ECLI:NL:RBOBR:2018:5908

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
7283459 \ CV EXPL 18-6705
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na sluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Haaren en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De Gemeente Haaren vorderde ontruiming van een woonwagenstandplaats na de sluiting van het perceel op grond van artikel 13b van de Opiumwet, vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij. De huurovereenkomst tussen de gemeente en [gedaagde 2] was buitengerechtelijk ontbonden, omdat de huurder zich niet als een goed huurder had gedragen. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, maar wees de vordering tegen [gedaagde 1] af, omdat hij geen partij was bij de huurovereenkomst. De rechtbank stelde dat [gedaagde 2] verantwoordelijk was voor de gedragingen op het gehuurde, ook al was zij niet op de hoogte van de hennepkwekerij. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op uiterlijk 30 april 2019, rekening houdend met de sluiting van het perceel en de tijd die nodig was voor [gedaagde 2] om de woonwagen en bijgebouwen te demonteren en te verplaatsen. De gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 7283459 \ CV EXPL 18-6705
Vonnis in kort geding van 28 november 2018
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Haaren,
gevestigd te Haaren,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.M.E. van Wijk-Driessen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] , aan [adres] ,
gedaagde,
procederend in persoon,
en

2.[gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] , aan [adres] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.G.H. van de Kamp.
Partijen worden hierna genoemd “gemeente Haaren”, “ [gedaagde 1] ” en “ [gedaagde 2] ”.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit het volgende:
a. de inleidende dagvaarding in kort geding van 24 oktober 2018 met (10) producties;
b. de brief van de gemachtigde van gemeente Haaren van 13 november 2018 met aanvullende producties (11-15);
c. de brief van de gemachtigde van [gedaagde 2] van 13 november 2018 met (5) producties;
d. de mondelinge behandeling die op 14 november 2018 heeft plaatsgevonden.
Partijen en de gemachtigden zijn verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van [gedaagde 2] heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn op 17 augustus 1977 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wonen al ruim 35 jaar aan [adres] te [woonplaats] .
2.2.
Op 13 januari 2016 is tussen gemeente Haaren als verhuurder en [gedaagde 2] als huurder een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woonwagenstandplaats aan [adres] te [woonplaats] , hierna “het gehuurde”. In de overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende bepaald.
“De verhuurder verhuurt aan de huurder, die in huur aanneemt de woonwagenstandplaats, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , hierna te noemen “het gehuurde”. Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als standplaats voor één woonwagen.
Artikel 1 Huurtijd
De huurovereenkomst wordt met ingang van 1 maart 2015 aangegaan voor onbepaalde tijd.
(..)
Artikel 4 Algemene voorwaarden
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden woonwagen en standplaats van de gemeente Haaren d.d. (hierna te noemen: “de Algemene Voorwaarden”).
2.3.
In de Algemene Voorwaarden woonwagen en standplaats van de gemeente Haaren d.d. 1 november 2011 is, voor zover relevant, het volgende bepaald.
“Artikel 5 Algemene verplichtingen van de huurder
(..)
2. De huurder is verplicht zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen.
3. De huurder is slechts bevoegd tot het gebruik van het gehuurde dat is overeengekomen, en zo daaromtrent niet is overeengekomen, tot het gebruik waartoe het gehuurde naar zijn aard bestemd is.
(..)
11. De huurder is jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarin casu quo daarop bevinden.
Artikel 7 Contractovername/weder-/onderverhuur
(..)
2. Het is de huurder verboden het gehuurde geheel of een gedeelte daarvan aan een derde onder te verhuren.
Het bepaalde in artikel 7:269 BW mist toepassing, omdat ingevolge artikel 7:234 BW het gehuurde niet tot een zelfstandige woning wordt gerekend.
(..)
Artikel 16 Oplevering van het gehuurde
1. De huurder zal het gehuurde bij het einde van de huur volledig ontruimen en in dezelfde staat opleveren als vermeld in de opnamestaat, die bij de aanvang van de huurovereenkomst is opgemaakt. Bij het ontbreken van die staat zal hij het gehuurde in goede staat opleveren.
(..)”
2.4.
Op 12 juni 2018 heeft de politie een inval gedaan op het gehuurde (en de twee naastgelegen standplaatsen). In de rapportage van de politie is, voor zover relevant, het volgende gerapporteerd.
Aanleiding:
Op vrijdag 4 mei 2018 ontvingen wij een proces-verbaal vanuit het Team Criminele Inlichtingen, met de mededeling dat er al meerdere jaren hennep werd geteeld in een schuur achter een van de woonwagens aan het [adres] te [woonplaats] en dat de bewoners van [adres] eigenaar zijn van de hennepkwekerij. (..)
