ECLI:NL:RBOBR:2019:2242

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/01/322578 / HA ZA 17-428
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de klachtplicht ex art. 39 CISG in een civiele procedure tussen Genson B.V. en S&A Produce Limited

In deze civiele procedure tussen Genson B.V. en S&A Produce Limited, heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 april 2019 een vonnis gewezen waarin de rechtbank terugkomt op een eerdere bindende eindbeslissing met betrekking tot de klachtplicht ex artikel 39 van het CISG. De zaak betreft een geschil over de levering van aardbeienplanten die door Genson B.V. aan S&A Produce Limited zijn geleverd. S&A heeft gesteld dat de geleverde planten leden aan de aandoening kroonrot, veroorzaakt door het organisme Phytophthora, en heeft Genson B.V. aangesproken op de tekortkomingen in de levering. Genson B.V. heeft echter betwist dat er sprake was van gebrekkige planten en heeft aangevoerd dat de planten bij aflevering in goede staat verkeerden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat S&A niet in het bewijs is geslaagd dat Genson B.V. een opdracht tot verwijdering van de planten heeft gegeven. De verklaringen van de getuigen, waaronder de medewerkers van S&A en Genson B.V., zijn geanalyseerd, waarbij is geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat Genson B.V. de planten daadwerkelijk heeft laten verwijderen of dat er een opdracht tot vernietiging is gegeven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de klachtomschrijving van S&A voldoende specifiek was, wat leidt tot de conclusie dat S&A aan haar klachtplicht heeft voldaan.

De rechtbank heeft besloten om een deskundigenbericht aan te vragen om te onderzoeken of de aardbeienplanten ten tijde van de aflevering daadwerkelijk leden aan het door S&A gestelde gebrek. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en over de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft bepaald dat het voorschot op de kosten van de deskundige door S&A moet worden gedeponeerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/322578 / HA ZA 17-428
Vonnis van 17 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GENSON B.V.,
gevestigd te Sint Oedenrode,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. I.C.M. Janssen te Veghel,
tegen
vennootschap naar buitenlands recht
S&A PRODUCE LIMITED,
gevestigd te Herefordshire, Hereford,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.W. Hooijen te Hilversum.
Partijen zullen hierna Genson en S&A genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 februari 2018,
  • de akte uitlating bewijslevering van S&A,
  • de antwoordakte van Genson,
  • de akte indiening aanvullende producties van S&A,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 september 2018,
  • de conclusie na getuigenverhoor van S&A met één productie,
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Bij vonnis van 28 februari 2018 is aan S&A de bewijsopdracht verstrekt dat middels de telefoongesprekken van 4 en 5 augustus 2015 tussen S&A ( [naam medewerker S&A] ) en Genson ( [naam bestuurder Genson] ), zoals bevestigd in de e-mail van 5 augustus 2015, tussen haar en Genson een nadere overeenkomst tot stand is gekomen op basis waarvan Genson afzag van haar recht op inspectie van de betreffende planten, de vaststelling accepteerde dat de geleverde producten defect en niet conform de overeenkomst waren, Genson aan S&A de opdracht gaf de planten te verwijderen en te vernietigen, en de overeenkomst tussen Genson en S&A werd ontbonden.
2.2.
Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft S&A als getuigen laten horen [naam medewerker S&A] , [naam kweker S&A] , [naam secretaresse Genson] en [naam bestuurder Genson] . Daarnaast heeft zij een schriftelijke verklaring van [naam medewerker S&A] en [naam kweker S&A] overgelegd. Genson heeft afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête.
2.3.
