Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bewijs.
Inleiding.
- In juli 2015 zijn er diverse berichten tussen [verdachte] en [getuige 1] over het (ver)bouwen en testen van de website voor [bedrijf 2] en het betalen van de werkzaamheden die [getuige 1] in dat verband doet;
- Op 11 augustus 2015 vraagt [medeverdachte] vraagt hoeveel staat er nog in China? [verdachte] schrijft rond de 50. Er komt rond de 50 aan als het goed is.
- Er zijn berichten met een zekere [persoon 1] in de Engelse taal. Op 17 februari 2016 vraagt [persoon 1] hoeveel vaten [verdachte] nog in voorraad heeft. Die antwoordt 50 dus ze hebben die 50 snel nodig en bestellen nog een keer.
- Op 19 februari 2016 vraagt [verdachte] aan [persoon 1] of die ook adressen in Polen of Duitsland heeft met wat voorraad.
- Op 22 februari 2016 vraagt [verdachte] of het mogelijk is een bedrijf in China op te zetten en vraagt of [persoon 1] machines heeft om flessen van 1 a 2 liter te vullen en of hij die kan leveren. Ook vraagt hij of er goede en betrouwbare mensen zijn om het werk te doen, want dat is het probleem in Polen.
- Vanaf november 2015 zijn er diverse gesprekken tussen [verdachte] en [persoon 2] , een medewerker van [bedrijf 2] over betalingen, zendingen en de aankoop van bedrijfsbenodigdheden.
(opmerking rechtbank: [betrokkene 1] )gebeurd is.”