Betreden pand:
Op dinsdag 12 juni 2018 werd de schuur achter [adres] en [adres] betreden. De schuur werd geopend middels de sleutel gekregen van de bewoner van [adres] [naam] . In de schuur was een algemene toegangsruimte (ruimte A) en er waren 3 deuren. 1 deur aan de rechterkant bij binnenkomst werd geopend met de sleutel gekregen van de bewoner van [adres] , in deze ruimte werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen (ruimte C). Daarnaast was een niet afgesloten ruimte in de schuur, welke was ingericht als drogerij (ruimte B). Aan de linkerkant van de schuur was een afgesloten deur die werd geopend met de sleutel van de bewoner van [adres] , [gedaagde 1] , in deze ruimte werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen (ruimte D).
Achter de woonwagen van [adres] was een afgesloten tuinhuis, het tuinhuis werd geopend met de sleutel gekregen van [naam 2] . In het tuinhuis stond een kweektent. In de kweektent was een ingerichte hennepkwekerij aanwezig.
(..)
Doorzoeking:
Er heeft vervolgens een doorzoeking plaatsgevonden in de woonwagens [adres] , [adres] en [adres] . Achter [adres] was een ruimte ingericht als woning, welke [adres] wordt genoemd. In de woonwagen nummer [adres] is in een kluis een groot geld bedrag (>200.000 euro) aangetroffen en sieraden (>100.000), 2 busjes pepperspray. (..) In verblijf [adres] werd 18.040 euro aangetroffen.
(..)
Diefstal stroom:
Op dinsdag 12 juni 2018 werd door een fraude-inspecteur van Enexis BV een onderzoek ingesteld bij de elektriciteitsmeter van genoemde percelen. Uit dit onderzoek bleek dat de verzegeling verbroken was en dat er gefraudeerd was met de ijkzegels van de meter en dat de meterstanden niet klopten met het verbruik van [adres] en [adres] . Er was sprake van diefstal van stroom. (..)
Eigenaar pand:
Uit het ingestelde onderzoek bleek dat de eigenaren van de panden zijn:
[adres] :
[gedaagde 2] )
Ingeschreven maar verblijft op [adres] : [gedaagde 1]
(..)
[adres] :
[gedaagde 1]
Verhoor verdachte:
Verdachte [gedaagde 1] verklaarde dat de aangetroffen hennepkwekerijen in de schuur achter het pand [adres] en [adres] van hem zijn. (..) De andere bewoners/verdachten beriepen zich op hun zwijgrecht of ontkenden. Het onderzoek naar de herkomst van de hennepkwekerij is op het moment van het opstellen van dit document nog niet afgerond.”
2.5.
De burgemeester van de gemeente Haaren heeft op 14 juni 2018 schriftelijk aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] meegedeeld voornemens te zijn het gehuurde te sluiten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze in te dienen. [gedaagde 2] heeft hiervan gebruik gemaakt.
2.6.
Op 20 juli 2018 heeft de burgemeester besloten om aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit besluit houdt in dat het perceel en de daarbij behorende opstallen, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , vanaf maandag 27 augustus 2018 om 13.00 uur, voor de duur van 6 maanden gesloten en afgesloten zijn en ook gesloten dienen te worden gehouden op grond van artikel 13b Opiumwet. De zienswijze van [gedaagde 2] gaf de burgemeester geen aanleiding om af te zien van de sluiting van het perceel. De sluiting duurt tot 27 februari 2019.
2.7.
Op 20 juli 2018 is de echtscheiding tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uitgesproken. De beschikking is op 26 juli 2018 ingeschreven in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
2.8.
[gedaagde 2] heeft op 13 augustus 2018 bezwaar ingediend tegen de beslissing van 20 juli 2018 tot sluiting van het perceel. [gedaagde 2] heeft tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is door de voorzieningenrechter te ’s-Hertogenbosch bij uitspraak van
23 augustus 2018 (SHE 18/1947) afgewezen. Het bezwaar is op 15 oktober 2018 behandeld, maar hierop was ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet beslist.
2.9.
Gemeente Haaren heeft de huurovereenkomst met [gedaagde 2] bij brief van 24 augustus 2018 buitengerechtelijk ontbonden met ingang van 28 augustus 2018. Gemeente Haaren heeft dezelfde brief aan [gedaagde 1] gericht.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Gemeente Haaren vordert [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om het gehuurde, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , binnen 7 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Gemeente Haaren vordert tevens, indien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hiermee in gebreke blijven en de gemeente de ontruiming zelf dient uit te voeren, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen de kosten van de ontruiming aan de gemeente Haaren te voldoen. Tot slot vordert gemeente Haaren veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van de procedure.