[naam medewerker S&A] is partijgetuige. Hij heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“ Het telefoongesprek van 4 augustus heb ik met [naam bestuurder Genson] gevoerd om te bespreken dat de planten niet goed waren, dat die planten dood gingen (…) Het gesprek ging over de verschillende opties, de kosten en de verliezen. [naam bestuurder Genson] wist al van de toestand van de planten af. [naam kweker S&A] had al namelijk eerder hierover met hem contact gehad en hem foto’s gestuurd. [naam bestuurder Genson] kwam toen met het idee om mij andere planten aan te bieden als vervanging. Dit waren kleine A+ plantjes. (…) Bij het gesprek is ook aan de orde gekomen of [naam bestuurder Genson] zou komen kijken. Hij zei dat hij het heel druk had en dat een van zijn mensen er niet was. Dat was de reden dat hij niet zou komen. (…) Ik heb [naam bestuurder Genson] ook gezegd dat wij een adviseur wilden laten komen. (…) De volgende dag kwam de adviseur van ADAS. (…) De planten die wegvielen waren al dood. Dit had ik ook al waargenomen. Wij dachten dat het door de koeling kwam, maar de adviseur zei dat de oorzaak phytophthora was. [naam kweker S&A] is opnieuw in mijn kantoor gekomen en ik heb toen voor de tweede keer met [naam bestuurder Genson] gebeld. (…) Ik heb bij dat gesprek aan [naam bestuurder Genson] bevestigd dat er phytophthora aan de hand was en ook dat de A+ plantjes niet akkoord waren als vervanging omdat wij geen mistingsysteem hadden. Ik had [naam bestuurder Genson] verder gevraagd of wij de planten moesten inpakken in dozen van [naam bestuurder Genson] en deze terug moesten zenden. Dit wilde hij niet. Als ik dit zo hoor, bedoel ik eigenlijk kisten. U vraagt mij waarom ik de oorzaak van phytophthora niet in de e-mail van 5 augustus heb genoemd terwijl ik dit wel mondeling aan [naam bestuurder Genson] had medegedeeld. Dit komt omdat de symptomen van kroonrot en bevriezing erg op elkaar lijken (…) de planten gingen dood dat was het belangrijkste, de oorzaak deed er niet zo toe. (…) Ik vroeg aan [naam bestuurder Genson] of de aanbetaling teruggestort kon worden. (…) Ik kan me geen specifieke reactie van hem herinneren, of hij dat wel of niet zou doen. Er is volgens mij helemaal geen reactie op geweest. Ook is er besproken dat wij de planten voor de andere locatie hebben afgezegd, omdat wij het probleem niet ook bij de andere locatie wilden hebben. (…) Binnen één à anderhalf uur heb ik samen met [naam kweker S&A] de e-mail opgesteld om op papier te zetten wat er afgesproken, besproken was.
Op de vraag van mr. Hooijen of [naam bestuurder Genson] accepteerde dat er een probleem antwoordde [naam medewerker S&A] :Ja, hij reageerde heel goed. Hij probeerde een oplossing te vinden en bood A+ plantjes als vervanging aan. Gelet op het feit dat hij alternatieve planten aanbood, accepteerde hij dat er een probleem was. Er werd ook sorry gezegd, excuses gemaakt dat de planten wegvielen. Op de vraag hoe hij begreep dat het aanbod van [naam bestuurder Genson] kosteloos was, antwoordde [naam medewerker S&A] dat [naam bestuurder Genson] zei dat hij het echt vervelend vond en dat hij planten in de schuur had staan als alternatief, en dat hij daaruit zonder enige twijfel opmaakte dat het kosteloos was.
Op vragen van mr. Janssen antwoordde hij: (…) U houdt mij voor dat ik in de e-mail van 5 augustus heb gezegd dat ik de next few weeks een kostenoverzicht zou verstrekken. U vraagt mij waarom ik daar nooit vervolg aan heb gegeven. Dit heb ik echter wel gedaan, namelijk in het voorjaar. Toen waren alle kosten bekend. De kosten konden niet eerder volledig bekend zijn vanwege ons teelsysteem. Ook heb ik alle kosten bijgehouden die met dit probleem gemoeid waren. U vraagt mij waarom ik het rapport van [naam deskundige ADAS] nooit aan [naam bestuurder Genson] heb toegezonden. Het gaat om ons rapport. Wij hebben hiervoor betaald. Het was ons initiatief. Het probleem was al met [naam bestuurder Genson] besproken. Toen het rapport klaar was waren de planten al lang in de prullenbak.”
2.4.
