ECLI:NL:RBOBR:2018:6111

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
01/865038-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op supermarkt met bedreiging en diefstal door meerdere personen

Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een supermarkt in Eindhoven op 17 maart 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een gewapende overval heeft gepleegd waarbij medewerkers en klanten van de supermarkt met een vuurwapen zijn bedreigd. De verdachte is veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van drie jaar en tot jeugddetentie van negen maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelden, die in totaal € 4.600,-- bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd geacht, gezien de leeftijd van de verdachte en de mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding. De rechtbank heeft ook de adviezen van gedragsdeskundigen en de reclassering in overweging genomen, die pleitten voor een PIJ-maatregel vanwege de antisociale persoonlijkheidsstoornis van de verdachte en het hoge recidivegevaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te kunnen behandelen en recidive te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865038-18
Datum uitspraak: 11 december 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Rijnmond, De Schie, Rotterdam.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2018, 3 september 2018 en 27 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 mei 2018.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 november 2018 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld en/of een kassalade, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [supermarkt] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer (andere) klant(en) van [supermarkt] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met zijn mededader(s), althans alleen, - in (deels) gelaatsbedekkende en/of -verhullende kleding een filiaal van
de [supermarkt] (aan de [adres 2] ) binnen te gaan en/of - daarbij dreigend te schreeuwen (dat iedereen moest gaan liggen) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (aldaar werkzaam als caissière) en/of die [slachtoffer 4] (aldaar aanwezig als klant) te benaderen en/of
- (een) vuurwapen(s) en/of (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) te richten op en/of voor te houden aan en/of zichtbaar te dragen voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of die (andere) klant(en) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op dreigende en/of gebiedende toon te sommeren de kassa te openen en/of
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te drukken en/of houden en/of - (sprekend over die [slachtoffer 4] ) te zeggen: "Hey los er een op die man", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Op 17 maart 2018 omstreeks 20.00 uur heeft een gewapende overval plaatsgevonden bij de [supermarkt] aan de [adres 2] te Eindhoven. Twee overvallers hebben drie medewerksters van de [supermarkt] en een klant bedreigd met een vuurwapen. Zij hebben geld en een kassa-lade meegenomen. De twee overvallers zijn aangehouden en hebben de overval bekend.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is op gronden zoals omschreven in de pleitnota van mening dat het feit kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht de diefstal met bedreiging van geweld gepleegd op 17 maart 2018 bij de [supermarkt] gevestigd aan de [adres 2] te Eindhoven, wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
-het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] ; [2]
-het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] ; [3]
-het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] ; [4]
-het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens [supermarkt] ; [5]
-het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] ; [6]
-het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van de [supermarkt] ; [7]
-het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van verdachte en het weggenomen geld; [8]
-de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2018. [9]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 17 maart 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld en een kassalade, toebehorende aan [supermarkt] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en andere klanten van [supermarkt] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door met zijn mededader, - in deels gelaatsbedekkende en verhullende kleding een filiaal van
de [supermarkt] aan de [adres 2] binnen te gaan en - daarbij dreigend te schreeuwen dat iedereen moest gaan liggen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , aldaar werkzaam als caissière en die [slachtoffer 4] , aldaar aanwezig als klant te benaderen en
- een vuurwapen te richten op en/of voor te houden aan en/of zichtbaar te dragen voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en die andere klanten en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dreigende en gebiedende toon te sommeren de kassa te openen en
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te drukken en houden en - sprekend over die [slachtoffer 4] te zeggen: "Hey los er een op die man", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te berechten volgens het strafrecht voor volwassenen. De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden van het feit het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. Bij oplegging van jeugddetentie en een maatregel verzoekt de raadsman een jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval. Samen met één medeverdachte is verdachte de [supermarkt] binnen gegaan. Zijn medeverdachte had een vuurwapen bij zich en heeft dat gericht op de medewerkers en klanten. Ook is het vuurwapen op het hoofd van één van de medewerkers gezet. Uit twee kassa’s is geld weggenomen en van een derde kassa is de kassalade met inhoud weggenomen. Bij het weggaan heeft verdachte tegen de medeverdachte gezegd een schot te lossen op één van de klanten.