Op 4 december 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de erkenning van een adoptie. Verzoekster, die samenwoont met haar partner, verzoekt om erkenning van de adoptie van een kind dat in China is geboren. De rechtbank stelt vast dat de adoptie onder de werkingssfeer van het Haags Adoptieverdrag valt, maar dat noch de Nederlandse, noch de Chinese centrale adoptieautoriteiten hebben ingestemd met deze adoptie. Hierdoor voldoet de adoptie niet aan de materiële en procedurele vereisten die het verdrag stelt voor interlandelijke adoptie. De rechtbank concludeert dat de in China uitgesproken adoptie niet van rechtswege erkend kan worden. Bovendien komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of de adoptie op grond van artikel 10:109 BW erkend kan worden, omdat artikel 10:107 BW bepaalt dat afdeling 3 alleen betrekking heeft op adopties waarop het Haags adoptieverdrag niet van toepassing is. De rechtbank wijst het verzoek tot erkenning van de adoptie af, met de overweging dat het Haags adoptieverdrag is ontworpen om het hoogste belang van het kind te waarborgen. De rechtbank benadrukt dat het ontbreken van vereist onderzoek naar de adoptie betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat de adoptie in het belang van het kind is. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.