[naam kweker S&A] is als kweker in dienst bij S&A. Hij heeft, voorzover van belang, het volgende verklaard:
“(…) Ik ben bij beide telefoongesprekken die [naam medewerker S&A] met [naam bestuurder Genson] voerde aanwezig geweest. Over het eerste gesprek verklaar ik als volgt. Ik heb niet gehoord wat [naam bestuurder Genson] vertelde. (…) Het eerste telefoongesprek ging over de staat van de planten. (…) Ik hoorde [naam medewerker S&A] zeggen dat er een probleem met de planten was. De staat van de planten was verlept, ongeschikt voor het doel. [naam medewerker S&A] vroeg [naam bestuurder Genson] hoe daarmee om te gaan en of [naam bestuurder Genson] naar de kwekerij in Engeland wilde komen. [naam medewerker S&A] vroeg aan [naam bestuurder Genson] of hij de planten terug wilde. Verder ging het gesprek over de extra kosten die gemoeid waren met het verwijderen en opnieuw planten. Na het telefoongesprek vertelde van [naam medewerker S&A] mij wat er was besproken. Hij had het over het aanbod van [naam bestuurder Genson] om er andere planten voor in de plaats te zetten. Ik vertelde [naam medewerker S&A] dat dat niet de goede oplossing was omdat wij daarvoor niet de goede systemen hadden. Ik stelde voor dat [naam medewerker S&A] een onafhankelijk adviseur in zou schakelen om de planten te bekijken. Ik heb vervolgens de heer [naam deskundige ADAS] van ADAS opdracht gegeven om de volgende dag naar het bedrijf te komen. (…) Hij vertelde dat hij symptomen Phytophthora (in Nederland noemen wij dat kroonrot) had waargenomen. Dit vertelde [naam deskundige ADAS] aan [naam medewerker S&A] voordat hij [naam bestuurder Genson] belde in de ochtend. (…) Vervolgens ging [naam medewerker S&A] bellen met [naam bestuurder Genson] . Het was eigenlijk een herhaling van het vorige gesprek. [naam medewerker S&A] zei hem dat [naam deskundige ADAS] de planten had onderzocht, dat we niet akkoord gingen met het vervangen van de planten. Het gesprek ging ook over het weghalen van de planten en nieuwe planten daarvoor in de plaats zetten. Ik kan me het hele gesprek niet helder, duidelijk herinneren. Ik heb ook gehoord dat wij [naam bestuurder Genson] een kostenoverzicht moesten terug sturen en dat [naam medewerker S&A] vroeg naar een creditnota van de planten. Ik heb niet gehoord wat [naam bestuurder Genson] daarop heeft geantwoord. Na het telefoongesprek zei [naam medewerker S&A] mij dat [naam bestuurder Genson] zijn planten niet terug wilde en dat wij ze weg konden doen. Over de creditnota heeft hij het verder niet gehad.
Op vragen van mr. Van Hooijen antwoordde hij: (…) In de e-mail staat:
“You also advised us that you would like us to dispose of the plants on your behalf.”Dit is opgenomen om duidelijk te maken wie de kosten van het verwijderen op zich zou nemen. (…)”
2.5.
[naam secretaresse Genson] is als secretaresse in dienst bij Genson. Wat zij heeft verklaard, is niet terzake dienend voor het bewijs.
2.6.
[naam bestuurder Genson] (bestuurder van Genson) heeft, voorzover van belang, het volgende verklaard:
“Voordat ik het eerste telefoongesprek van 4 augustus 2015 voerde, had ik al eerder een e-mail ontvangen. Hierin zaten alleen foto’s van 4 of 5 dode planten in close up. (…) Ik kan mij herinneren van het eerste telefoongesprek dat [naam medewerker S&A] had gezegd dat de planten niet groeiden en dat er enkele dood waren. Ik was daarover verrast. Ik ben me ervan bewust dat de tijd belangrijk is en vandaar dat ik al direct als alternatief had aangeboden 500.000 A+ plantjes te sturen als coulance, nee niet uit coulance, maar om hun teelt te redden. Je wil namelijk de teler helpen en de schuldvraag komt daarna pas. Het is dus geen bekentenis van schuld. Over de betaling werd niet gesproken, de teelt moet gered worden. Pas achteraf als de schuldvraag beantwoord is ga je het dan hebben over de betaling, of niet. Zo gaat dat al die 20 jaar dat ik meeloop. [naam medewerker S&A] vroeg mij of ik over wilde komen. Dat wilde ik graag, maar dat kon niet vanwege de drukte. Er zou daarom een adviseur komen die het rapport zou opmaken. Die deskundige is dan de waarnemer omdat ik er niet kon zijn. Zo gaat dat in onze tak vaak. Het is een hulpje in drukke tijden. Deze keer hadden zij het geregeld. Het zou best kunnen dat [naam medewerker S&A] toen al gezegd heeft dat er sprake was van