Op 7 februari 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 3 juni 2017 te Eindhoven, waar de verdachte tijdens een vechtpartij met het slachtoffer, met een mes in diens zij/buik heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft gecreëerd dat het slachtoffer zou komen te overlijden, maar dat hij handelde uit noodweer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, die de verdachte eerder had lastiggevallen en bedreigd. De verdachte had een mes bij zich uit vrees voor een nieuwe aanval. Tijdens de vechtpartij, waarin het slachtoffer de verdachte aanviel, heeft de verdachte het mes gebruikt om zich te verdedigen. De rechtbank concludeerde dat de verdediging met het mes niet in een onredelijke verhouding stond tot de aanranding, gezien de fysieke overmacht van het slachtoffer. Daarom verklaarde de rechtbank het bewezenverklaarde feit niet strafbaar en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging.