ECLI:NL:RBOBR:2018:6107

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
01/865025-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in Veghel

Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 25 februari 2018 te Veghel, waar de verdachte zijn partner bedreigde en vervolgens met een mes in haar hart stak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een periode van kalm beraad, zijn partner opwachtte en haar daadwerkelijk verwondde. De bedreigingen die hij in het café had geuit, werden door getuigen bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, wat de ernst van de feiten vergrootte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 jaar, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die levensgevaarlijk gewond was geraakt en een open hartoperatie onderging. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder met geweld in aanraking was gekomen, maar dat de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer een zware straf rechtvaardigden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865025-18
Datum uitspraak: 11 december 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2018, 6 september 2018 en 27 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 mei 2018
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 september 2018 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij, op of omstreeks 25 februari 2018 te Veghel, [slachtoffer] heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: - "ik steek je huis in de hens en als je thuis komt ga je d'r aan" en/of - "als je thuis komt steek ik je kapot" en/of
- "nou steek ik in de bank en dadelijk in jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. hij, op of omstreeks 25 februari 2018 te Veghel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, opzettelijk (en met voorbedachten rade), [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
meermalen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), in elk geval (een) scherp(e) voorwerp(en), in het hart en/of de hartstreek en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op gronden zoals vermeld in de in het dossier gevoegde schriftelijk requisitoir feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 is de officier van justitie van mening dat verdachte met voorbedachte raad het slachtoffer heeft gestoken, zodat poging moord wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken, omdat de bedreiging niet van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee zou zijn gedreigd ook zou worden gepleegd. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte aangeefster bewust heeft neergestoken. Verdachte dient daarom ook van feit 2 te worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat verdachte aangeefster heeft gestoken, dan kan niet worden bewezen dat er sprake is van voorbedachte raad.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen:

Proces-verbaal van aangifte: [2]
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . [verdachte] is mijn partner. Hij heeft me gisteren
avond neergestoken.
Op zondag 25 februari 2018 ben ik met [verdachte] naar [het café] geweest. Deze is
gelegen aan de Noordkade te Veghel. Ik had een afspraak met mijn [ex-vriend] . Toen wilde [verdachte] ook mee. [verdachte] werd boos op me. Hij heeft een glas bier over me heen gegooid. Bij het weggaan (ongeveer 18.45 uur) zei hij: “als je thuis komt ga je d’r aan”. Daarna is hij weggegaan. Ik ging om 19.10 uur naar huis.
Toen ik thuis kwam heb ik de deur open gemaakt. Hij kwam vanaf de trap op me afgerend
met 1 of 2 messen in zijn handen. Ik ben op de bank beland. Hij zat op mij. Ik voelde pijn onder mijn linkerborst. Ik voelde dat ik gestoken was door een mes. Ik zag dat hij met een ander mes in de bank stak. Ik hoorde dat hij zei ”Nu is het de bank, straks ben jij het”.

Proces-verbaal verhoor [getuige 1] : [3]
Ik denk dat het rond 6 uur, half 7 aan het begin van de avond was dat [slachtoffer] en [verdachte] begonnen te kibbelen. Tot [verdachte] plotseling een glas bier over het hoofd van [slachtoffer] gooide, echt helemaal over haar heen. Hierop zette [verdachte] het glas leeg terug op de tafel en zei tegen [slachtoffer] : “Als je thuis komt steek ik je kapot”. Hierop is hij meteen vertrokken.

Proces-verbaal verhoor [getuige 2] : [4]
Opeens kwam [verdachte] aanlopen en die gooide zo maar een glas bier over [slachtoffer] haar hoofd. Toen zei hij ik maak je kapot tegen [slachtoffer] . Terwijl hij dat zei liep hij naar de uitgang van het café.

Verhoor [getuige 3] , dochter van het slachtoffer: [5]
V: Wat is er gebeurd op zondag 25 februari 2018.
A: Om 19:10 uur kreeg ik een appje van mijn moeder. Er stond in dat mijn moeder haar relatie had verbroken en dat zij er aan zou gaan. Mijn moeder heeft een relatie met [verdachte] .