verdenking van Phytophthora maar de schuldvraag, de oorzaak, was dus nog niet bekend. Op 5 augustus 2015 belde hij opnieuw en zei dat de planten eruit gingen en of ik toch niet wilde komen. Er zou een rapport komen, wat mij zou worden toegestuurd. Daar heb ik lang op gewacht, maar dat is er nooit gekomen. [naam medewerker S&A] zei dat hij de planten niet wilde laten vervangen door mijn alternatief, want hun systeem was daarvoor niet toereikend. En hij had bij een andere collega al planten gekocht. Ook had hij de andere levering bij ons geannuleerd. (…) [naam medewerker S&A] zei mij dat hun adviseur had geadviseerd om de planten te vervangen en dat de oorzaak Phytophthora was. Over de schuldvraag heeft hij niet gesproken. Ik was het er niet zo mee eens dat de planten eruit gingen. Ik had maar vijf dode planten op de foto’s gezien en wist dus niet wat de totale omvang was. Het is ook niet ideaal om de planten eruit te halen want dan ben je als kweker twee tot drie weken verloren. Zo heb ik dat aangegeven. [naam medewerker S&A] heeft aangeboden de planten in kisten naar mij terug te zenden. Dit wilde ik niet. Dit heeft namelijk geen enkel nut, die planten houd je nooit levend. Het is gebruikelijk dat er een rapport komt en dat de andere partij dat rapport ook ziet. Nu was S&A het, maar anders had ik bijvoorbeeld [naam] om een rapport kunnen vragen en dat had ik dan vervolgens aan S&A toegestuurd. Ik heb herhaaldelijk gevraagd om het rapport om een beeld te krijgen wat er gebeurd is. Dit heb ik mevrouw [naam secretaresse Genson] meerdere malen laten vragen. Phytophthora is namelijk een infectie die door iets anders is veroorzaakt. Het is dus secundair. De oorzaak kan legio zijn. Eerder heb ik al aangegeven dat ik van oordeel ben dat het met de te lange wachttijd te maken heeft. In het gesprek begon [naam medewerker S&A] ook nog over het crediteren van de aanbetaling. Ik zei dat ik eerst op het rapport wilde wachten. (…) U vraagt mij of de e-mail van 5 augustus 2015 de inhoud van het telefoongesprek goed weergeeft. Een groot deel wel, maar bepaalde punten niet. Zo was ik het niet eens met het sturen van een creditnota en ook niet met dat er sprake zou zijn van cold store damage. Wel klopt de zin “You also advised us that you would like us to dispose of the plants on your behalf.” want dit heeft zoals ik al had aangegeven geen nut. Ik bedoel het zenden van dood materiaal, heeft geen zin. De zin “You confirmed you do not wish to inspect the plants yourself and/or send a representative to look at the plants before they are removed.” klopt ook. Ook staat in de mail aangegeven dat de komende weken de nodige informatie verzameld zou worden, maar daar wachten we tot het moment van dagvaarding nog steeds op (…)”
2.7.
Uit de verklaring van [naam bestuurder Genson] zelf blijkt dat hij ermee akkoord ging dat de inspectie zou plaatsvinden door een deskundige, die door S&A werd ingeschakeld. Ook blijkt uit zijn verklaring dat de planten niet naar hem toegezonden hoefden te worden, en dat hij het ermee eens was dat de planten vernietigd zouden worden, omdat hij vond dat het zenden van dood materiaal geen zin had. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat Genson afzag van haar recht op inspectie van de planten. In zoverre is S&A in haar bewijsopdracht geslaagd.
2.8.
S&A is echter niet in het bewijs geslaagd dat Genson een opdracht tot verwijdering van de planten heeft gegeven. Uit de verklaringen van [naam kweker S&A] en [naam medewerker S&A] valt af te leiden dat zij de planten hebben verwijderd op advies van [naam deskundige ADAS] , de deskundige die zij hadden ingeschakeld. [naam bestuurder Genson] heeft hierover verklaard dat hij verteld had dat hij het daar niet zo mee eens was, omdat hij maar vijf dode planten op de foto’s had gezien en dus niet wist wat de totale omvang was, en ook omdat er dan twee tot drie weken aan kweek verloren gaan.
Evenmin is bewezen dat Genson opdracht heeft gegeven om de planten te vernietigen. Volgens [naam kweker S&A] was de zin in de e-mail “
You also advised us that you would like us to dispose of the plants on your behalf”opgenomen om duidelijk te maken wie de kosten van het verwijderen op zich zou nemen. Het gaat dus te ver om op grond daarvan te concluderen dat Genson een opdracht tot vernietiging heeft gegeven.
2.9.
