In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 april 2019 een beschikking gegeven in een rekestprocedure, waarin ASR Levensverzekering N.V. als verzoekster optrad. Het verzoek strekte tot het verkrijgen van verlof om een beroep te doen op het huurbeding, zoals bedoeld in artikel 3:264 BW, en om ontruiming van (onder)huurders van een appartement. De verzoekster stelde dat de hypotheekgevers niet gerechtigd waren om de onroerende zaak te verhuren zonder schriftelijke toestemming, en dat er meerdere personen op het adres van de woning stonden ingeschreven, wat zou kunnen duiden op huur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster een eigen belang had om ontruiming te vorderen, gezien de geplande openbare verkoop van het appartement op 16 mei 2019.
Tijdens de zitting op 27 maart 2019 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de advocaat van verzoekster en enkele verweerders. De rechtbank heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de waarde van de onroerende zaak en de vordering van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de executoriale verkoop van het appartement in verhuurde staat, samen met de mogelijkheid om verhaal te halen op een verpande polis, voldoende zou zijn om de vordering van verzoekster te voldoen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot inroepen van het huurbeding afgewezen.
De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E. Loesberg, waarbij de rechtbank de belangen van alle betrokken partijen heeft afgewogen en tot de conclusie is gekomen dat het verzoek niet kon worden toegewezen.