Gemeente Haaren legt hieraan, kort samengevat, het volgende ten grondslag.
Primair was gemeente Haaren op grond van artikel 7:231 lid 2 BW bevoegd om de huurovereenkomst op de voet van artikel 6:267 BW te ontbinden vanwege de sluiting door de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Slechts vereist hiervoor is dat het gehuurde is gesloten en dat is hier het geval.
Subsidiair geldt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich niet als goed huurders hebben gedragen en dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De ernst hiervan rechtvaardigt een vordering (in kort geding) tot ontruiming.
Gemeente Haaren heeft belang bij een spoedige voorziening om een signaal af te geven aan andere (toekomstige) huurders.
3.2.
[gedaagde 2] voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
[gedaagde 2] betwist dat gemeente Haaren een spoedeisend belang heeft. [gedaagde 2] heeft namelijk al in een vroeg stadium kenbaar gemaakt dat zij het gehuurde wil verlaten. Op vrijdag
24 augustus 2018 is de uitspraak van de voorzieningenrechter op de gevraagde voorlopige voorziening mondeling meegedeeld. De sluiting van het perceel zou ingaan vanaf maandag 27 augustus 2018. Het was dus gewoonweg onmogelijk om het gehuurde uiterlijk 28 augustus 2018 te ontruimen, waartoe [gedaagde 2] bij exploot van 24 augustus 2018 was gesommeerd. [gedaagde 2] is nog altijd bereid het gehuurde zo spoedig mogelijk te ontruimen. [gedaagde 2] heeft gemeente Haaren verzocht hierover met haar in gesprek te gaan, maar de gemeente heeft dit gesprek altijd afgehouden. De sluiting van het perceel duurt voort, dus het belang van de gemeente (het afgeven van een signaal) is en blijft gediend. Bovendien is het niet zo evident dat de ingediende vordering ook in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De zaak is bestuursrechtelijk immers nog niet onherroepelijk.
Voor het geval gemeente Haaren wordt ontvangen in haar vorderingen, voert [gedaagde 2] het volgende aan. [gedaagde 2] betwist dat zij wetenschap had van de hennepkwekerij. [gedaagde 2] had geen direct zicht op de berging, geen toegang tot de elektriciteitsvoorziening en zij was regelmatig afwezig. [gedaagde 2] had geen aanleiding om aan te nemen dat er ongeoorloofde activiteiten plaats hadden op de gehuurde standplaats. De kwekerij is aangetroffen in de berging, terwijl [gedaagde 2] uitsluitend gebruik maakte van haar woonwagen. In de woonwagen van [gedaagde 2] zijn geen drugs of drugsgerelateerde zaken aangetroffen. [gedaagde 2] kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de gedragingen van [gedaagde 1] . Zij heeft hem niet als medehuurder geaccepteerd. Mede gelet hierop, is de tekortkoming niet van dusdanige aard dat deze ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Voor het geval de vordering tot ontruiming wordt toegewezen, verzoekt [gedaagde 2] haar een ruimere ontruimingstermijn toe te staan. Het gaat immers niet om een eenvoudige verhuizing, maar de gehele standplaats moet worden ontruimd. Dit betekent dat de woonwagen en bijgebouwen moeten worden gedemonteerd en verplaatst, wat de nodige voorbereiding en tijd vergt. 6 maanden is gelet op het voorgaande een redelijke termijn.
3.3.
[gedaagde 1] is in persoon verschenen en heeft zich tijdens de mondelinge behandeling geconformeerd aan het verweer dat namens [gedaagde 2] is gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de vordering is door gemeente Haaren voldoende gesteld, maar door [gedaagde 2] (en [gedaagde 1] ) bestreden. Naar het oordeel van de kantonrechter draagt een vordering tot ontruiming, gebaseerd op een buitengerechtelijke ontbinding op grond van artikel 7:231 lid 2 BW in beginsel naar haar aard een spoedeisend karakter. De argumenten die [gedaagde 2] naar voren heeft gebracht, rechtvaardigen geen andersluidend oordeel. Dat [gedaagde 2] bereid is om het gehuurde vrijwillig te verlaten, mag zo zijn. Gebleken is echter dat er tot dusver geen overeenstemming is bereikt over een datum waarop dit gerealiseerd zal zijn. Dit is mede te wijten aan de omstandigheid dat partijen niet met elkaar in gesprek raken over uitvoering van de ontruiming. Het is naar het oordeel van de kantonrechter in het belang van alle partijen om deze patstelling te doorbreken en helderheid te scheppen. Gemeente Haaren wordt dan ook ontvangen in haar vorderingen.
