ECLI:NL:RBOBR:2019:1377

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
18_2291
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor de bouw van 12 woningen in een welstandsvrij gebied

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 maart 2019 uitspraak gedaan over de weigering van een omgevingsvergunning voor de bouw van 12 woningen aan het Couterven te Veghel. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad geweigerd op basis van redelijke eisen van welstand. De rechtbank oordeelde echter dat het project zich in een welstandsvrij gebied bevond, waardoor de weigering onterecht was. De rechtbank stelde vast dat het voormalige beeldkwaliteitsplan, dat als basis voor de weigering werd gebruikt, was vervallen met de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, het bestemmingsplan 'Veghel Noord'. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had onderkend dat de toetsing aan de redelijke eisen van welstand niet van toepassing was in dit geval. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoed moesten worden. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan de geldende wet- en regelgeving te houden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2291

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 maart 2019 in de zaak tussen

Bouwbedrijf [naam] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Korsse),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, verweerder
(gemachtigde: mr. F. van Bakel).

Procesverloop

In een besluit van 11 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning geweigerd voor de bouw van 12 appartementen aan het Couterven (ongen.) te Veghel.
Bij besluit van 9 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019. Namens eiseres zijn verschenen [naam] en [naam] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft verweerder nog aanvullende informatie verschaft.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres heeft op 12 juni 2016 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van 12 appartementen aan het Couterven, kadastraal bekend gemeente Veghel [nummer] en [nummer] (de projectlocatie).
1.2
Oorspronkelijk gold op de projectlocatie het bestemmingsplan “'t Ven fase 5”, vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Veghel op 3 augustus 2004. In dit vaststellingsbesluit is het volgende vermeld: “De raad der gemeente Veghel (…) besluit (…)
- het bestemmingsplan ’t Ven Fase 5 gewijzigd vast te stellen conform het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bestemmingsplan;
- het in het bestemmingsplan 't Ven fase 5 geïntegreerde beeldkwaliteitsplan vast te stellen”.
In het collegevoorstel stond: “Voor de éénduidigheid en ter voorkoming van misverstanden is het beeldkwaliteitsplan juridisch en fysiek geïntegreerd in het bestemmingsplan 't Ven fase 5. Het beeldkwaliteitsplan is geen afzonderlijk document meer”.
Het oude bestemmingsplan “'t Ven fase 5” voorzag onder meer op de bouwlocatie in een minimale bouwhoogte. Op de projectlocatie gelden inmiddels het bestemmingsplan “Veghel Noord” en het bestemmingsplan “paraplubestemmingsplan parkeren”. Het bestemmingsplan “Veghel-Noord” is door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Veghel vastgesteld op 9 maart 2013. In dit bestemmingsplan is géén minimale bouwhoogte opgenomen.
1.3
Op 12 november 2014 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Veghel de “Wijziging van de Welstandsnota Veghel 2011 (4-de evaluatie)” (verder: de welstandsnota) vastgesteld. In artikel 1.3 van de welstandsnota is het volgende vermeld:
“Deze wijziging van de welstandsnota is gebaseerd op het idee van de terugtrekkende overheid en derhalve het volledig welstandsvrij maken van de gemeente Veghel, met uitzondering van de welstandsniveau 1 (W1-) gebieden en de gebieden waar een beeldkwaliteitsplan van kracht is.
Om hier uiting aan te geven wordt de welstandsnota 2011 hierdoor gewijzigd, waarbij:
