Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 december 2017;
- de akte houdende producties van 27 december 2017 van mr. Terpstra met producties 1 tot en met 67;
- de conclusie van antwoord van 12 januari 2018 van mr. Sueters;
- de akte houdende producties van 12 januari 2018 van mr. Sueters met producties 1 tot en met 38;
- de akte van 15 januari 2018 van mr. Sueters;
- de antwoordakte van 16 januari 2018 van mr. Terpstra;
- de mondelinge behandeling van 17 januari 2018 te 9.30 uur;
- de pleitnota van mrs. Terpstra en Van Baar namens ECLG;
- de pleitnota van mrs. Sueters en Steyger namens de Gemeenten.
2.De feiten
- de basisteams jeugd en gezin en de budgetregisseurs;
- het overwegend enkelvoudige aanbod van kleine aanbieders (aanbieders met minder dan 50 cliënten per jaar eb/of een omzet van minder dan € 200.000,00);
- meervoudige jeugdhulp van grotere aanbieders;
- aanvullende afspraken met de jeugd-ggz.
3.Het geschil
- primair; ECLG geen bescherming aan de normen van de Jeugdwet kan ontlenen, omdat de Jeugdwet niet beoogt de positie van de zorgaanbieders te beschermen, maar de Jeugdwet de bescherming van jeugdigen centraal stelt.
- subsidiair;
- primair; deze artikelen beogen de belangen van kinderen te beschermen en niet de belangen van zorgaanbieders, dus is er van onrechtmatig handelen van de Gemeenten ten opzichte van ECLG reeds op deze grond geen sprake, en
- subsidiair; houden de Gemeenten rekening met het IVRK, nu hieraan in het Functioneel Ontwerp ook expliciet wordt gerefereerd met de stelling dat in een concreet geval het belang van het kind boven andere belangen gesteld moet worden.
4.De beoordeling
816,00