ECLI:NL:RBOBR:2018:6141

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
C/01/339334 / JE RK 18-1523
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in complexe gezinssituatie met budgettaire problemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 november 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind1], [kind2] en [kind3]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 15 december 2017 en zou eindigen op 15 december 2018. De Gecertificeerde Instelling (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de situatie van de kinderen nog steeds zorgwekkend was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening pas na een lange periode van zes maanden was opgestart, wat in strijd was met het dwingende karakter van de ondertoezichtstelling. De vertraging was te wijten aan een budgettair plafond dat de gemeente had bereikt in de contracten met de zorgaanbieder. Dit heeft geleid tot een onaanvaardbare situatie voor de kinderen, die een snelle start van de hulpverlening nodig hadden.

Tijdens de zitting zijn de minderjarigen apart gehoord, evenals de ouders en vertegenwoordigers van de GI. De kinderen gaven aan dat ze in een onbewoonbaar huis woonden, met vochtproblemen en schimmel, wat schadelijk was voor hun gezondheid. De ouders maakten zich zorgen dat de kinderen bij hen weggehaald zouden worden. De kinderrechter concludeerde dat er sprake was van complexe multiproblematiek binnen het gezin, waarbij de ouders, mede door hun (licht) verstandelijke beperking, niet in staat waren om een veilige opvoedomgeving te bieden. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, met ingang van 15 december 2018 tot 15 december 2019, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/339334 / JE RK 18-1523
datum uitspraak: 22 november 2018

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

statutair gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende

[kind_1] ,

geboren op [kind1] te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [kind1] ,
[kind_2],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [kind2] ,
[kind_3],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [kind3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[vader]

wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: (de) vader,

[moeder]

wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: (de) moeder.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 oktober 2018, ingekomen bij de griffie op 16 oktober 2018.
Op 22 november 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • de minderjarigen [kind1] en [kind2] , die apart zijn gehoord,
  • de vader,
  • de moeder,
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, te weten de heer [naam] , tevens de gezinsvoogdijwerker, en mevrouw [naam] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind1] , [kind2] en [kind3] berust bij de ouders.
[kind1] , [kind2] en [kind3] wonen bij de ouders.
[kind1] , [kind2] en [kind3] zijn bij beschikking van 27 december 2011 onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar, met ingang van 27 december 2011 tot 27 december 2012. De maatregel is bij beschikking van 13 december 2012 verlengd, met ingang van 27 december 2012 tot 27 april 2013. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden. Vervolgens heeft de GI haar verzoek voor het overige ingetrokken, waardoor de maatregel op 27 april 2013 is geëindigd.
Bij beschikking van 15 december 2017 zijn [kind1] , [kind2] en [kind3] opnieuw onder toezicht gesteld, met ingang van 15 december 2017 tot 15 december 2018.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [kind1] , [kind2] en [kind3] te verlengen voor de duur van een jaar.
De gronden die aan dit verzoek ten grondslag liggen, zijn opgenomen in het verzoekschrift en deze dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De standpunten ter zitting

[kind1] en [kind2] hebben aangegeven dat ze nu ergens anders wonen dan ten tijde van de vorige zitting. Ze vinden dat geen fijne plek. Het is koud, beschimmeld en verrot. Ze willen graag dat het huis gemaakt wordt. Ze willen niet verhuizen, want dat hebben ze al vaak gedaan. [kind1] heeft het meer naar haar zin op school dan vorig jaar, met name omdat ze minder wordt gepest. [kind2] vindt het leuk op school. [kind1] en [kind2] vinden het fijn bij hun ouders. Ze vinden het niet nodig dat de gezinsvoogdijwerker nog langer bij het gezin betrokken blijft.
De ouders hebben aangegeven dat het gezin in een onbewoonbaar huis woont. De lekkage aan het dak en de verwarming worden niet gerepareerd. Het huis is vochtig en er is sprake van schimmel. Dit is niet goed voor de gezondheid van de kinderen. Het huis is van de gemeente, maar de kosten voor reparaties moeten de ouders zelf dragen. De hulpverlening van Amarant wordt momenteel twee keer per week ingezet. Het is de bedoeling dat de hulpverlening op tien momenten in de week zal plaatsvinden, maar Amarant heeft volgens de ouders al aangegeven dit niet waar te kunnen maken.
De GI heeft aangegeven dat de grote angst van ouders is dat de kinderen bij hen worden weggehaald. Sinds het begin van de ondertoezichtstelling is geprobeerd intensieve zorg in te zetten. Er zijn echter problemen geweest met het budget en personele wisselingen bij Amarant. Amarant is daardoor pas kort geleden in het gezin gestart. Ondanks de zorgen ziet de GI ook dat ouders positief aandacht geven aan de kinderen. Het gaat bovendien op een aantal fronten goed met de kinderen, zoals op school. Toen in de zomer bleek dat het gezin niet langer in hun woning kon blijven en in verband met de recent gestarte hulpverlening geoordeeld werd dat het belangrijk was dat het gezin bij elkaar bleef, is door de gemeente een andere woning beschikbaar gesteld. Het huis is door de gemeente beoordeeld en goedgekeurd. De gemeente is verantwoordelijk.

De beoordeling

Gezien de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog altijd is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De gestelde omstandigheden vormen een ernstige bedreiging in de algehele ontwikkeling van [kind1] , [kind2] en [kind3] .
Er is bij het gezin van de kinderen sprake van complexe multiproblematiek op het gebied van geld, wonen, de opvoedsituatie van de kinderen en de kindeigen problematiek van de kinderen. Ouders houden veel van hun kinderen, maar ouders zijn mede als gevolg van hun eigen (licht) verstandelijke beperking onvoldoende in staat om een opvoedomgeving te bieden die tegemoet komt aan de behoeften van de kinderen. De kinderen worden bovendien geconfronteerd met de spanningen die tussen de ouders bestaan. De ouders handelen veelal vanuit emotie, zonder daarbij rekening te houden met wat dit voor de kinderen betekent. Ook ter zitting blijkt duidelijk dat ouders moeite hebben om alles te overzien en het lukt hen ook bij de rechtbank niet om hun (heftige) emoties onder controle te houden.
De kinderrechter stelt vast dat in de eerste maanden na de start van de ondertoezichtstelling weinig in de situatie is veranderd en dat er nauwelijks samenwerking tussen de ouders en de GI tot stand is gekomen. Dit lijkt enerzijds voort te komen uit een wantrouwen van de ouders jegens de hulpverlening en heeft anderzijds te maken met het feit dat de intensieve hulpverlening niet eerder kon worden ingezet omdat er een plafond was in de contracten die de gemeente met de zorgaanbieder had. In juni 2018, ruim zes maanden nadat de ondertoezichtstelling is uitgesproken, is de intensieve ambulante thuisbegeleiding van Amarant van start gegaan. De kinderrechter acht het onaanvaardbaar dat de hulpverlening zo laat is opgestart, omdat het budgettaire plafond van de gemeente was bereikt. Dit is in strijd met het dwingende karakter van de ondertoezichtstelling en de noodzaak van een snelle start van de hulpverlening. De kinderrechter constateert dat het gevolg is dat de hulpverlening zich momenteel nog in de opstartfase bevindt. Het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling is dus nog steeds noodzakelijk om de hulpverlening in het komende jaar te continueren en waar nodig uit te breiden.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [kind1] , [kind2] en [kind3] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind1] , [kind2] en [kind3] voor de duur van een jaar, met ingang van 15 december 2018 tot 15 december 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.L. Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2018, waarna deze op 28 november 2018 op schrift is gesteld.
conc vba
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.