ECLI:NL:RBOBR:2018:6568

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
C/01/335900 / EX RK 18-114
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van grieven in een procedure tegen de lijst der geldelijke regelingen voor herverkaveling

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 4 december 2018, is verzoekster in een procedure tegen het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant niet-ontvankelijk verklaard in haar grief met betrekking tot de waarde van bomen. Verzoekster had beroep ingesteld tegen de lijst der geldelijke regelingen (LGR) voor het herverkavelingsblok Weerijs-Zuid, vastgesteld op 15 mei 2018. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen zienswijze had ingediend over de waarde van de bomen, die aan de andere kant van de weg stonden en dus niet haar eigendom waren. De rechtbank concludeerde dat de taxatie van de waarde van de openbare weg deugdelijk was onderbouwd en dat de vergoeding van € 1,00 voor de ingebrachte grond voldoende was. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van zienswijzen en de rol van taxaties in procedures omtrent onroerend goed.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/335900 / EX RK 18-114
Beschikking van 4 december 2018
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
verschenen in persoon,
tegen
Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen te ’s-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Bij besluit van 15 mei 2018 heeft verweerder de lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 62 Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), voor het herverkavelingsblok ‘Weerijs-Zuid’ (hierna: LGR) vastgesteld. De LGR heeft ter inzage gelegen van 24 mei 2018 tot en met 4 juli 2018.
1.2.
Bij verzoekschrift van 2 juli 2018, ontvangen op de griffie van deze rechtbank op 4 juli 2018, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de LGR. De door verzoekster in het verzoekschrift ingebrachte grieven tegen de LGR houden - zakelijk weergegeven - het volgende in:
1. In het door taxateur [naam taxateur] opgenomen waarde-advies is verzuimd om een vergoeding op te nemen voor 20 eiken. Verzoekster wil een vergoeding van € 100,00 per boom conform de vergoeding die de Provincie Noord-Brabant heeft betaald bij de aanleg van de fietspaden tussen Zundert en Rucphen.
2. De vergoeding van € 1,00 voor de ingebrachte grond is niet marktconform. De grond dient te worden vergoed conform de waarde van het aangrenzende bosperceel.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft tevens algemene stukken in het geding gebracht. Daaronder bevinden zich de Nota van zienswijzen Lijst Geldelijke Regelingen landinrichting Weerijs-Zuid, de Nadere Regels voor de schatting als bedoeld in artikel 68 van de Wilg voor het herverkavelingsblok Weerijs-Zuid (hierna: de Nadere Regels), voorbeeldbedrijven ten behoeve van de schatting, de algemene bepalingen bij de LGR Weerijs-Zuid, de voorlopige kostenopgave LGR Weerijs-Zuid, het besluit vaststelling ruilplan Weerijs-Zuid van 1 september 2015 en het besluit van verweerder van 18 september 2018, waarbij mr. M.A.T.L. Thijssen en mr. H.J.W. Leenen zijn gemachtigd om namens verweerder schriftelijk verweer te voeren en verweerder te vertegenwoordigen bij de mondelinge behandeling door de rechtbank.
1.4.
Het beroep van verzoekster is op 9 oktober 2018 ter zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot de heer [naam echtgenoot] . Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M.A.T.L. Thijssen. Deze werd bijgestaan door ing. [naam medewerker provincie] , medewerker van de Provincie Noord-Brabant, en ing. [naam medewerker kadaster] van het Kadaster. Ook is verschenen de heer [naam taxateur] , taxateur voor verweerder.
De belanghebbende de gemeente Zundert is verschenen in de persoon van [naam medewerker gemeente Zundert] , werknemer van de gemeente Zundert, bijgestaan door ing. [naam adviseur] als adviseur.
1.5.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.De inbreng en de toedeling

2.1.
In het Inrichtingsplan Weerijs-Zuid is de Oekelseheidestraat te Rijsbergen in eigendom, beheer en onderhoud toegewezen aan de gemeente Zundert. Een gedeelte ter grootte van ca. 80 m² van deze weg is ingebracht door verzoekster. De door verzoekster ingebrachte percelen zijn voor het overige ongewijzigd aan haar toegedeeld.

3.De ontwerp-LGR en de daartegen ingediende zienswijze

3.1.
In de ontwerp-LGR was geen vergoeding opgenomen voor het verlies van de 80 m² grond die is gelegen onder de aan de gemeente Zundert toegewezen Oekelseheidestraat. In haar zienswijze heeft verzoekster verzocht om een vergoeding voor de afgestane grond.
Verweerder heeft de heer [naam taxateur] van [naam taxateur] Rentmeester & Adviesbureau B.V. (hierna: de taxateur) opdracht gegeven om advies uit te brengen omtrent de waarde van (onder meer) het door verzoekster ingebrachte gedeelte van de Oekelseheidestraat. Het van de taxatie uitgebrachte rapport “Wegen maart 2018” is als bijlage 13 bij het verweerschrift gevoegd.

4.De LGR

4.1.
Het individuele overzicht LGR dat betrekking heeft op verzoekster is aan deze beschikking gehecht. In de LGR is naar aanleiding van de zienswijze van verzoekster een vergoeding van € 1,00 opgenomen voor het verlies van de grond.

