Bij brief van 29 oktober 2018 heeft Dienst Dommelvallei hierop – voorzover hier relevant - als volgt gereageerd:
“(…)
Uw onderneming is uitgesloten van de aanbesteding, omdat u niet binnen de in paragraaf 3.2 gestelde
termijn van 7 dagen een geldige Verklaring betalingsgedag van de Belastingdienst heeft overgelegd. (…).
In reactie op het verzoek tot overlegging van de bewijsstukken heeft uw onderneming op 24 september jl.
wel een Verklaring betalingsgedrag van de Belastingdienst toegezonden, maar deze Verklaring was ouder
dan de in paragraaf 3.2 van het Aanbestedingsdocument, conform artikel 2.89 lid 3 (herziene)
Aanbestedingswet 2012, gestelde termijn van 6 maanden gerekend vanaf het moment van inschrijving
(…)
Met een geldige Verklaring betalingsgedrag toont een inschrijver aan dat de uitsluitingsgrond als bedoeld in
artikel 2.86 lid 4 en artikel 2.87, eerste lid, onderdeel j (herziene) Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing op hem zijn. Nu uw onderneming een verouderde verklaring heeft ingediend, heeft u niet aangetoond dat deze uitsluitingsgronden niet van toepassing zijn op uw onderneming en is uw onderneming terecht uitgesloten van deze aanbesteding.
Anders dan waar u in uw brief vanuit gaat, is dit geen gebrek dat zich voor herstel leent. (…). In uw geval is geen sprake van een tijdige indiening van alle stukken die nodig zijn om de juistheid van uw
inschrijving - meer specifiek de door uw onderneming ingevulde Eigen Verklaring c.q. UEA — te kunnen
beoordelen. Als gezegd, is hierop in het verzoek tot indiening van de bewijsstukken wel degelijk de
uitsluitingssanctie gesteld. Die uitsluitingssanctie is als een bevoegdheid (“kan”) geformuleerd. Op grond
van vaste jurisprudentie staat het Dienst Dommelvallei echter alleen in uitzonderlijke gevallen vrij om niet
tot uitsluiting over te gaan. Hiervan kan sprake zijn in het geval inschrijvingen klaarblijkelijk een eenvoudige
precisering behoeven, of om kennelijke materiële fouten recht te zetten. Indien zich een dergelijke
uitzonderingssituatie voordoet, mag er onder omstandigheden ook een aanvulling van stukken worden
gedaan, maar daarvoor geldt wel de uitdrukkelijke voorwaarde dat van die aanvullende stukken objectief
kan worden vastgesteld dat zij dateren van vóór de sluitingsdatum van de inschrijvingstermijn, zo volgt uit
het Manova-arrest (…).
Aan die laatste voorwaarde wordt in uw geval echter niet voldaan. De Verklaring betalingsgedrag d.d. 27
september 2018 die u op 1 oktober jl. alsnog heeft ingediend, dateert evident niet van voor de
sluitingsdatum van de inschrijvingstermijn, maar van ruim daarna. Het door u gewenste herstel is om die
reden niet toegestaan. Als gezegd, houden wij dan ook vast aan onze uitsluitingsbeslissing d.d. 17 oktober
(…)”.