ECLI:NL:RBOBR:2018:6566
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om gronden in te dienen na termijn en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure
In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 22 november 2018, is het beroep van verzoeker tegen de lijst der geldelijke regelingen Weerijs-Zuid behandeld. Verzoeker had op 2 juli 2018 beroep ingesteld tegen de LGR en verzocht om de gronden van het beroep later te mogen indienen. De rechtbank heeft verzoeker de mogelijkheid geboden om zijn verzoekschrift aan te vullen, ondanks dat de gronden na sluiting van de beroepstermijn waren ingediend. De rechtbank oordeelde dat verzoeker een zwaarwegend belang had bij een inhoudelijke behandeling van zijn verzoekschrift en dat het verzuim kon worden hersteld zonder nadelige gevolgen voor verweerder. De rechtbank verwierp het beroep op niet-ontvankelijkheid van verweerder, die stelde dat de gronden te laat waren ingediend.
De rechtbank heeft vervolgens de grieven van verzoeker beoordeeld. Verzoeker voerde aan dat de pachtgronden niet waren meegewogen bij de beoordeling van het verkavelingsnut, wat volgens hem onterecht was. De rechtbank oordeelde dat de pachtregistratie niet tijdig was gedaan en dat verweerder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gevolgen daarvan. Ook de andere grieven van verzoeker, waaronder de vergoeding van kosten voor verbeteringen aan de percelen en de verkleining van het bouwblok, werden ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat het beroep in zijn geheel ongegrond was en compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.