ECLI:NL:RBOBR:2018:791

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
C/01/330107 / KG ZA 18-28
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over tijdelijke overkapping en installatie in het kader van het project 'Longen van de stad' en de gevolgen voor het opstalrecht van Q-Park

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Q-Park Real Estate Netherlands I B.V. en Q-Park Operations Netherlands I B.V. als eiseressen en de Gemeente Eindhoven en ENS Technology B.V. als gedaagden. De zaak betreft een tijdelijke overkapping en installatie in het kader van het project 'Longen van de stad' op het Stadhuisplein te Eindhoven. Q-Park vorderde onder andere een verbod voor de Gemeente en ENS om de resultaten van het project te gebruiken, omdat zij meende dat dit inbreuk maakte op haar opstalrechten en erfdienstbaarheden.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Gemeente en ENS geen inbreuk maken op de eigendomsrechten van Q-Park. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het Stadhuisplein eigendom is van de Gemeente en dat de tijdelijke installatie en overkapping geen directe inbreuk maken op de parkeergarage van Q-Park. De vorderingen van Q-Park zijn afgewezen, omdat er geen sprake was van onrechtmatige hinder of een schending van de brandveiligheid. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de Gemeente en ENS niet aansprakelijk zijn voor de door Q-Park gestelde schade.

In reconventie heeft de Gemeente vorderingen ingesteld tegen Q-Park, maar deze zijn eveneens afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen dreiging is dat Q-Park de uitvoering van het project zal belemmeren. De proceskosten zijn voor Q-Park, die als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/330107 / KG ZA 18-28
Vonnis in kort geding van 12 februari 2018
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK REAL ESTATE NETHERLANDS I B.V.,
gevestigd te Maastricht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS I B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaten mrs. drs. I. van Marsbergen en A.A. de Groot te Rotterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelend te Eindhoven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mrs. T.E. Hovius en W. den Harder te Amsterdam,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENS TECHNOLOGY B.V.,
zetelend te Cuijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENS URBAN B.V.,
zetelend te Cuijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Franke te Eindhoven.
Partijen zullen hierna enerzijds gezamenlijk Q-Park en afzonderlijk Q-Park Real Estate en Q-Park Operations en anderzijds de Gemeente en ENS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 februari 2018 met producties 1 tot en met 15;
  • de brief van 8 februari 2018 van mr. Van Marsbergen met producties 16 tot en met 21;
  • de brief van 9 februari 2018 van mr. Van Marsbergen met producties 22 tot en met 26;
  • de akte houdende eis in reconventie van 9 februari 2018 van mrs. Hovius en Den Harder met producties 1 tot en met 22;
  • de brief van 9 februari 2018 van mr. B. Timmermans (werkzaam als jurist bij de Gemeente) met het verweerschrift van de Gemeente in de bestuursrechtelijke procedure als aanvullende productie;
  • de akte houdende eis in reconventie van 9 februari 2018 van mr. Franke met producties 1 tot en met 13;
  • de brief van 9 februari 2018 van mr. Franke met productie 14;
1.2.
Vanwege de onderlinge samenhang van deze zaak en de bestuursrechtelijke zaken met zaaknummers SHE 18/237, SHE 18/238 en SHE 18/347, zijn deze zaken gelijktijdig behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 12 februari 2018 te 9.30 uur te Eindhoven.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de vorderingen en de verweren toegelicht aan de hand van een pleitnotities en is tevens een descente gehouden.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft terstond mondeling vonnis gewezen, door mededeling van de zakelijke inhoud ervan waarvan dit de schriftelijke en uitgewerkte neerslag vormt.

2.Het geschil in conventie

2.1.
Q-Park vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
de Gemeente en/of ENS met onmiddellijke ingang te verbieden (verder) uitvoering te geven of te laten geven aan het Project “Longen van de Stad” in, op, aan, boven en/of nabij de parkeergarage,
de Gemeente en/of ENS te veroordelen tot het verwijderen van de constructie c.q. tent en/of de geplaatste luchtfilters c.q. luchtreinigingssystemen binnen één werkdag na betekening van dit vonnis;
Subsidiair:
3. de Gemeente en/of ENS te verbieden de resultaten van het Project “Longen van de Stad” te (laten) gebruiken totdat er een onherroepelijke uitspraak in een bodemprocedure tussen partijen is gewezen;
Primair en subsidiair:
4. te bepalen dat de Gemeente en/of ENS een dwangsom verbeuren van € 100.000,-- per dag(deel) per overtreding, te vermeerderen met € 100.000,-- voor ieder dag(deel) een dat een overtreding voortduurt, tot een maximum van € 1.000.000,--;
5. de Gemeente en/of ENS te veroordelen in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente;
6. alle overige in goede justitie te bepalen voorzieningen te treffen.
2.2.
Q-Park legt daaraan - samengevat - het volgende ten grondslag.
Door uitvoering van het Project “Longen van de Stad” wordt inbreuk gemaakt op de eigendoms- c.q. opstalrechten en/of erfdienstbaarheden van Q-Park, is sprake van onrechtmatige hinder en wordt er onrechtmatig jegens Q-Park gehandeld.
2.3.
De Gemeente en ENS voeren verweer en vorderen beiden in conventie Q-Park niet ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen te ontzeggen, danwel af te wijzen, met veroordeling van Q-Park in de kosten van dit geding waaronder de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Het geschil in reconventie zijdens de Gemeente

