ECLI:NL:RBOBR:2019:1608
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M.H. Koning
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende inschrijving als student
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Technische Universiteit Eindhoven als verweerder en een eiser die zich wilde inschrijven voor de Master Chemical Engineering voor het studiejaar 2018-2019. De eiser had op 6 juni 2018 een verzoek ingediend om ingeschreven te worden, maar ontving geen beslissing van de universiteit. Hierop heeft hij op 14 november 2018 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing, geregistreerd onder procedurenummer SHE 18/2822. Daarnaast vroeg hij om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder SHE 18/2821, maar de voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd om dit verzoek te behandelen.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de eiser vrijgesteld wordt van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Dit betekent dat het beroep niet niet-ontvankelijk is op basis van het niet betalen van griffierecht. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep, omdat de beslissing waartegen het beroep zich richt, valt onder de bevoegdheid van het college van beroep voor de examens, zoals bepaald in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheid is om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen een besluit op grond van artikel 7.61 van de WHW. Daarom heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 maart 2019 door rechter H.M.H. Koning, in aanwezigheid van griffier J.R. Leegsma.