S&A is ook niet in het bewijs geslaagd dat Genson de vaststelling accepteerde dat de geleverde producten defect en niet conform de overeenkomst waren. [naam medewerker S&A] noch [naam kweker S&A] heeft verklaard dat zij dat [naam bestuurder Genson] met zoveel woorden hebben horen zeggen. [naam medewerker S&A] heeft hier feitelijk alleen over verklaard dat hij dat heeft afgeleid uit het feit dat [naam bestuurder Genson] kosteloos alternatieve planten had aangeboden. [naam bestuurder Genson] heeft daarover verklaard dat hij die planten alleen had aangeboden om de teelt te redden, en niet als bekentenis van schuld, en dat de vraag van betaling pas later aan de orde zou komen. Verder had [naam medewerker S&A] hem een dag later al te kennen gegeven geen gebruik te kunnen maken het aanbod van vervangende plantjes, en is Genson (zo blijkt ook uit de verklaring van [naam medewerker S&A] zelf) niet ingegaan op de vraag om de aanbetaling te crediteren. Dus hoewel
vaststaat dat Genson in eerste instantie alternatieve planten had aangeboden, is dat op zichzelf beschouwd onvoldoende voor het bewijs dat zij de vaststelling accepteerde dat de geleverde producten defect en niet conform de overeenkomst waren.
2.10.
Evenmin is bewezen dat de overeenkomst tussen Genson en S&A toen is ontbonden.
2.11.
Geconcludeerd moet worden dat S&A niet in het bewijs van haar stelling is geslaagd. Uit de getuigenverklaringen valt echter wel af te leiden dat de omschrijving van de klacht, in tegenstelling tot hetgeen waarvan de rechtbank voorheen was uitgegaan, wél voldoende specifiek is geweest. Uit de verklaring van [naam bestuurder Genson] blijkt immers onomstotelijk dat [naam medewerker S&A] hem telefonisch ervan in kennis had gesteld dat het gebrek Phytophthora was. De omstandigheid dat dit niet terug te lezen is in de e-mail, doet daar verder geen afbreuk aan. Er bestaan immers geen vormvereisten voor de kennisgeving, zodat deze ook mondeling gedaan kan worden. De e-mail was een weergave door S&A van de telefoongesprekken met [naam bestuurder Genson] , zij het dan dat die niet in alle opzichten correct was.
2.12.
De klachtomschrijving is dus wel voldoende specifiek geweest en dat leidt tot de conclusie dat S&A wel aan haar klachtplicht zoals bedoeld in art. 39 CISG voldaan heeft. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om terug te komen van haar eindbeslissing zoals weergegeven in r.o. 4.13. van haar tussenvonnis. De eisen van een goede procesorde brengen immers mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
2.13.
De rechtbank heeft op grond van dezelfde reden (ontbreken van een onvoldoende specifieke omschrijving van de tekortkoming) in r.o. 4.14 van het tussenvonnis overwogen dat S&A ook niet de klachtregeling die is neergelegd in art. 10 van de Plantumvoorwaarden heeft gevolgd. Ook van die eindbeslissing wenst de rechtbank terug te komen.
2.14.
Nu de rechtbank het voornemen heeft terug te komen van voornoemde eindbeslissingen, zal zij partijen in de gelegenheid stellen zich (desgewenst) daarover uit te laten.
2.15.
Genson heeft verder gesteld dat S&A ook niet voldaan heeft aan art. 10 van de Plantumvoorwaarden, omdat S&A op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat de planten waarover zij heeft geklaagd afkomstig zijn van Genson. Zij voert daartoe aan dat S&A weliswaar een foto heeft toegestuurd, maar dat hierop maar 5 aardbeienplanten zichtbaar zijn en dat uit de foto niet kan worden afgeleid dat deze aardbeienplanten van Genson afkomstig zijn. Deze stelling zal worden gepasseerd. Gesteld noch gebleken is dat Genson aanleiding had erover te twijfelen dat de planten niet van haar afkomstig waren. Deze twijfel heeft Genson in de preprocessuele fase ook nooit kenbaar gemaakt. De rechtbank acht daarom een beroep op art. 10 van de Plantumvoorwaarden op die grond naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
2.16.
Indien de rechtbank zal terugkomen van haar eindbeslissing, moet vervolgens de vraag beantwoord worden of de aardbeienplanten non-conform waren in de zin van art. 35 lid 2 sub a CISG, zoals S&A heeft aangevoerd.