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. Hij en zijn mededaders hebben een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hij hun lichamelijke integriteit aangetast. Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij, de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] en de schriftelijke verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat de bedreigingen en het gewelddadige karakter van de overval grote indruk op de slachtoffers hebben gemaakt en dat de herinnering aan de overval de slachtoffers hindert in hun dagelijkse bezigheden. Verdachte heeft bij het plegen van het feit enkel gehandeld uit winstbejag en heeft zich daarbij niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met dit gevolg geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten tot deels onvoorwaardelijke jeugddetentie en dat hij het onderhavige feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De omtrent de persoon van verdachte uitgebrachte rapporten
Op respectievelijk 29 augustus 2018 en 30 augustus 2018 hebben NIFP-gedragsdeskundigen drs. H. [naam kinder- en jeugdpsychiater 2] , kinder- en jeugdpsychiater, en drs. P.E. [naam psycholoog 2] , psycholoog, gerapporteerd over verdachte, elk in een afzonderlijk rapport. [naam kinder- en jeugdpsychiater 2] en [naam psycholoog 2] zijn beiden van mening dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een verminderde intelligentie met een sterk disharmonisch profiel.
[naam kinder- en jeugdpsychiater 2] adviseert gezien de persoonlijkheidsstoornis, de verminderde intelligentie en de chronische affectieve en pedagogische verwaarlozing het tenlastegelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen. Het recidive risico is voor indirecte en directe agressie hoog. Dit wordt veroorzaakt door historische, contextuele en individuele factoren. Verder adviseert [naam kinder- en jeugdpsychiater 2] om het jeugdstrafrecht toe te passen. Bij de toepassing van de wegingslijst Adolescentenstrafrecht hebben met name de indicaties “het vergroten van de handelingsvaardigheden” en de “mogelijke pedagogische beïnvloeding” de doorslag gegeven. [naam kinder- en jeugdpsychiater 2] is van mening dat vooral voor het jeugdstrafrecht pleit dat verdachte nooit langere tijd onder stringente voorwaarden is behandeld. Steeds liep hij weg naar moeder of wist hij door gewelddadig gedrag overplaatsing te forceren. [naam kinder- en jeugdpsychiater 2] adviseert de maatregel “Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen” (hierna: PIJ-maatregel) op te leggen. Binnen de justitiële jeugdinrichting weet verdachte dat hij bij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt behandeld tot hij klaar is om naar buiten te gaan. Gezien de ernst van de problematiek, het disfunctioneren van verdachte, het grote gevaar op verdere ontsporing, het hoge recidivegevaar, het gebrek aan inzicht bij verdachte en de onmogelijkheid grip te krijgen op het gedrag, is, bij een bewezenverklaring, een behandeling met als juridisch kader een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aangewezen. De behandeling dient gericht te zijn op de persoonlijkheidsstoornis, delictsanalyse, het ombuigen van het gedrag, het veranderen van cognities, het volgen van onderwijs en het leren van een vak.
[naam psycholoog 2] adviseert het ten laste gelegde - indien bewezen – volledig toe te rekenen aan verdachte, omdat de geconstateerde stoornis niet zorgde voor een onomkeerbaar pad naar het ten laste gelegde. Hoewel van uit de psychopathologie niet te onderbouwen, acht [naam psycholoog 2] op grond van het verleden van verdachte en zijn huidige situatie de kans op recidive hoog. Naar de mening van [naam psycholoog 2] zijn er geen dwingende redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen daar verdachte intellectueel en emotioneel niet kwetsbaar is. Hij kan de risico’s van zijn handelen inschatten, hij kan zijn gedrag organiseren en hij komt niet jonger over dan zijn kalenderleeftijd. Een pedagogische interventie lijkt maar beperkte invloed te kunnen hebben, zoals blijkt uit het verleden. Tegen het toepassen van het jeugdstrafrecht spreekt verder dat er sprake is van antisociale problematiek, dat verdachte kiest voor het plegen van criminele delicten en dat hij niet erg onder de indruk is van justitiële autoriteiten. [naam psycholoog 2] ziet op grond van de uitkomsten van het psychologisch onderzoek gedragskundig, dus gerelateerd aan de pathologie, geen aanleiding om een behandeling te adviseren om de kans op recidive te verminderen. Verdachte moet in staat worden geacht om zelf andere keuzes te maken dan criminele.
De gedragsdeskundigen hebben hun rapporten ter terechtzitting toegelicht. Hun standpunten zijn onveranderd gebleven.
Reclassering Nederland heeft ook een rapport uitgebracht over verdachte. Primair adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen en, in het licht van een laatste poging om verdachte op het goede pad te krijgen, een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Dit is de laatste mogelijkheid in het jeugdstrafrecht waar kan worden ingezet op gedragsverandering. Subsidiair heeft de reclassering geadviseerd over de aan een deels voorwaardelijke straf te verbinden voorwaarden ingeval het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Toepassing jeugdstrafrecht
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het sanctierecht voor volwassenen of jeugdigen toegepast dient te worden. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is het mogelijk om het jeugdstrafrecht toe te passen op jongeren in de leeftijd van achttien tot drieëntwintig jaar als de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Hoewel de rechtbank ziet dat er wegingsfactoren zijn die voor toepassing van het volwassenenstrafrecht spreken, geven de factoren die voor toepassing van het jeugdstrafrecht pleiten de doorslag. Met name de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding in een gesloten setting vindt de rechtbank zwaarwegend.