Proces-verbaal van bevindingen 112-melding: [6]
C: Meldkamer ambulance, wat is het adres van het noodgeval?
M: [adres 2] , ambulance en politie, ik heb net iemand neergestoken;
M: Ja, ik wil me eigen aan.. ik heb.. .we hebben ruzie en ik heb iemand neergestoken en klaar en vlug;
C: U zegt iemand te hebben neergestoken?
M: Dat heb ik zelf gedaan;

Medische informatie: [7]
I. Omschrijving van het letsel:
A. Uitwendig waargenomen letsel:
-Steekverwonding links naast borstbeen
-klein letsel naast li oog.
(…)
B. Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel: ja
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies: ja
(…)
II. Bijzondere mededelingen:
Op CT-scan (röntgenonderzoek) bleek stolsel thv li hart kamer Peroperatief bleek letsel van hartspier (steekverwonding tot in de hartspier).

Proces-verbaal van bevindingen onderzoek schade aan de bank: [8]
De bank had geen beschadiging. In het grote sierkussen dat op de bank lag zat een gat, dat mogelijk door een mes kan zijn veroorzaakt.

Rapport vezelonderzoek van NFI d.d. 17 aug 2018: [9]
In het kussen zijn meerdere beschadigingen aangetroffen waarvan de kenmerken passen bij steken of snijden met een scherprandig voorwerp.

Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten ter plaatse: [10]
Op aanwijzing van de aangehouden verdachte lag er op de eerste verdieping, eerste
kamer rechts, op een bureau, zijn portemonnee met daarin zijn legitimatiebewijs.

Verklaring verdachte: [11]
Ik was in [het café] . [slachtoffer] was er ook bij, wij gaan altijd samen. Op het laatst begon [slachtoffer] vervelend te doen. Ze ging met iemand anders uit eten zei ze. Toen ben ik ook nog naar huis gereden, stom. [slachtoffer] werd door iemand anders thuis gebracht, [ex-vriend] bracht haar thuis.
Thuis ging het weer mis en toen ging het licht uit. Ik zag bloed op mijn blouse en toen heb ik politie en ambulance gebeld. Sinds november woon ik bij haar. De laatste anderhalve maand dreigde ze iedere keer met de relatie te willen stoppen en daar kwam dan ruzie van. Toen begon ook echt het treiteren, het schoppen en doen.

Verklaring verdachte: [12]
V: Hoe erg was het die zondag?
A: We zijn altijd met een hoop man, dan gaan ze apart staan, dat ze stoken, dat zie je... in lichaamstaal, dat zie je gewoon. Op een gegeven moment is het zat denk ik. Die emmer is een keer vol hé.
A: Ja, gewoon dat ik vanaf november gekleineerd . . . dan krijg je ‘s middags dan zit mevrouw te appen en te doen en dan gewoon zeggen dat er niets aan de hand is. Kijk, ik voel me dan te groot voor. We moesten al zoveel dingen uitpraten en hoe ze dan mij behandelde. Als een klein menneke….van “Ik ben de baas, hupla” en ik mocht niets en dan denk ik bij mijn eigen ja....
V: Dus als ik het mag samenvatten en corrigeer me vooral als ik het niet goed heb begrepen heeft het gedrag wat [slachtoffer] dan heeft met [ex-vriend] in de kroeg, het samen staan in de kroeg, ook eigenlijk daarvoor dat ze aangeeft dat ze niet wil hebben dat je mee ging naar de kroeg, dat dit toch jou heeft geraakt.
A: Ja, dat was net het laatste zetje. Er speelde al meer als ze drank op heeft. Dat is, daar kan ik verder niets anders over zeggen. Dat was gewoon de druppel. Waarom mag ik niet mee?
A: Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Vernederen, ja, hoe noemen ze dat? Geestelijk mishandelen of... moeilijk. Ik weet niet hoe ik het moet noemen. Zeg maar eens tegen een vent van 55, zo’n stoere brandweerman en ergens, maar dat gelooft niemand.

Bewijsoverweging.

Ten aanzien van feit 1.

Naar aanleiding van het verweer dat aangeefster zich niet bedreigd kon voelen wordt het volgende overwogen.
Aangeefster en getuigen hebben verklaard dat verdachte in het café tegen aangeefster heeft gezegd dat hij haar kapot zou steken en dat ze er aan zou gaan. Verdachte was erg kwaad op aangeefster toen hij het café verliet. Thuis heeft verdachte tegen aangeefster, terwijl hij op haar zat en een mes in zijn hand had, gezegd: “Nou steek ik in de bank en dadelijk in jou.” Naar het oordeel van de rechtbank kon door deze dreigende woorden en de omstandigheden waarin deze woorden zijn uitgesproken bij aangeefster de redelijke vrees ontstaan dat verdachte het niet bij woorden zou laten. Dat aangeefster de in het café door verdachte geuite bedreiging aanvankelijk niet serieus nam, omdat zij wel vaker dergelijke uitlatingen tegen elkaar deden, doet hieraan niet af. Niet is vereist dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees voor de aantasting van de persoonlijke vrijheid is ontstaan. Het is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees teweeg te brengen.