4.2.
In deze procedure, die strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient een vordering alleen te worden toegewezen indien aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Hierbij dienen de belangen van partijen te worden afgewogen.
4.3.
Vast staat dat de huurovereenkomst is gesloten door gemeente Haaren en [gedaagde 2] . [gedaagde 1] is geen partij bij die overeenkomst en dus geen contractueel medehuurder.
Vast staat ook dat [gedaagde 1] niet meer met [gedaagde 2] gehuwd is. De echtscheiding tussen hen is uitgesproken op 20 juli 2018 en de ontbinding van het huwelijk is tot stand gekomen door inschrijving van die echtscheidingsbeschikking op 26 juli 2018 in het register van de burgerlijke stand. Uit de stukken volgt verder dat [gedaagde 1] in het verleden weliswaar zijn hoofdverblijf heeft gehad op het gehuurde, maar voor het laatst verbleef op [adres] . [gedaagde 1] is dus evenmin van rechtswege medehuurder. Dat hij nog is ingeschreven op het adres [adres] maakt zijn positie niet anders.
De vordering dient daarom ten aanzien van [gedaagde 1] te worden afgewezen. De kantonrechter tekent hierbij aan dat indien de ontruiming wordt toegewezen, [gedaagde 2] het gehuurde met alle daarin/daarop aanwezige personen en goederen dient te verlaten. Voor zover [gedaagde 1] al in het gehuurde zou verblijven, zal hij (als een in het gehuurde aanwezige persoon) dienen te vertrekken en is [gedaagde 2] verantwoordelijk voor dat vertrek. Gemeente Haaren heeft, gezien het voorgaande, geen belang bij toewijzing van haar vordering jegens [gedaagde 1] .
4.4.
Ten aanzien van [gedaagde 2] overweegt de kantonrechter het volgende.
Vast staat dat een in werking zijnde hennepkwekerij van aanzienlijke omvang (met meer dan 500 planten, kweekapparatuur, gripzakjes en overig toebehoren) is aangetroffen in de berging op het gehuurde. Uit de gedingstukken en uit dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, leidt de kantonrechter af dat de berging, waarin de kwekerij is aangetroffen in het verleden door [gedaagde 1] is gebouwd.
4.5.
[gedaagde 2] gaat er blijkens haar betoog van uit dat zij gerechtigd was om op de gehuurde standplaats niet alleen een woonwagen maar ook een berging te plaatsen, althans te laten staan. Ten aanzien van de berging gaat [gedaagde 2] vervolgens uit van een eigendomsrecht. [gedaagde 2] stelt immers dat zij gerechtigd is om de berging in het kader van de aangezegde ontruiming te demonteren, te verwijderen en mee te nemen. Dit standpunt van [gedaagde 2] wordt ondersteund door de verklaring van [gedaagde 1] ter zitting, dat alles op het gehuurde van [gedaagde 2] is. [gedaagde 1] heeft het recht van [gedaagde 2] om de berging te ontmantelen en mee te nemen niet betwist.
4.6.
De berging is volgens zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] evenwel altijd, tot aan de inval door de politie op 12 juni 2018, uitsluitend door [gedaagde 1] gebruikt. Dit betekent dat [gedaagde 2] de berging kennelijk, ook na de (feitelijke) scheiding van [gedaagde 1] , aan hem in gebruik heeft gegeven en/of gelaten. Dit ontslaat haar echter niet van haar verantwoordelijkheid (als huurder) om toezicht te houden op dat wat er op de door haar gehuurde standplaats, en dus ook in de daartoe behorende berging, gebeurde. Dit vloeit voort uit het bepaalde in artikel 5, lid 3 en 11 van de algemene voorwaarden die deel uitmaken van de huurovereenkomst tussen partijen. De door [gedaagde 2] aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden maken dit niet anders. Vast staat dat op 12 juni 2018 in de berging een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen, en dat het gehuurde om die reden door de burgemeester is gesloten. Ook al was [gedaagde 2] hiervan onwetend, op grond van artikel 5 lid 11 van de algemene voorwaarden is de ernstige tekortkoming die dit oplevert wel aan haar (als huurder) toe te rekenen.
4.7.
