In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stichting Sint Trudo (hierna: Trudo) en een gedaagde huurder. Trudo vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat deze in strijd met de huurovereenkomst hennepplanten had gekweekt en gedroogde hennep had opgeslagen. De huurovereenkomst, gesloten op 22 november 1996, bevatte bepalingen die het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige doeleinden verboden. Tijdens een politie-inval op 16 oktober 2018 werden vier hennepplanten en 4.555 kg gedroogde hennep aangetroffen, wat leidde tot de vordering van Trudo om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen.
De gedaagde voerde aan dat hij slechts vier hennepplanten had en dat hij dacht dat dit toegestaan was volgens het gedoogbeleid van de politie. Hij betwistte dat hij in strijd met de huurovereenkomst handelde en stelde dat hij geen woonalternatieven had. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, gezien de hoeveelheid hennep die was aangetroffen. De rechter overwoog dat de vordering van Trudo tot ontruiming in een bodemprocedure waarschijnlijk zou worden toegewezen, gezien de ernst van de overtredingen en het spoedeisende belang van Trudo.
De voorzieningenrechter besloot de gedaagde te veroordelen om binnen veertien dagen de woning te ontruimen en de proceskosten te vergoeden. De rechter benadrukte dat het belang van Trudo bij ontruiming zwaarder woog dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Trudo direct kon overgaan tot ontruiming, ongeacht een eventuele hoger beroep.