Ten aanzien van feit 2.

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij aangeefster heeft gestoken. Toen aangeefster thuis kwam, begon zij volgens hem te schelden en ze zei dat hij eruit moest en dat zij niet meer van hem hield. Vervolgens schopte zij verdachte vol in zijn kruis. Toen zou het zwart voor zijn ogen zijn geworden. Het volgende moment dat hij zich herinnert is dat hij bloed op zijn blouse zag. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte bij de 112-melding weliswaar heeft gezegd dat hij aangeefster heeft gestoken, maar dit betreft slechts een voorbarige conclusie gebaseerd op het feit dat behalve hij en aangeefster niemand in de woning was. Niet uit te sluiten is dat er een worsteling is ontstaan waarbij beiden gewond zijn geraakt.
Deze verklaring van verdachte en de alternatieve lezing van de raadsvrouw komen niet overeen met de hierboven onder de bewijsmiddelen weergegeven verklaring van aangeefster. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster om de hierna volgende redenen betrouwbaar en gaat bij het oordeel over de bewezenverklaring uit van haar lezing van de feiten.
Aangeefster heeft verschillende verklaringen afgelegd. Deze verklaringen zijn consistent en worden op verschillende punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo wordt de verklaring van aangeefster dat verdachte haar in het café had bedreigd, ondersteund door de verklaringen van twee getuigen. Haar verklaring dat verdachte in de bank zou hebben gestoken, wordt ondersteund door de onderzoeksbevindingen van het NFI met betrekking tot het kussen dat op de bank lag. Verdachte heeft bij de 112-melding aangegeven dat hij zijn vriendin heeft neergestoken. De verklaring van aangeefster dat verdachte van de trap afkwam, wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen op p. 126 dat de portemonnee van verdachte in de woning op de bovenverdieping werd aangetroffen. Ten slotte wijst niets in de hal erop dat daar een worsteling heeft plaats gevonden. De rechtbank acht het verder, gelet op de aard van de verwonding van aangeefster, niet aannemelijk dat deze verwonding in een worsteling is opgelopen.
Met voorbedachte raad:
Verdachte was kwaad op aangeefster. Hij heeft verklaard dat hij zich al vanaf november 2017 door [slachtoffer] gekleineerd en vernederd voelde. Hij ergerde zich aan het gedrag van aangeefster en haar ex-vriend in het café. Dat aangeefster aanvankelijk niet wilde dat ze meeging naar de kroeg en afsprak met haar ex-vriend was de druppel. “De emmer zat vol”, zo heeft hij verklaard. Verdachte heeft aangeefster toen in het café een glas bier over het hoofd gegooid en bedreigd met de woorden “als je thuis komt ga je d’r aan” of “als je thuis komt steek ik je kapot” of soortgelijke dreigende woorden.
Vervolgens is verdachte naar huis gereden. Toen hij thuis kwam, heeft hij uit de keuken twee messen gepakt en is hij naar boven gegaan om het slachtoffer op te wachten. Toen aangeefster thuis kwam is verdachte de trap af gelopen met de messen in zijn handen en heeft hij haar gestoken in haar hart.
De rechtbank stelt vast dat er ruim een half uur zit tussen het moment waarop verdachte het café heeft verlaten en de thuiskomst van aangeefster. Hij heeft tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op zijn gedrag.
Op basis van deze tijdspanne en de hiervoor geschetste feitelijke gang van zaken concludeert de rechtbank dat het handelen van verdachte niet is voortgekomen uit een plotselinge opwelling of een hevige gemoedsbeweging maar heeft plaatsgevonden na kalm beraad en rustig overleg.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voorbedachte raad wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 25 februari 2018 te Veghel, [slachtoffer] heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: - "als je thuis komt ga je d'r aan" of - "als je thuis komt steek ik je kapot" en
- "nou steek ik in de bank en dadelijk in jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. op 25 februari 2018 te Veghel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een mes, in het hart van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist voor de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf van 8 jaar met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat mocht het tot een veroordeling komen, de eis buitenproportioneel hoog is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn partner bedreigd en vervolgens heeft hij haar thuis opgewacht en zijn bedreiging uitgevoerd door met een mes op haar in te steken, waarbij hij haar heeft geraakt in het hart. Het slachtoffer is in kritieke toestand naar het ziekenhuis vervoerd. Zij heeft een open hartoperatie ondergaan waarbij de hartspier is gehecht. Gelukkig heeft verdachte meteen na het incident 112 gebeld, waardoor het slachtoffer snel de juiste medische behandeling kreeg.
Behalve dat het slachtoffer levensgevaarlijk gewond is geraakt zal zij ook nog jarenlang last ondervinden van de herinnering aan deze traumatische gebeurtenis. Verder hebben de door verdachte gepleegde strafbare feiten grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap en gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen meer in het algemeen.
Drs. F.M. Sluiter, psycholoog, heeft een rapport uitgebracht over verdachte. Hij concludeert dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis, noch aan een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens. Het gedrag van verdachte kan niet worden teruggevoerd tot een psychiatrische stoornis in engere zin en/of tot een gestoorde ontwikkeling in de vorm van meer specifieke persoonlijkheidspathologie. Dit leidt tot het advies om verdachte het ten laste gelegde volledig toe te rekenen. Verdachte was voorheen niet bekend met gewelddadig gedrag in welke vorm dan ook. De kans op toekomstige recidive van gewelddadig gedrag dient als klein te worden aangemerkt. De psycholoog adviseert in de veroordeling van verdachte strafrechtelijke overwegingen leidend te laten zijn.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan de straf die door de officier van justitie is geëist, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar. De rechtbank betrekt daarbij met name dat verdachte zijn partner heeft getroffen in de hartstreek, waardoor zij levensgevaarlijk gewond is geraakt. Zij mag van geluk spreken dat zij de aanval heeft overleefd. Strafverzwarend is ook dat verdachte niet in een opwelling, maar bewust en planmatig te werk is gegaan.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw is van mening dat gelet op de omvang van de vordering de behandeling een onevenredig belasting is voor het strafproces en de vordering derhalve niet ontvankelijk is.
De materiële kostenposten mantelzorg, aanloopvergoeding en behandeling door de homeopaat, dienen te worden afgewezen omdat voor het maken van deze kosten geen noodzaak bestond. De kostenpost vervanging bank dient eveneens te worden afgewezen, omdat er geen relatie is met de tenlastelegging. De immateriële schade dient te worden gematigd.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 5.000,00 en de materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 736,99 (reiskosten, telefoon- en portokosten, daggeld ziekenhuis, eigen risico ziektekosten en aanloopvergoeding), derhalve in totaal € 5.736,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de posten mantelzorg, vervanging bank en behandeling door de homeopaat en het overig deel van de immateriële schadevergoeding. Van dit gedeelte van de vordering is zonder nader onderzoek niet vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit. Dergelijk onderzoek levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

