondertekend op 24 januari 2014.
2.6.
Tussen een partij die als zakenpartner is aangemerkt, niet zijnde [gedaagden sub 1 en 2] , en Merlijn, is met als ingangsdatum de datum van ondertekening een ‘Samenwerkingsovereenkomst tussen Merlijn Medezeggenschap en partner’ gesloten, ondertekend op 23 juni 2017.
2.7.
Tussen een partij die als zakenpartner is aangemerkt, niet zijnde [gedaagden sub 1 en 2] , en Merlijn, is met als ingangsdatum de datum van ondertekening een ‘Samenwerkingsovereenkomst tussen Merlijn Medezeggenschap en zakenpartner’ gesloten, ondertekend op 6 september 2017. Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar na de ondertekening met een stilzwijgende verlenging van telkens een jaar. De overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
Artikel 3 Inbreng / verplichting zakenpartner in de samenwerking
Zakenpartner brengt al haar/zijn eigen uitvoerende zakelijke activiteiten m.b.t. medezeggenschap onder bij MMZ.’
2.8.
Centrum voor Medezeggenschap B.V. is op 22 januari 2015 ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Merlijn vordert samengevat –
primaire hoofdelijke veroordeling van [gedaagden sub 1 en 2] subsidiair veroordeling van [gedaagde 1] en meer subsidiair veroordeling van Synergia tot betaling van € 70.000,00 als voorschot op schadevergoeding, vermeerderd met rente,
een verklaring voor recht dat primair [gedaagden sub 1 en 2] , subsidiair [gedaagde 1] en meer subsidiair Synergia de relatie schadeplichtig hebben/heeft opgezegd waardoor primair [gedaagden sub 1 en 2] , subsidiair [gedaagde 1] en meer subsidiair Synergia vervangende schadevergoeding verschuldigd zijn/is in de omvang van de gemiddelde verdiensten per maand, te berekenen op een periode van zes maanden,
een verklaring voor recht dat primair [gedaagden sub 1 en 2] hoofdelijk, subsidiair [gedaagde 1] en meer subsidiair Synergia jegens Merlijn tekort zijn/is geschoten in de uitvoering van de tussen hen eerder bestaande overeenkomst en/of een onrechtmatige daad hebben/heeft begaan en dat zij mitsdien schadeplichtig zijn/is, waarbij de schadevergoeding dient te worden opgemaakt bij staat,
een verklaring voor recht dat primair [gedaagden sub 1 en 2] hoofdelijk, subsidiair [gedaagde 1] en meer subsidiair Synergia hun/zijn administratie voor een door Merlijn aan te wijzen accountant toegankelijk maken/maakt, vanaf het boekjaar 2012 en inzage wordt gegeven in de OB aangiften van 2012 tot en met het derde kwartaal 2017, onder verbeurte van een dwangsom,
veroordeling van [gedaagden sub 1 en 2] , hoofdelijk dan wel een van hen, in de proceskosten.
3.2.
[gedaagden sub 1 en 2] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Merlijn heeft aan haar vordering onder meer het volgende ten grondslag gelegd. Partijen deden vanaf 2006 samen, en met andere partners, zaken op de medezeggenschapsmarkt op basis van een voor alle betrokkenen geldende overeenkomst die in de loop van de jaren meerdere keren is aangepast, met name op het punt van de financiële verhouding tussen de partners en Merlijn. De laatst geldende overeenkomst is volgens Merlijn de schriftelijke overeenkomst die door haar als productie 1 in het geding is gebracht (hiervoor onder 2.7). [gedaagden sub 1 en 2] heeft die overeenkomst niet ondertekend maar hij heeft tegen de toepasselijkheid daarvan nooit geprotesteerd. [gedaagden sub 1 en 2] heeft een voorloper van die overeenkomst, zijnde de overeenkomst van 31 januari 2012 (zie hiervoor onder 2.3), wel ondertekend. Partijen hebben zich conform de op schrift gestelde verhoudingen naar elkaar toe gedragen en conform de daarover gemaakte afspraken is er tot het einde toe onderling afgerekend. De kern van de overeenkomst is dat Merlijn de zakelijke activiteiten van [gedaagden sub 1 en 2] servicet en dat [gedaagden sub 1 en 2] daarvoor over al zijn activiteiten op de medezeggenschapsmarkt de overeengekomen tarieven betaalt. [gedaagden sub 1 en 2] heeft niet al zijn zakelijke activiteiten via Merlijn laten lopen. Hij is daarmee tekortgeschoten en bovendien heeft [gedaagde 1] Synergia de tekortkoming laten begaan, hetgeen onrechtmatig is. [gedaagden sub 1 en 2] is daarom een schadevergoeding verschuldigd. Tevens dient [gedaagden sub 1 en 2] zijn boekhouding voor Merlijn open te leggen zodat Merlijn de vergoedingen kan berekenen waarop zij recht heeft.