1. binnen W1-gebieden getoetst blijft worden aan de welstandsnota;
2. de W2- en W3-gebieden net als W4-gebieden welstandsvrij worden en initiatieven binnen deze gebieden niet meer getoetst worden aan de welstandsnota;
3. beeldkwaliteitsplannen die door de raad zijn (en worden) vastgesteld onderdeel uit blijven maken van deze welstandsnota;”
1.4
De projectlocatie ligt niet in een W1-gebied en ligt evenmin in de directe omgeving van een monumentaal en of karakteristiek en beeldbepalend bouwwerk.
2. De aanvraag is afgewezen omdat het bouwplan volgens verweerder in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Verweerder heeft in het bestreden besluit verwezen naar het negatieve welstandsadvies van 6 juli 2017 van de Welstandscommissie. In het bestreden besluit heeft de commissie Rechtsbescherming Meijerijstad zich beperkt tot een toetsing van de bezwaren van eiseres die zijn gericht tegen het negatieve welstandsadvies en de overige bezwaargronden niet besproken. Verweerder heeft dit advies overgenomen.
3.1
Eiseres stelt dat volgens de welstandsnota in het gebied waar de projectlocatie ligt, niet aan de eisen van welstand mag worden getoetst. Het thans geldende bestemmingsplan “Veghel-Noord” bevat geen verwijzing naar het beeldkwaliteitsplan “’t Ven fase 5”. Het daarvoor geldende bestemmingsplan “'t Ven Fase 5” inclusief het beeldkwaliteitsplan “'t Ven Fase 5” is volgens eiseres vervallen. In de welstandsnota is geen koppeling gemaakt met het beeldkwaliteitsplan “'t Ven Fase 5”. In de welstandsnota is volgens eiseres niets gezegd over de juridische binding van beeldkwaliteitsplannen. Verweerder en de welstandscommissie zijn volgens eiseres gebonden aan het toetsingskader van de welstandsnota en kunnen hier niet van afwijken met een beroep op de gedachte achter de welstandsnota.
3.2
Volgens verweerder volgt uit de welstandsnota dat de gemeente specifiek beleid kan voeren met betrekking tot de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving, in de vorm van beeldkwaliteitsplannen. De uitdrukkelijke verwijzing in de welstandsnota naar beeldkwaliteitsplannen, zoals die golden ten tijde van de vaststelling van de welstandsnota en de wijzigingen, maakt volgens verweerder dat de beeldkwaliteitsplannen deel uitmaken van de welstandscriteria. In artikel 1.3 van de welstandsnota Wijziging van de Welstandsnota 2011 (4-de evaluatie) is ook uitdrukkelijk vermeld dat door de raad vastgestelde beeldkwaliteitsplannen onderdeel blijven uitmaken van de welstandsnota.
3.3
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.
3.4
De meest vergaande stelling in de beroepsgrond van eiseres is, dat het beeldkwaliteitsplan “'t Ven fase 5” met de vaststelling van het bestemmingsplan “Veghel-Noord” is vervallen.
Uit het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan “'t Ven Fase 5” volgt dat het beeldkwaliteitsplan een onlosmakelijk onderdeel vormt van dit bestemmingsplan. Dat blijkt uit het vaststellingsbesluit zelf, en staat ook in het collegevoorstel, zoals dat hiervoor is weergegeven.
Bij het besluit van 9 maart 2013 is het bestemmingsplan “Veghel-Noord” vastgesteld. Uit paragraaf 1.3 van de toelichting bij het bestemmingsplan “Veghel-Noord” blijkt dat het is bedoeld als volledige herziening van (onder andere) het bestemmingsplan “'t Ven fase 5”. De gemeenteraad van Veghel wilde voor Veghel Noord een nieuw, totaal omvattend bestemmingsplan opstellen en in procedure brengen. Door de vaststelling van het bestemmingsplan “Veghel-Noord” in 2013 is het bestemmingsplan “'t Ven fase 5” vervallen. Daarmee is ook het beeldkwaliteitsplan “'t Ven fase 5”vervallen omdat dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan “’t Ven fase 5” en uit het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Veghel-Noord van 9 maart 2013, niet blijkt dat het beeldkwaliteitsplan voor dat gebied is blijven bestaan. Overigens blijkt ook uit de toelichting bij het bestemmingsplan “Veghel-Noord” of het collegevoorstel dat hoort bij het vaststellingsbesluit van 9 maart 2013 geen enkele intentie om het beeldkwaliteitsplan te handhaven.