Verdachte wordt berecht onder het jeugdstrafrecht. Bij het jeugdstrafrecht gelden lagere richtlijnen voor de straftoemeting. Verder wordt bij het bepalen van welke straf passend is veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt veel meer dan bij volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
PIJ-maatregel
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de PIJ-maatregel op te leggen.
De psychiater en de psycholoog hebben vastgesteld dat er sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een verminderde intelligentie met een sterk disharmonisch profiel. Verdachte leed ook tijdens de tenlastegelegde periode aan deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling.
De rechtbank stelt vast dat het feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
[naam kinder- en jeugdpsychiater 2] en de reclassering adviseren een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel omdat deze maatregel het meest passend is om verdachte verder te kunnen vormen in zijn ontwikkeling, om invloed te kunnen uitoefenen op het gedrag van verdachte en om recidive te voorkomen. Een langdurige behandeling is nodig om het patroon van sociaal wenselijk en zelfbepalend gedrag van verdachte te doorbreken. Een voorwaardelijke straf of maatregel achten zij niet haalbaar omdat verdachte niet vrijwillig meewerkt aan een behandeling.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit, de ernst en hardnekkigheid van de bij verdachte geconstateerde psychopathologie, de inhoud van voormelde rapporten en de toelichting op de rapporten ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is om verdachte te kunnen vormen in zijn ontwikkeling, om invloed te kunnen uitoefenen op het gedrag van verdachte en om recidive te voorkomen. De rechtbank betrekt daar met name bij dat verdachte reeds jarenlang bekend is bij de jeugdreclassering en andere hulpverleningsinstanties. Eerdere behandelingen zijn voortijdig en zonder resultaat afgebroken. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat het recidivegevaar hoog is.
De rechtbank acht het alternatief van een deels voorwaardelijke straf niet passend en niet haalbaar aangezien verdachte aangeeft dat hij alleen maar zijn straf wil uitzitten en geen bemoeienis wil, waardoor het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat.
Conclusie
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater en in het verlengde daarvan het primaire advies van de reclassering over. De rechtbank kan zich vinden in het advies van de psychiater en de reclassering dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een PIJ-maatregel noodzakelijk maakt en zal tot oplegging daarvan overgaan. De rechtbank overweegt ten slotte dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijk jeugddetentie passend en geboden. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. Verdachte heeft bij de uitspraak reeds 268 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht waardoor de behandeling van verdachte snel kan aanvangen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering met oplegging van de schademaatregel en toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering met oplegging van de schademaatregel en toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering met oplegging van de schademaatregel en toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [supermarkt] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert niet-ontvankelijkverklaring van de vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij aangezien het geld reeds terug is naar de benadeelde partij.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering. Ten aanzien van de post ontvreemd kasgeld overweegt de rechtbank dat het geld reeds is teruggegeven aan de benadeelde partij. Ten aanzien van de andere posten is de vordering onvoldoende onderbouwd en levert nader onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafproces op.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij zal in de kosten van de verdachte worden veroordeeld, tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77c, 77i, 77s, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregelen.

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 3 jaar.

Jeugddetentievoor de duur van
9 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 1.600,00subsidiair 26 dagen jeugddetentie.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.600,-- (zegge: zestien honderd euro), Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald. Het totale bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.600,-- (zegge: zestien honderd euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van € 1000,00 subsidiair 20 dagen jeugddetentie.

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald. Het totale bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van € 1000,00 subsidiair 20 dagen jeugddetentie.

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald. Het totale bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Niet-ontvankelijkverklaringvan de benadeelde partij
[supermarkt]in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. S. van Bergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier onderzoek Lindenfels van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, onderzoeksnummer OB2R018007, bestaande uit 4 ordners, aantal pagina’s: 1185. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p.716 en 717 van voormeld eind-dossier.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p.727, 728 en 729 van voormeld eind-dossier.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p.731 en 732, van voormeld eind-dossier.
5.Proces-verbaal van aangifte namens [supermarkt] , p.735 en 736, van voormeld eind-dossier.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , p.755 en 756 van voormeld eind-dossier.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p.760 en 761 van voormeld eind-dossier.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p.772 en 773 van voormeld eind-dossier.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2018.