Merlijn heeft schade geleden door de beëindiging van de overeenkomst en [gedaagden sub 1 en 2] dient deze te vergoeden.
4.2.
[gedaagden sub 1 en 2] heeft betwist dat er tussen partijen een overeenkomst heeft bestaan op grond waarvan [gedaagden sub 1 en 2] was gehouden over al zijn activiteiten op de medezeggenschapsmarkt aan Merlijn een met haar overeengekomen tarief te betalen. Tevens heeft [gedaagden sub 1 en 2] weersproken dat er grond is voor schadevergoeding in verband met de beëindiging van de door Merlijn gestelde overeenkomst.
4.3.1.
Voor wat betreft het bestaan van een overeenkomst tussen partijen heeft Merlijn onder meer gesteld dat [gedaagden sub 1 en 2] het contract van 2012 (zie hiervoor onder 2.3) heeft ondertekend, dat dit contract stilzwijgend is verlengd, dat de overeenkomst in de loop van jaren meerdere keren is aangepast (zie hiervoor onder 2.4 tot en met 2.6) en dat het contract van 6 september 2017 (hiervoor onder 2.7) de laatst geldende overeenkomst is. Volgens Merlijn hebben partijen zich daarnaast sowieso overeenkomstig de op schrift gestelde verhoudingen naar elkaar toe gedragen en is er overeenkomstig de daarover gemaakte afspraken tot het einde toe onderling afgerekend.
4.3.2.
Merlijn is bij de, beweerdelijk stilzwijgend verlengde overeenkomst uit 2012 (hiervoor onder 2.3) geen partij. Evenmin is zij partij bij de overeenkomsten uit 2013 en 2014 (hiervoor onder 2.4 en 2.5). Over de verhouding tussen enerzijds de partijen bij die overeenkomsten Centrum voor Medezeggenschap B.V. en Merlijn Medezeggenschap B.V. en anderzijds Merlijn, heeft Merlijn zich niet uitgelaten. Niet gesteld of gebleken is dat Merlijn met die vennootschappen gelijk te stellen is. Nu Merlijn bij bedoelde overeenkomsten geen partij is kan zij aan die overeenkomsten geen aanspraken ontlenen. 4.3.2. Onduidelijk is gebleven wanneer Merlijn en [gedaagden sub 1 en 2] zijn gaan samenwerken. Naar het zich laat aanzien was dat op enig moment na het aflopen van de overeenkomst genoemd onder 2.5, maar vast staat dat die samenwerking niet is vastgelegd in een schriftelijke, door partijen ondertekende, overeenkomst.
Tussen partijen staat vast dat er vanaf 2011 is gesproken over de gevolgen van de afschaffing van de GBIO-regeling en dat [gedaagden sub 1 en 2] daarbij heeft aangegeven dat hij niet alle werkzaamheden bij Merlijn zou onderbrengen. Ter comparitie is zijdens Merlijn verklaard dat uiteindelijk is afgesproken dat alle omzet bij Merlijn zou worden ondergebracht. Volgens Merlijn blijkt van deze gemaakte afspraken uit notulen van maandelijkse bijeenkomsten, e-mails en de manier waarop er gewerkt werd. Merlijn heeft echter geen notulen of e-mails in het geding gebracht waaruit van die afspraken, die door [gedaagden sub 1 en 2] zijn betwist, blijkt. Bovendien is niet gebleken dat Merlijn partij was bij de beweerdelijk gemaakte afspraken. Dat Merlijn partij zou zijn geweest bij die afspraken is ook niet zonder meer aannemelijk nu de overeenkomsten uit 2013 en 2014 (hiervoor onder 2.4 en 2.5) niet met haar zijn gesloten.