3.5
Verweerders argument dat in de welstandsnota wordt verwezen naar vastgestelde beeldkwaliteitsplannen treft dan ook geen doel. In paragraaf 1.3 van de welstandsnota wordt uitdrukkelijk verwezen naar gebieden waar een beeldkwaliteitsplan van kracht is. Ten tijde van de vaststelling van de welstandsnota op 12 november 2014 was er geen beeldkwaliteitsplan “'t Ven fase 5” meer en was dat dus ook niet van kracht. Weliswaar wordt direct daarna een opsomming gegeven van de wijzigingen, waarbij onder meer – in algemene zin - wordt vermeld dat beeldkwaliteitsplannen die door de raad zijn (en worden) vastgesteld onderdeel uit blijven maken van de welstandsnota, maar dit is kennelijk bedoeld als een dynamische verwijzing naar de huidige en toekomstige beeldkwaliteitsplannen. Gelet op de uitdrukkelijke eis dat een beeldkwaliteitsplan van kracht moet zijn, is er geen enkele aanleiding om uit deze passage af te leiden dat de gemeenteraad ook doelde op oude, inmiddels vervallen en niet nader benoemde beeldkwaliteitsplannen, die dan door een algemene passage in de welstandsnota op de een of andere manier zouden herleven. Een dergelijke uitleg is in strijd met de rechtszekerheid. Op de welstandsniveaukaart bij de welstandsnota is het projectgebied aangeduid als “beeldkwaliteitsplan 't Ven fase 5”. Deze aanduiding leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres en anderen kunnen uit een dergelijke aanduiding niet afleiden dat de gemeenteraad bij de vaststelling van de welstandsnota heeft bedoeld het desbetreffende beeldkwaliteitsplan opnieuw vast te stellen.
3.6
Het projectgebied ligt dus in een geheel welstandsvrij gebied. Verweerder heeft ten onrechte getoetst aan de redelijke eisen van welstand. Aan het advies van de welstandscommissie komt geen betekenis toe. Ook de omstandigheid dat de welstandscommissie andere bouwplannen aan het beeldkwaliteitsplan heeft getoetst, wil niet zeggen dat verweerder deze fout kan herhalen bij de toetsing van de in geding zijnde aanvraag. Een vaste (onjuiste) gedragslijn van verweerder kan niet een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet opzij zetten.
4. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt. De overige beroepsgronden gaan allemaal over de toetsing aan het beeldkwaliteitsplan en hoeven daarom niet te worden besproken. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan “Veghel Noord”. Verweerder heeft verzuimd om in het primaire besluit toepassing te geven aan artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo en te besluiten over een eventuele afwijking van het bestemmingsplan. Na het bestreden besluit is de welstandsnota Meierijstad 2018 vastgesteld. Ter zitting is ook besproken dat partijen in overleg zijn over een goede invulling van het projectgebied. Om deze redenen ziet de rechtbank geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Partijen hebben dan wellicht te weinig ruimte om dat overleg voort te zetten. De rechtbank hecht er in dit verband wel aan om er op te wijzen dat voor zover verweerder bij de nieuwe beslissing op bezwaar toetst aan de welstandsnota Meierijstad 2018, ook de welstandsnota Meierijstad 2018 naar gebieden verwijst met een beeldkwaliteitsplan. In deze verwijzing leest de rechtbank evenmin dat de gemeenteraad van Meierijstad heeft bedoeld om het beeldkwaliteitsplan “'t Ven fase 5” opnieuw vast te stellen. Overigens is het wel de bedoeling om nieuwbouw te toetsen aan redelijke eisen van welstand overeenkomstig paragraaf 5.5 van de nieuwe welstandsnota. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. J. Huijben, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.