In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een kort geding dat is aangespannen door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [A], tegen meerdere gemeenten, hierna aangeduid als [B], en een andere besloten vennootschap, hierna aangeduid als [C]. De procedure is gestart naar aanleiding van een aanbesteding voor het reinigen en inspecteren van rioleringen in de gemeenten Bladel, Eersel, Heeze-Leende, Oirschot en Reusel-De Mierden. De aanbesteding volgde de Europese openbare aanbestedingsprocedure en het gunningscriterium was de laagste prijs. [A] heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen gunning van de opdracht aan [C], omdat [C] zich bij haar inschrijving zou hebben beroepen op de referenties van een onderaannemer die zelf ook aan de aanbesteding heeft deelgenomen. [A] vorderde primair dat [B] zou worden verboden de opdracht aan een ander dan aan [A] te gunnen, subsidiair dat [B] niet tot gunning zou overgaan voordat heraanbesteding had plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de inschrijving van [C] geldig is, ondanks het feit dat [D], de onderaannemer van [C], ook zelfstandig heeft ingeschreven. De rechter oordeelde dat de bepalingen in de inschrijvingsleidraad duidelijk zijn en dat de inschrijving van [C] niet ongeldig is, zelfs niet als de inschrijving van [D] ongeldig zou zijn. De vorderingen van [A] zijn afgewezen en [A] is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 5 februari 2018.