Ten aanzien van feit 2:
poging moord.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:

Ten aanzien van feit 1 en feit 2:gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht;

Ten aanzien van feit 1 en feit 2:Maatregel van schadevergoeding van € 5.736,99, subsidiair 63 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 5.736,99 (zegge: vijfduizendzevenhonderdzesendertig euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.000,00 immateriële schadevergoeding en € 736,99 materiële schadevergoeding (post reiskosten, telefoon- en portokosten, daggeld ziekenhuis, eigen risico ziektekosten en aanloopvergoeding).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 5.736,99 (zegge: vijfduizendzevenhonderdzesendertig euro en negenennegentig eurocent), te weten € 5.000,00 immateriële schadevergoeding en € 736,99 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. S. van Bergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het proces-verbaal van politie Oost-Brabant, districtsrecherche ’s Hertogenbosch, nummer 2018037883, aantal pagina’s 308. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p.176 van voormeld proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p.231-232 van voormeld proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , p.240 van voormeld proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] , p.226 van voormeld proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van bevindingen 112-melding, p.144 van voormeld proces-verbaal.
7.Medische informatie betreffende [slachtoffer] onderzoek 26-2-2018, p.261 van voormeld proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 133 van voormeld proces-verbaal.
9.Rapport vezelonderzoek van het NFI van 17 augustus 2018, als los stuk gevoegd bij voormeld proces-verbaal.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 126 van voormeld proces-verbaal
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.40, 41 van voormeld proces-verbaal.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.64 en 71 van voormeld proces-verbaal.