3.1.
De Gemeente vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. Q-Park te gebieden met onmiddellijke ingang de tijdelijke overkapping van haar in- en uitrit en de uitvoering van de tijdelijke proefinstallatie op het Stadhuisplein te Eindhoven te dulden, op straffe van een door Q-Park te betalen dwangsom van
€ 100.000,-- per overtreding per dag(deel) met een maximum van € 1.000.000,--;
Subsidiair:
2. Q-Park te gebieden om met onmiddellijke ingang de tijdelijke overkapping van haar in- en uitrit en de uitvoering van de tijdelijke proefinstallatie op het Stadhuisplein te Eindhoven te dulden, onder het stellen van nadere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen nadere maatregelen, die Q-Park alsdan ook moet dulden, op straffe van een door Q-Park te betalen dwangsom van € 100.000,-- per overtreding per dag(deel) met een maximum van € 1.000.000,--;
Primair en subsidiair:
3. Q-Park te veroordelen in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De Gemeente legt hieraan het volgende ten grondslag.
Er is geen sprake van een inbreuk op een opstalrecht. Q-Park is opstalhouder van de ondergrondse parkeergarage. Het Stadhuisplein te Eindhoven waarop de tijdelijke installatie en de overkapping is gerealiseerd, valt niet onder het opstalrecht, maar is volledig eigendom van de Gemeente. Er is geen sprake van dat enige onderdeel van de installatie op, aan of in de parkeergarage wordt aangebracht. Voorts heeft Q-Park de installatie op grond van art. 4 van de opstalakte te dulden.
Van enige hinder voor de exploitatie van de parkeergarage is ook geen sprake. De in- en uitrit alsmede de parkeergarage zelf is gedurende de proef volledig bereikbaar en voor alle voertuigen toegankelijk. Van enige vorm van verminderde bereikbaarheid of zichtbaarheid onder de tijdelijke overkapping is dus geen sprake.
Tot slot vormt de proefopstelling geen enkele belemmering voor de (brand)veiligheid.
3.3.
Q-Park voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie zijdens ENS

