ECLI:NL:RBOBR:2018:5432
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding in WOZ-zaak betreffende agrarisch complex
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 5 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de proceskostenvergoeding die aan eiser is toegekend in het kader van een WOZ-zaak. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Reusel-De Mierden, die de waarde van een agrarisch complex had vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar bij de vaststelling van de proceskostenvergoeding een wegingsfactor van 1 had gehanteerd, wat door de rechtbank als juist werd beoordeeld. Eiser had betoogd dat een wegingsfactor van 1,5 van toepassing had moeten zijn, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank oordeelde dat de werkbelasting van de rechtsbijstandverlener niet hoger was dan gemiddeld, gezien het feit dat er een standaard bezwaarschrift was ingediend en dat het taxatierapport niet bijzonder complex was. De rechtbank concludeerde dat de vergoeding van 4 uur voor de taxatie voldoende was en dat er geen aanleiding was voor een aanvullende vergoeding van BTW. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.