ECLI:NL:RBOBR:2018:6030

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
C/01/332445 / FA RK 18-1548
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot erkenning van een adoptie onder het Haags Adoptieverdrag

Op 4 december 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de erkenning van een adoptie. Verzoekster, die samenwoont met haar partner, verzoekt om erkenning van de adoptie van een kind dat in China is geboren. De rechtbank stelt vast dat de adoptie onder de werkingssfeer van het Haags Adoptieverdrag valt, maar dat noch de Nederlandse, noch de Chinese centrale adoptieautoriteiten hebben ingestemd met deze adoptie. Hierdoor voldoet de adoptie niet aan de materiële en procedurele vereisten die het verdrag stelt voor interlandelijke adoptie. De rechtbank concludeert dat de in China uitgesproken adoptie niet van rechtswege erkend kan worden. Bovendien komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of de adoptie op grond van artikel 10:109 BW erkend kan worden, omdat artikel 10:107 BW bepaalt dat afdeling 3 alleen betrekking heeft op adopties waarop het Haags adoptieverdrag niet van toepassing is. De rechtbank wijst het verzoek tot erkenning van de adoptie af, met de overweging dat het Haags adoptieverdrag is ontworpen om het hoogste belang van het kind te waarborgen. De rechtbank benadrukt dat het ontbreken van vereist onderzoek naar de adoptie betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat de adoptie in het belang van het kind is. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/332445 / FA RK 18-1548
Uitspraak : 4 december 2018
Beschikking van de enkelvoudige kamer op het verzoek van:

[verzoekster]

hierna te noemen: verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.F. Portier,
over de erkenning van de adoptie van:
- [kind] [naam]geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortedatum]
hierna te noemen: [kind] .
De rechtbank merkt als informant aan:

