ECLI:NL:RBOBR:2019:1025
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Ch. Dunnewijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van verzoek tot verbetering van alimentatiebeschikking
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot verbetering van een eerdere beschikking betreffende alimentatie. De zaak betreft een verzoek van de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.E. Frenken, om een correctie aan te brengen in het dictum van de beschikking van 11 oktober 2018. In deze eerdere beschikking was vastgesteld dat de man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.M. Diepeveen-Goldhoorn, een bedrag van € 145,22 per kind per maand diende te betalen, terwijl in de rechtsoverwegingen een bedrag van € 145,50 per kind per maand was genoemd.
De rechtbank heeft de wederpartij in de gelegenheid gesteld om op het verzoek te reageren. De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een kennelijke fout in de eerdere beschikking, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel biedt de mogelijkheid om telfouten, verschrijvingen of andere kennelijke fouten te herstellen om zo kostbaar appel te voorkomen.
De rechtbank concludeert dat er in dit geval geen sprake is van een fout die hersteld kan worden. Het verschil tussen de bedragen is minimaal en materieel gezien heeft de vrouw geen terugbetalingsverplichting. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot verbetering afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.