4.1.
ENS vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. Q-Park te gebieden om met onmiddellijke ingang de tijdelijke overkapping van haar in- en uitrit in het kader van de uitvoering van de tijdelijke proefinstallatie op het Stadhuisplein te Eindhoven te dulden, op straffe van een door Q-Park te betalen dwangsom van € 100.000,-- per overtreding van per dag met een maximum van
€ 1.000.000,--, althans Q-Park te gebieden om met onmiddellijke ingang de tijdelijke overkapping van haar in- en uitrit in het kader van de uitvoering van de tijdelijke proefinstallatie op het Stadhuisplein te Eindhoven te dulden, onder het stellen van nadere door de voorzieningenrechter te bepalen maatregelen, die Q-Park alsdan ook moet dulden, op straffe van een door Q-Park te betalen dwangsom van
€ 100.000,-- per overtreding van per dag met een maximum van € 1.000.000,--,
2. Q-Park te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding aan ENS, te begroten op een bedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente,
4. Q-Park te veroordelen in de proceskosten en de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
ENS sluit zich aan de door de Gemeente ingenomen stellingen die zij aan haar reconventionele vorderingen ter grondslag heeft gelegd en voert ter aanvulling daarop aan dat Q-Park onrechtmatig handelt jegens ENS en Q-Park daarom aansprakelijk is voor de aan de zijde van ENS geleden en nog te lijden schade.
4.3.
Q-Park voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Tussen partijen staat vast dat aan Q-Park Real Estate een (zelfstandig) opstalrecht is verleend dat de natrekkingsregel van art. 5:20 BW doorbreekt en er voor zorgt dat Q-Park Real Estate eigenaar is van de parkeergarage. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Q-Park desgevraagd aangegeven dat Q-Park Operations de parkeergarage van Q-Park Real Estate huurt. Q-Park Real Estate kan een ieder aanspreken die inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. Als huurder van de parkeergarage kan Q-Park Operations degene(n) die inbreuk op haar huurrecht maken eveneens (zelfstandig) aanspreken. Zie: Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 26089, nr. 3, p. 15.
5.2.
De vraag is of de Gemeente en ENS inbreuk maken op het eigendomsrecht van Q-Park Real Estate en het huurrecht van Q-Park Operations. De Gemeente heeft (met een beroep op de in art. 20 onder e van de akte van 21 december 1995 genoemde tekening) gemotiveerd betoogd dat boven het betondak van de parkeergarage onder andere een betonnenonderplaat is aangebracht en het Stadhuisplein eigendom is van de Gemeente. Omdat het opstalrecht van Q-Park Real Estate in de akte van 21 december 1995 wordt geduid als
“het recht van opstal tot het bouwen, hebben, houden en exploitatie van een ondergrondse parkeergarage met verdere aanhorigheden”, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de Gemeente en ENS geen rechtstreekse inbreuk maken op het van het opstalrecht afgeleide eigendomsrecht van Q-Park Real Estate en door hen evenmin rechtstreekse inbreuk wordt gemaakt op het huurecht van Q-Park Operations.
5.3.
De vorderingen kunnen voorts niet worden gebaseerd op de door Q-Park eerst tijdens de mondelinge behandeling aangevoerde grondslag dat het plaatsen van de tijdelijke installatie en overkapping in strijd is met de aan Q-Park Real Estate toekomende erfdienstbaarheden omdat het functioneren van de parkeergarage door de tijdelijke installatie en overkapping niet wordt belemmerd.
5.4.
Tot slot kan ook de door Q-Park aangevoerde grondslag dat de tent en de tijdelijke installatie schadelijk en/of belemmerend zouden zijn voor de exploitatie van de parkeergarage en de Gemeente en ENS hinder veroorzaken, de vorderingen niet dragen. De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling de tent en de installatie gezien en waargenomen dat van (dreiging van) hinder geen sprake is. De parkeergarage kan nog altijd op de gebruikelijke wijze geëxploiteerd worden. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de brandveiligheid in het geding is. De vertegenwoordiger van de veiligheidsregio heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de brandveiligheid voor de veiligheidsregio geen issue is.
5.5.
Het vorenstaande leidt tot afwijzing van de vorderingen onder 1. en 2..
5.6.
Ten aanzien van de vordering onder 3. heeft Q-Park niet onderbouwd op welke grondslag deze vordering is gebaseerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Q-Park geen te respecteren belang heeft bij de deze vordering.
5.7.
Omdat de vorderingen 1 t/m 3 worden afgewezen, liggen ook de overige door Q-Park ingestelde vorderingen voor afwijzing gereed.
5.8.
Q-Park zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.8.1.
De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- overige kosten 0,00
- salaris
816,00
Totaal € 1.442,00
5.8.2.
De kosten aan de zijde van ENS worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- overige kosten 0,00
- salaris
816,00
Totaal € 1.442,00

6.De beoordeling in reconventie zijdens de Gemeente

6.1.
Gelet op de beoordeling in conventie en het feit dat de voorzieningenrechter geen dreiging aanwezig acht dat Q-Park de uitvoering van de proef zal belemmeren, wijst de voorzieningenrechter de reconventionele vordering van de Gemeente af.
6.2.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
- overige kosten
0,00
Totaal € 408,00

7.De beoordeling in reconventie zijdens ENS

7.1.
Gelet op de beoordeling in conventie en het feit dat de voorzieningenrechter geen dreiging aanwezig acht dat Q-Park de uitvoering van de proef zal belemmeren, wijst de voorzieningenrechter de reconventionele vordering onder 1. van ENS af.
7.2.
Ook de onder 2. gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen, omdat het bestaan van de vordering onvoldoende is gebleken en het spoedeisend belang van ENS door Q-Park is betwist.
7.3.
ENS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
- overige kosten
0,00
Totaal € 408,00

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
wijst de vorderingen af,
8.2.
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.442,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis,
8.3.
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de zijde van de ENS tot op heden begroot op € 1.442,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis,
8.4.
veroordeelt Q-Park in de na dit vonnis ontstane kosten van de Gemeente, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Q-Park niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.5.
veroordeelt Q-Park in de na dit vonnis ontstane kosten van ENS, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Q-Park niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.6.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie zijdens de Gemeente
8.7.
wijst de vorderingen af,
8.8.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot op heden begroot op € 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis,
8.9.
veroordeelt de Gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.10.
verklaart dit vonnis in reconventie, voor wat betreft de reconventionele vordering van de Gemeente, wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie zijdens ENS
8.11.
wijst de vorderingen af,
8.12.
veroordeelt de ENS in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot op heden begroot op € 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de datum van dit vonnis,
8.13.
veroordeelt de ENS in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de ENS niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.14.
verklaart dit vonnis in reconventie, voor wat betreft de reconventionele vordering van ENS, wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2018.