4.3.3.
Merlijn heeft haar stelling dat partijen zich overeenkomstig de op schrift gestelde verhoudingen naar elkaar toe hebben gedragen en dat er overeenkomstig de daarover gemaakte afspraken tot het einde toe onderling is afgerekend, niet verder geconcretiseerd dan dat partijen overeenstemming hadden over, meermaals aangepaste, omzetpercentages die [gedaagden sub 1 en 2] aan Merlijn verschuldigd was. Vast staat dat [gedaagden sub 1 en 2] een aantal van haar trainingsactiviteiten op het gebied van medezeggenschap via Merlijn heeft laten lopen en daarover het door Merlijn gehanteerde tarief heeft betaald. In de volgens Merlijn laatst geldende overeenkomst is bepaald dat de zakenpartner al de eigen uitvoerende zakelijke activiteiten met betrekking tot medezeggenschap onder brengt bij Merlijn. Tussen partijen staat echter vast dat [gedaagden sub 1 en 2] dat niet heeft gedaan. [gedaagden sub 1 en 2] heeft dat erkend en dit betreft juist het verwijt van Merlijn aan [gedaagden sub 1 en 2] Op grond van de eigen stellingen van Merlijn moet worden aangenomen dat [gedaagden sub 1 en 2] zich niet overeenkomstig de op schrift gestelde verhoudingen naar Merlijn toe heeft gedragen. Ook uit de feitelijke gedragingen van [gedaagden sub 1 en 2] kan daarom niet worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagden sub 1 en 2] al de eigen uitvoerende zakelijke activiteiten met betrekking tot medezeggenschap bij Merlijn onder diende te brengen. Door dat na te laten is [gedaagden sub 1 en 2] dan ook niet tegenover Merlijn tekortgeschoten en is van het gestelde onrechtmatig handelen evenmin sprake.
4.4.
Nu er van een tekortkoming dan wel onrechtmatige daad van [gedaagden sub 1 en 2] geen sprake is, kan Merlijn geen aanspraak maken op schadevergoeding. Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding, de schadevergoeding op te maken bij staat en de verklaringen voor recht dat er sprake zou zijn van een tekortkoming dan wel onrechtmatige daad komen niet voor toewijzing in aanmerking. Evenmin komt de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagden sub 1 en 2] gehouden is de administratie voor Merlijn toegankelijk te maken, voor toewijzing in aanmerking nu Merlijn daarbij geen belang heeft.
4.5.
Merlijn heeft gesteld dat de overeenkomst eerder is geëindigd dan wanneer die gewoon zou zijn doorgelopen en dat [gedaagden sub 1 en 2] de overeenkomst onregelmatig, want niet conform de overeenkomst, heeft beëindigd. De enkele omstandigheid dat de overeenkomst tussen partijen eerder is geëindigd dan wanneer die gewoon zou zijn doorgelopen, levert geen grond voor schadevergoeding op. Het beroep op onregelmatige beëindiging van de overeenkomst gaat niet op nu Merlijn zich in dit verband beroept op bepalingen uit de schriftelijke overeenkomst van 6 september 2017, die tussen partijen niet van toepassing is. De gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de opzegging van de overeenkomst, zal daarom eveneens worden afgewezen.
4.6.
De slotsom van het voorgaande is dat de vordering van Merlijn in zijn geheel moet worden afgewezen.
4.7.
Merlijn zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden sub 1 en 2] worden begroot op:
- griffierecht 895,00
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.043,00
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Merlijn in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden sub 1 en 2] tot op heden begroot op € 3.043,00,
5.3.
veroordeelt Merlijn in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Merlijn niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2018.