5.De beoordeling

Grief 1

5.1.
Verweerder voert aan dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar grief met betrekking tot de waarde van de bomen, aangezien verzoekster geen zienswijze heeft ingediend op dit punt. Bovendien staan de bomen aan de andere kant van de weg. De erfgrens ter plaatse lag in het midden van de weg. De bomen waren dan ook geen eigendom van verzoekster.
5.2.
Verzoekster is van mening dat haar grief met betrekking tot de waarde van de eiken wel ontvankelijk is. Haar zienswijze had betrekking op de waarde van de inbreng inclusief de bomen. De taxateur had de bij het zandpad behorende 20 eiken moeten meenemen in het bepalen van de waarde van de inbreng.
5.3.
De vraag of de zienswijze van verzoekster al dan niet betrekking had op de waarde van de bomen hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet te worden beantwoord. Bij de behandeling ter zitting is namelijk duidelijk geworden dat het gedeelte van het zandpand met de 20 daarlangs staande eiken niet is ingebracht door verzoekster. Het gedeelte van de weg dat door verzoekster is ingebracht grenst aan het door verzoekster ingebrachte en aan haar weer toegedeelde bosperceel. De 20 eiken staan aan de andere, zuidelijke, kant van het zandpad. De erfgrens ter plaatse lag in het midden van de weg. De zuidelijke helft van het zandpad en de bomen zijn ingebracht door de broer van verzoekster. Verzoekster zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in haar grief.
Grief 2
5.4.
Verzoekster voert aan dat de door de taxateur uitgevoerde taxatie ondeugdelijk is. Verzoekster heeft steeds belasting betaald in de vorm van Watersysteemheffing bij de Belasting Samenwerking West-Brabant. In 2015 bedroeg de belasting € 44,43 voor een oppervlakte van 1480 m². Per m² is dit € 0,03. Voor 80 m² is dit € 2,40. Verzoekster betaalt dus 2,4 meer belasting dan de door de taxateur vastgestelde waarde.
Verzoekster stelt verder dat het door haar ingebrachte gedeelte van de Oekelseheidestraat geen ontsluitingsweg is. De wegverharding eindigt bij het laatste huis in de straat en daarna begint het zandpad. De camera-auto van Google maps keert bij het begin van het zandpad om. Verzoekster brengt van dit zandpad 80 m² in. Niemand kan van zijn eigendom worden beroofd zonder een billijke en voorafgaande vergoeding. Het aangrenzende perceel is een bosperceel. Het is aannemelijk dat die grond een waarde heeft van € 1,00/m². Aan het zandpad had een zelfde waarde toegekend moeten worden. Het zou kunnen dat het pad wordt opgeheven, dan heeft de grond weer marktwaarde.
5.5.
Verweerder voert aan dat de Oekelseheidestraat sinds jaar en dag een openbare weg is die een verbinding vormt tussen de Breedschotsestraat en de Oekelsestraat. De weg ontsluit diverse huis- en bedrijfskavels en is een openbare weg in de zin van de Wegenwet. Deze weg is in het Inrichtingsplan opgenomen als te handhaven openbare weg. Het ligt volgens verweerder niet in de rede dat de weg in de toekomst wordt opgeheven, zoals verzoekster kennelijk vreest. De waarde van de weg is door de taxateur vastgesteld op
€ 1,00. Openbare wegen worden volgens de taxateur voor dit bedrag verkocht. Een voor de belastingheffing uitgevoerde taxatie gebeurt op een andere manier. Daarbij wordt niet in detail gekeken naar het betreffende perceel, zoals bijvoorbeeld het feit dat een deel van de oppervlakte onder een openbare weg is gelegen, aldus verweerder.
5.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het feit dat de camera-auto van Google maps bij het begin van het zandpad omkeert, zoals verzoekster stelt, betekent niet dat het zandpad niet als openbare weg kan worden aangemerkt. Daarentegen betekent het feit dat de Oekelseheidestraat als geheel, inclusief het zandpad, als te handhaven openbare weg is opgenomen in het Inrichtingsplan, dat (ook) het zandpad openbaar is en dient te blijven. Daarom is de Oekelseheidestraat in eigendom, beheer en onderhoud toegewezen aan de gemeente Zundert.
Blijkens het rapport van de taxateur is het doel van de taxatie om verweerder te informeren over de marktwaarde. Bij de waardering heeft de taxateur gebruik gemaakt van de comparatieve methode. Daarbij wordt een parallel getrokken met de gerealiseerde koopprijzen voor soortgelijke percelen die gehanteerd worden in de (directe) nabijheid van de onroerende zaak. De taxateur heeft 6 referentieverkopen in het rapport vermeld. Op basis van vergelijking van de bij die verkopen betrokken percelen met het onderhavige perceel heeft de taxateur de weg getaxeerd op € 1,00 de massa. Daarbij heeft de taxateur toegelicht dat door de openbare bestemming, de gebruiksmogelijkheden en de onderhoudskosten wegen “niet lucratief” zijn en dat, als wegen worden “overgedragen of verkocht”, de prijs vaak nihil is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de taxateur zijn rapport deugdelijk onderbouwd. Het feit dat verzoekster een bepaald bedrag aan belasting dient te betalen over een bepaalde oppervlakte grond, inclusief de onder de weg gelegen grond, zegt niets over de marktwaarde van die grond. Er wordt, anders dan bij de hier uitgevoerde taxatie, bij de taxatie voor de belastingheffing niet in detail gekeken naar het gebruik van de grond, zoals verweerder terecht aanvoert. De rechtbank is het dan ook niet eens met verzoekster dat het rapport ondeugdelijk is.
Uit het taxatierapport blijkt dat de onder de weg gelegen grond geen of nauwelijks marktwaarde heeft. Met de toegekende vergoeding van € 1,00 is verzoekster naar het oordeel van de rechtbank voldoende schadeloos gesteld voor het verlies van de grond.
De grief zal daarom ongegrond worden verklaard.
5.7.
De rechtbank ziet in de aard van de zaak aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren op na te melden wijze.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar grief onder 1,
6.2.
verklaart het beroep voor het overige ongegrond,
6.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 december 2018.