[partner] ,

hierna mede te noemen: de partner van verzoekster,
wonende te [woonplaats] .
Voor de zitting zijn ook uitgenodigd de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
De procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen door de griffie op 27 maart 2018;
- een brief van mr. Portier van 5 juli 2018;
- een brief van de gemeente Den Haag van 23 augustus 2018;
- een brief van de raad van 11 september 2018;
- een brief van mr. Portier van 29 oktober 2018;
-een brief van de gemeente Den Haag van 7 november 2018;
De zaak is behandeld tijdens de zitting van de rechtbank op 29 november 2018.
Verschenen zijn verzoekster en haar advocaat, de informant en de raad. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag heeft in de brief van 7 november 2018 laten weten dat zij niet naar de zitting komt.
De feiten
De biologische vader van [kind] is de heer [naam] geboren op [geboortedatum] en wonende in China. De biologische moeder van [kind] is [naam] , geboren [geboortedatum] en wonende in China. De biologische vader is de broer van verzoekster.
Verzoekster en informant hebben reeds jarenlang een affectieve relatie en wonen samen sinds 9 juli 2008. Zij zijn ongewenst kinderloos gebleven.
Verzoekster en informant verblijven inmiddels al meerdere jaren op basis van een verblijfvergunning in Nederland. [kind] woont in China.
Het verzoek
Verzoekster verzoekt – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – te erkennen de ten aanzien van [kind] [naam] geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortedatum] in de Volksrepubliek China uitgesproken adoptie en aldaar geregistreerd op [datum] .
Verzoekster legt aan haar verzoek onder meer het volgende ten grondslag.
De kinderloosheid van verzoekster en haar partner hebben haar broer en zijn echtgenote doen besluiten om mee te werken aan een adoptie van hun dochter [kind] aan verzoekster. In de Chinese cultuur is het niet ongebruikelijk dat aan een familielid die kinderloos is, een kind wordt afgestaan. Verzoekster acht de erkenning van de buitenlandse adoptie in het kennelijk belang van het kind. Verzoekster en haar partner zijn in staat, bereid en gemotiveerd om goed voor het kind te zorgen. [kind] is dertien jaar oud (opmerking rechtbank: inmiddels veertien jaar) en verzoekster en haar partner zijn, gezien hun leeftijd, nog flexibel genoeg om het kind in de puberale fase behulpzaam te zijn. Zij spreken dezelfde taal.
De beoordeling
Rechtsmacht
Dit verzoek heeft een internationaal karakter. De rechtbank dient daarom eerst ambtshalve te beoordelen of aan de Nederlandse rechter bevoegdheid toekomt van het verzoek kennis te nemen. Omdat verzoekster in Nederland woont, komt aan de Nederlandse rechter op grond van artikel 3, aanhef en onder a, Rv rechtsmacht toe.
Erkenning van een buitenlandse adoptiebeslissing
Verzoekster heeft een Chinees adoptiecertificaat overgelegd waaruit de adoptie van [naam] [kind] , geboren op [geboortedatum] blijkt door [naam] , geboren op [naam] Het certificaat dateert van [datum] . Verzoekster verzoekt om deze adoptie te erkennen.
Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek moet de rechtbank allereerst bekijken welke regelgeving van toepassing is. In de eerste plaats dient de rechtbank te onderzoeken of het verzoek valt onder de werkingssfeer van het Haags adoptieverdrag (Het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie van 29 mei 1993). De rechtbank stelt vast dat door verzoekster daarover geen inhoudelijk standpunt naar voren is gebracht. Ter zitting wordt hierover namens verzoekster aangegeven dat dit verder niet is onderzocht. Dat betekent echter niet dat de rechtbank daar niet naar hoeft te kijken.
Artikel 2 van het Haags adoptieverdrag bepaalt dat het verdrag van toepassing is wanneer een kind dat zijn gewone verblijfplaats heeft in een Verdragsluitende Staat (Staat van herkomst), naar een andere Verdragsluitende Staat (Staat van opvang) is, wordt of zal worden overgebracht, hetzij na adoptie in de Staat van herkomst door echtgenoten of een persoon van wie de gewone verblijfplaats zich in de Staat van opvang bevindt, hetzij met het oog op een zodanige adoptie in de Staat van opvang of in de Staat van herkomst.
Naar het oordeel van de rechtbank valt de adoptie waarvan verzoekster erkenning verzoekt onder het toepassingsbereik van dit artikel. China en Nederland zijn namelijk verdragsluitende staten ten tijde van de adoptie en de bedoeling is dat de minderjarige [naam] [kind] , die haar gewone verblijfplaats in China heeft, zal worden overgebracht naar Nederland, waar [naam] haar gewone verblijfplaats heeft. Verder bedoelt de adoptie een familierechtelijke betrekking tot stand te brengen in de vorm van een ouder-kind relatie. Dit betekent dat deze adoptie valt onder de werkingssfeer van het Haags adoptieverdrag.
Voor de goede orde benadrukt de rechtbank hierbij dat de vraag of de adoptie valt onder de werkingssfeer van het Haags adoptieverdrag een andere is dan de vraag of aan de inhoudelijke vereisten is voldaan die het verdrag stelt aan interlandelijke adoptie.
Aan die beoordeling komt de rechtbank nu toe. Zoals gezegd hebben noch de Nederlandse, noch de Chinese centrale adoptieautoriteiten ingestemd met deze adoptie. Ook is niet gebleken dat aan enige van de overige materiële of procedurele vereisten wordt voldaan die het verdrag stelt aan interlandelijke adoptie. Ook het certificaat als bedoeld in artikel 23 van het Haags adoptieverdrag waarbij Chinese autoriteiten verklaren dat de adoptie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met het Verdrag ontbreekt. Dit betekent dat de in China uitgesproken adoptie die valt onder de werkingssfeer van het Verdrag met in achtneming van de bepalingen van dit Verdrag niet van rechtswege erkend kan worden.
Dit betekent dat de rechtbank vervolgens niet meer toekomt aan een beoordeling of de adoptie op grond van, zoals verzocht artikel 10:109 BW, erkend kan worden. Artikel 10:107 BW bepaalt immers dat afdeling 3, die ziet op de erkenning van een buitenlandse adopties, alleen betrekking heeft op adopties waarop het Haags adoptieverdrag 1993 niet van toepassing is, dus bijvoorbeeld op adopties tussen Nederland en een niet Verdragsland.
De rechtbank ziet verder ook geen aanleiding om, met voorbijgaan aan alle eisen die het Haags adoptieverdrag aan een interlandelijke adoptie tussen China en Nederland stelt, toch tot erkenning van de adoptie over te gaan. Het is de rechtbank heel duidelijk dat verzoekster en haar partner ernstig gebukt gaan onder hun ongewenste kinderloosheid. Echter, het Haags adoptieverdrag dient er juist toe zich ervan te verzekeren dat de adoptie plaats vindt op een zodanige wijze dat het hoogste belang van het kind daarmee gediend is. Doordat ieder vereist onderzoek daarnaar is uitgebleven kan dus ook niet geconcludeerd worden dat, zoals verzoekster stelt, de adoptie het belang van de minderjarige dient.
De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.
De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot erkenning van de adoptie af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 4 december 2018.
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoekster en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.