2.17.
In dat artikel is bepaald dat zaken slechts dan aan de overeenkomst beantwoorden indien zij geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt.
2.18.
S&A heeft gesteld dat de planten aan de aandoening kroonrot leden, veroorzaakt door het organisme Phytophthora. S&A heeft zich daarbij beroepen op het rapport van ADAS van 12 augustus 2015.
2.19.
Genson heeft betwist dat de plantjes gebrekkig waren. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Voorafgaande aan de levering heeft zij de plantjes laten testen door Naktuinbouw, en toen was er geen sprake van een gebrek. Uit het rapport van ADAS valt niet af te leiden dat er sprake was van een slechte weggroei van plantjes en van Phytophthora. Er is slechts bij 3 plantjes kroonrot vastgesteld, terwijl in alle 141 andere gevallen hooguit een risico op kroonrot is aangenomen. In het geval dat dit wel aangemerkt kan worden als een gebrek, leden de plantjes daar niet aan ten tijde van de aflevering, maar is dat gebrek ontstaan door andere oorzaken die niet aan Genson kunnen worden toegerekend, zoals de wijze van vervoer of de wijze van planten (in kokosmateriaal).
2.20.
Genson heeft ook aangevoerd dat zij het zeer sterke vermoeden heeft dat S&A op het moment dat het haar uitkwam zelf een rapport heeft opgesteld. Zij heeft erop gewezen dat het rapport niet voorzien is van een handtekening van de deskundige [naam deskundige ADAS] en dat het bedrijfslogo ontbreekt. Ter zitting heeft mr. Hooijen namens S&A aangeboden dat deskundige [naam deskundige ADAS] het rapport (productie 3 S&A) en zijn verklaring (productie 7 S&A) alsnog ondertekent onder toezending van zijn id-bewijs. S&A zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
2.21.
Wil het verweer van S&A slagen, moet komen vast te staan dat de aardbeienplantjes ten tijde van de aflevering leden aan het door haar gestelde gebrek. Die aflevering vond plaats op 17 juli 2015. Toen zijn de plantjes Ex Works geleverd. Genson heeft dat zo gesteld en S&A is daar, uiteindelijk, ook vanuit gegaan. Dat blijkt uit spreekaantekeningen die haar advocaat op de zitting heeft voorgedragen (de fout in nummer 17 van de aantekeningen waaraan de advocaat refereert betreft de data van het planten).
2.22.
De rechtbank acht het voorshands nodig een deskundigenbericht in te winnen over de vraag of de aardbeienplantjes ten tijde van de aflevering leden aan het door S&A gestelde gebrek. Nu de plantjes vernietigd zijn, zal de deskundige de vraag aan de hand van een dossieronderzoek dienen te beantwoorden. Indien hij daartoe niet in staat is, komt het risico daarvan ten laste van S&A. Zij heeft immers de plantjes vernietigd.
2.23.
Voordat tot een deskundigenbericht zal worden overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
2.24.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van aardbeienplanten en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Leed de partij aardbeienplanten aan de aandoening kroonrot, veroorzaakt door een organisme genaamd Phytophthora, of een daarop gelijkende aandoening ?
Bij een bevestigend antwoord op vraag 1:
2. Leden de planten hier al aan ten tijde van de aflevering aan S&A op 17 juli 2015, of kan de aandoening ook veroorzaakt zijn door nadien opkomende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de wijze van vervoer of de wijze van planten ?
3. a. Leed de gehele partij aan deze aandoening?
b. Zo nee, hoeveel planten van deze partij leden aan deze aandoening?
c. Had dat gevolgen voor de kwaliteit van de overige planten van deze partij, en zo ja, welke ?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.25.
De rechtbank ziet in de bewijslastverdeling aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de gedaagde partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door S&A moeten worden betaald.
2.26.
De rechtbank houdt in conventie en in reconventie iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
1 mei 2019voor het nemen van: 1) een akte
door beide partijenwaarin zij zich uitlaten over
- het voornemen van de rechtbank om terug te komen van haar eindbeslissingen,
zoals overwogen in r.o. 2.12 t/m 2.14;
- de aangekondigde deskundigenrapportage,
2) een akte
door S&Avan overlegging van de ondertekening door deskundige [naam deskundige ADAS] van het ADAS-rapport en van zijn schriftelijke verklaring onder toezending van (een kopie van) zijn identiteitsbewijs, zoals overwogen in r.o. 2.20;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019.