In het door psycholoog [naam psycholoog] op 17 januari 2019 omtrent verdachte uitgebrachte rapport staat onder andere het volgende vermeld:
Betrokkene heeft meewerkt aan het onderzoek. Naar aanleiding van dit onderzoek kan bij
betrokkene een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens worden vastgesteld, in de
zin van een verstandelijk ontwikkelingsstoornis (niveau licht-matig) en een andere
gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met een combinatie van antisociale en narcistische
trekken. Er is tevens sprake van een stoornis in cannabisgebruik (matig). De gebrekkige
ontwikkeling en de stoornis in cannabisgebruik zijn aanwezig geweest ten tijde van het
plegen van het ten laste gelegde. Er wordt een verband aanwezig geacht tussen de
gebrekkige ontwikkeling en het plegen van het feit, indien bewezen. Een direct verband
tussen de stoornis in cannabisgebruik en het plegen van het feit wordt niet gezien.
Het slachtoffer is door betrokkene levensbedreigend (o.a. in de hals) gestoken met een mes uit boosheid (omdat hij de fiets die had geleend niet op tijd had teruggebracht en hij betrokkene niet wilde compenseren voor het feit dat hij daardoor niet naar de voedselbank had kunnen gaan), gekrenktheid (door de toon waarop het slachtoffer tegen hem sprak en betrokkene wist dat hij hem niet zou gaan betalen) maar ook uit angst (dat het slachtoffer hem zou neerschieten, volgens betrokkene had het slachtoffer een tasje bij zich met een wapen erin en zou hij tijdens het oplopende conflict aan het tasje en de rits hebben gezeten). Betrokkene nam een mes mee voor de zekerheid en zegt het slachtoffer hier een prikje mee te hebben gegeven. Het had volgens hem anders kunnen lopen. Hij weet alleen niet hoe en wat. Hij vindt wel dat hij behandeling nodig heeft om te leren nee zeggen en om zijn grens beter te kunnen stellen. Geadviseerd wordt om betrokkene het plegen van het feit, indien bewezen, in een verminderde mate toe te tekenen. Inherent aan de verstandelijke ontwikkelingsstoornis en persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, hebben kenmerken als een zwakke identiteit met verhoogde krenkbaarheid en cognitieve beperktheid, als ook een laag frustratietolerantie en gebrekkige agressieregulatie, een doorwerkende rol gespeeld. Bij heftige emoties heeft hij onvoldoende grip op zijn agressie en handelen. Betrokkene heeft de beschikking over een beperkt gedragsrepertoire en valt dan terug in agressieve oplossingsstrategieën. Hij ziet dan ook geen alternatieven en kan zichzelf onvoldoende corrigeren.
Als we kijken naar de klinische risicofactoren dan is de kans dat betrokkene zal recidiveren hoog. Betrokkene raakt emotioneel, cognitief en gedragsmatig gemakkelijk ontregelt en heeft daar onvoldoende zicht en grip op. Negatieve emoties en agressie kunnen snel hoog oplopen. Hij heeft al vaker soortgelijke gewelddadige reacties laten zien in antwoord op conflicten. Hij kan niet aangeven hoe dit precies bij hem werkt. Hij loochent agressie en angst en gekrenktheid. De interne- en motivationele beschermende factoren zijn beperkt aanwezig. Betrokkene is een man die tijdens het onderzoek op zich wel toegankelijk is en met wie ook het gesprek kan worden aangegaan over de noodzakelijke hulp en de problemen die hij ervaart. Hij benoemt bepaalde problemen bij zichzelf. Hij ontkent vervolgens wel weer eigen agressie. Ziet zichzelf niet als gewelddadig persoon. Er is
sprake van een wisselend probleembesef en ziekte-inzicht. Nu geeft hij aan dat een opname in de kliniek nodig is maar in 2016 heeft hij boos en agressief de kliniek van Dichterbij verlaten en is hij niet meer teruggekeerd. Hij snapt nu ook onvoldoende hoe hij opnieuw in de problemen is gekomen. Er zijn geen externe beschermende omstandigheden.
Betrokkene heeft een geschiedenis met agressief en gewelddadig gedrag tegen anderen waarbij hij vaker gebruik heeft gemaakt van een mes dan wel hiermee heeft gedreigd.
Vanwege het ontbreken van zorg lijkt betrokkene al geruime tijd in een situatie te hebben verkeerd waarin hij overvraagd werd en veel stress ervoer. De levensomstandigheden waren instabiel. Hij vertelt vaker in de ochtend zich niet goed gevoeld te hebben, had last van stress en onrust en ging dan blowen. Hij klaagde over niet kunnen slapen vanwege lawaai van de trein. Sliep daardoor ook af en toe bij een kennis.
Mocht er sprake zijn geweest van cocaïnegebruik dan zou een relatie met het feit kunnen worden overwogen, omdat we weten dat cocaïne met name emotieversterkend kan werken (als een boost) en agressie extra kan luxeren. In dat geval zou betrokkene ook toenemend weer meer drugs zijn gaan gebruiken.
Er zijn veel meer risicofactoren waartegen onvoldoende bescherming aanwezig is geweest. De kans op een ernstige geweldsrecidive is daardoor hoog.
Om het hoge risico op een geweldsrecidive te verkleinen wordt geadviseerd om betrokkene een behandeling op te leggen.
Geadviseerd wordt om de noodzakelijke behandeling op te leggen in een TBS kader. Voortzetting van behandeling dient namelijk gewaarborgd te blijven. De kans op het plegen van nieuw ernstig geweldsdelict is groot en een minder dwingend kader wordt niet afdoende geacht. Er is een TBS met verpleging van overheidswege overwogen, omdat betrokkene zich soms moeilijk kan conformeren en dan erg agressief kan worden. Bij een juiste bejegening wordt een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden echter wel mogelijk geacht.