De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat gemeente Haaren op grond van artikel 7:231 lid 2 BW bevoegd was om de huurovereenkomst met [gedaagde 2] buitengerechtelijk te ontbinden vanwege gedragingen op het gehuurde in strijd met artikel 2 of 3 van de Opiumwet die de burgemeester hebben doen besluiten om het gehuurde te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet. Dat dit besluit tot sluiting nog niet onherroepelijk is, staat aan ontbinding niet in de weg. Voldoende aannemelijk is verder dat een vordering tot ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De door [gedaagde 2] onder de aandacht gebrachte belangen hebben met name betrekking op de te hanteren ontruimingstermijn. Deze belangen staan aan de ontruiming zelf niet in de weg. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming, vooruitlopend op een bodemprocedure in deze kort geding procedure toewijsbaar is op de primair door gemeente Haaren aangevoerde grond. De kantonrechter komt zodoende niet toe aan beoordeling van de subsidiair aangevoerde grond.
4.8.
Gemeente Haaren heeft gevorderd dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld het gehuurde binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen. De kantonrechter overweegt in dit verband als volgt.
4.9.
Het gehuurde is op last van de burgemeester gesloten tot 27 februari 2019. [gedaagde 2] heeft tot die tijd dus geen toegang tot het gehuurde. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij, na afloop van de sluiting, ten minste 6 weken nodig heeft om de woonwagen te kunnen (laten) demonteren en verplaatsen. [gedaagde 2] heeft daarnaast onweersproken gesteld dat, voor zover er al plaatsingsmogelijkheden zijn op een camping, deze niet eerder dan vanaf april 2019 (na de winterperiode) beschikbaar zullen zijn. De kantonrechter zal [gedaagde 2] om deze redenen veroordelen het gehuurde uiterlijk op 30 april 2019 te ontruimen.
4.10.
De gevorderde kosten van de ontruiming worden afgewezen, omdat niet op voorhand met voldoende aannemelijkheid is te beoordelen of deze kosten (in redelijkheid) worden gemaakt.
4.11.
Gemeente Haaren heeft tot slot gevorderd [gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten. In dit kader is het volgende van belang.
[gedaagde 2] heeft van meet af aan gezegd dat zij vrijwillig wil vertrekken en dat zij hierover in gesprek wil met de gemeente. Om het gesprek aan te kunnen gaan, heeft gemeente Haaren als voorwaarde gesteld dat [gedaagde 2] een concrete termijn geeft waarbinnen zij zal vertrekken. [gedaagde 2] heeft daarop, naar eigen zeggen, geantwoord dat zij geen exacte termijn kan geven, nu deze van veel factoren afhankelijk is, zoals een plaats op een camping die beschikbaar is voor permanente bewoning, het demonteren van de woonwagen en bijgebouwen en het kunnen en mogen verplaatsen daarvan over de openbare weg. In plaats van het gesprek aan te gaan met [gedaagde 2] , al was het maar om met [gedaagde 2] tot afspraken over een termijn te komen en te achterhalen welke problemen er nog op te lossen zijn om die termijn te kunnen halen, heeft gemeente Haaren [gedaagde 2] gedagvaard in kort geding. Ook ter zitting bleek aan de zijde van gemeente Haaren weinig bereidheid te bestaan om te komen tot constructieve afspraken. Gemeente Haaren wilde een concrete ontruimingsdatum horen, alvorens tot een gesprek bereid te zijn, zo bevestigde haar gemachtigde.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter had van een instantie als een gemeente op dit punt meer mogen worden verwacht. Dit geldt zeker omdat de gemeente niet alleen verhuurder is maar – in de persoon van haar burgemeester - ook invloed kan uitoefenen op de sluiting van het perceel (en het verlenen van een eventuele ontheffing van die sluiting, in het kader van ontruiming). Anders gezegd, gemeente Haaren heeft als gemeente en als verhuurder vele touwtjes in handen. [gedaagde 2] is voor meedenken met en medewerking bij ontruiming aangewezen op één loket, gemeente Haaren, en dat loket bleef voor haar gesloten. Omdat met een meer welwillende houding het voeren van dit kort geding wellicht niet nodig was geweest, ziet de kantonrechter aanleiding om gemeente Haaren te veroordelen in de kosten van de procedure. De kosten worden aan de zijde van [gedaagde 2] begroot op
400,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast).

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
ten aanzien van [gedaagde 1] :
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt gemeente Haaren in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde 1] begroot op nihil;
ten aanzien van [gedaagde 2] :
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om het gehuurde, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , uiterlijk op 30 april 2019 met alle daarin/daarop aanwezige personen en goederen te verlaten, te ontruimen, geheel leeg en ontruimd ter beschikking van gemeente Haaren te stellen en ontruimd te houden;
5.4.
veroordeelt gemeente Haaren in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 400,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
5.5.
verklaart dit vonnis, waar het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2018.