ECLI:NL:RBOBR:2018:999

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
C/01/318494/ KG ZA 17/140
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschillen over toegang tot perceel en proceskostenveroordeling

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van burenrecht, heeft eiser op 28 november 2017 zijn vorderingen in kort geding ingetrokken, nadat er eerder op 15 april 2017 een zitting had plaatsgevonden. Gedaagde heeft vervolgens verzocht om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de vorderingen van eiser toegewezen zouden zijn als er op 5 april 2017 geen aanhouding maar een vonnis was gevraagd. Eiser had niet alle eigenaren in rechte betrokken, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit geen belemmering vormde voor ontvankelijkheid, aangezien de vorderingen niet gericht waren op het definitief vaststellen of wijzigen van een rechtstand of feitelijke toestand, maar op het (voorlopig) staken van werkzaamheden en het toelaten van een derde persoon op het perceel van gedaagde. De vordering tot staking van de bouwwerkzaamheden aan de schuur werd afgewezen, omdat deze bijna voltooid waren. De vordering tot toegang voor de deskundige werd toegewezen, omdat gedaagde erkende dat hij wortels van de treurwilg van eiser had verwijderd, wat mogelijk de stabiliteit van de boom in gevaar bracht. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/318494/ KG ZA 17/140
Vonnis in kort geding van 5 maart 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. D. Vong te Veghel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Teeuw te Middelharnis.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 28 maart 2017 heeft [eiser] [gedaagde] gedagvaard in kort geding. Partijen zijn buren ( [eiser] woont aan de [adres] en [gedaagde] aan de [adres] in [woonplaats] ) en tevens familie van elkaar en zij hebben een geschil met betrekking tot een treurwilg op het perceel van [eiser] en over een schuur die [gedaagde] doende was op de perceelgrens te plaatsen. [eiser] vorderde – kort gezegd - toegang van een door hem aangewezen deskundige tot het perceel van [gedaagde] om aldaar de mogelijke schade aan de treurwilg te onderzoeken en te bepalen of de boom op omvallen staat als gevolg van de door [gedaagde] verwijderde wortels, alsmede staking van de bouwwerkzaamheden aan de schuur.
1.2.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2017 alwaar partijen hun standpunten hebben toegelicht., waarbij mr Teeuw pleitnotities heeft overgelegd. Na het gevoerde debat ter zitting hebben partijen de voorzieningenrechter verzocht het kort geding 6 maanden pro forma aan te houden opdat partijen kunnen onderzoeken of het mogelijk is om gezamenlijk een deskundige te zoeken die de treurwilg kan onderzoeken.
1.3.
Op 11 juli 2017 heeft [eiser] een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank strekkende tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht.
1.4.
Bij beschikking van 21 november 2017 (C/01/323220/EX RK 17-114) heeft de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht bevolen en iedere verdere beslissing aangehouden.
1.5.
Bij brief van 28 november 2017 heeft mr. Vong de voorzieningenrechter bericht dat hij gelet op de beschikking van 21 november 2017 het kort geding intrekt.
1.6.
Bij brief van 29 november 2017 heeft mr. Teeuw namens [gedaagde] verzocht om [eiser] te veroordelen in de proceskosten, daartoe stellende dat [gedaagde] ongewild in een kort gedingprocedure is verzeild geraakt omdat [eiser] de verkeerde route had gekozen: [eiser] had een verzoekschrift benoeming voorlopige deskundige moeten indienen bij de rechtbank, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft hoge kosten moeten maken voor het voorbereiden van het kort geding en het bijwonen van de zitting. Drie maanden na de zitting heeft [eiser] alsnog een verzoekschrift ingediend en pas eind november 2017 het kort geding ingetrokken.
1.7.
Bij brief van 30 november 2017 heeft mr. Vong op bovengenoemde brief gereageerd. Volgens mr. Vong had [eiser] belang bij het kort geding omdat [gedaagde] weigerde medewerking te verlenen aan het onderzoek door de door [eiser] aangewezen deskundige en [gedaagde] een schuur aan het bouwen was op de plek waar onderzoek moest worden gedaan.
1.8.
De voorzieningenrechter heeft aanleiding gezien een mondelinge behandeling te gelasten met betrekking tot de door [gedaagde] gevorderde proceskosten.
1.9.
Ten behoeve van de zitting heeft mr. Teeuw bij brief van 17 januari 2018 een viertal producties overgelegd.
1.10.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 februari 2018, alwaar mr. Vong alsmede mr. Teeuw aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht. Desgevraagd heeft mr. Vong verklaard dat de schuur er inmiddels staat en dat de treurwilg de storm van medio januari 2018 heeft overleefd.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter moet de vraag beantwoorden of hij de vorderingen van [eiser] had toegewezen als partijen op 5 april 2017 niet om aanhouding hadden verzocht maar toen vonnis hadden gevraagd.
2.2.
[gedaagde] betoogt dat niet alleen hij maar ook [naam 1] en [naam 2] als zijn mede-eigenaren door [eiser] in rechte had dienen te worden betrokken en [eiser] daarom niet ontvankelijk in zijn vorderingen had moeten worden verklaard. Weliswaar had [eiser] er verstandig aan gedaan niet alleen [gedaagde] maar ook zijn mede-eigenaren in rechte te betrekken, maar [eiser] diende daarom niet niet ontvankelijk in zijn vorderingen te worden verklaard. De vorderingen van [eiser] beoogden niet een rechtstand of feitelijke toestand (definitief) vast te stellen of te wijzigen maar zagen op het (voorlopig) staken en gestaakt houden van werkzaamheden en het toelaten van een derde persoon op het perceel van [gedaagde] .
2.3.
De vordering tot het staken van de werkzaamheden aan de schuur had de voorzieningenrechter afgewezen omdat die werkzaamheden op 5 april 2017 bijna waren voltooid. Alleen de dakplaten en dakpannen moesten toen nog worden aangebracht. De vordering tot het toelaten van de door [eiser] aangewezen deskundige op het perceel waar [gedaagde] woont, had de voorzieningenrechter toegewezen omdat [gedaagde] heeft erkend wortels van de treurwilg van [eiser] te hebben afgehakt en niet denkbeeldig is dat de treurwilg daardoor instabiel is geworden. Door de door [eiser] aangewezen deskundige niet voor onderzoek toe te laten op het door hem bewoonde perceel, heeft [gedaagde] onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig gehandeld.
2.3.
Omdat een vordering van [eiser] zou zijn afgewezen en een vordering van hem zou zijn toegewezen dienen de proceskosten te worden gecompenseerd, met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.2.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2018.