ECLI:NL:RBOBR:2019:2399

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
C/01/344443 / KG ZA 19-154
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot inzage in dossier van zorgaanbieder in het kader van Wmo-ondersteuning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 25 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de besloten vennootschap WAZ Ambulante Zorgverlening B.V. De eiser, die ondersteuning en begeleiding ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), vorderde inzage in zijn dossier bij WAZ. De eiser stelde dat hij recht had op inzage op basis van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). WAZ voerde verweer en betwistte de toepasselijkheid van de WGBO, omdat er volgens hen geen sprake was van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiser niet kon worden toegewezen, omdat de WGBO niet van toepassing was op de geboden ondersteuning en begeleiding door WAZ. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat WAZ nog over stukken beschikte die de eiser niet had ontvangen. De vordering werd afgewezen en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/344443 / KG ZA 19-154
Vonnis in kort geding van 25 april 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
procederend met toevoeging verleend door de Raad voor rechtsbijstand met kenmerk 1IO7353,
advocaat mr. T. Kemper te Rosmalen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAZ AMBULANTE ZORGVERLENING B.V.,
gevestigd te Veghel,
gedaagde,
advocaat mr. D.M.L. Heberle te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en WAZ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 maart 2019 met 5 producties;
  • de brief van 10 april 2019 van mr. Kemper met producties 6 tot en met 10;
  • de brief van 10 april 2019 van mr. Heberle met productie 1;
  • het faxbericht van 11 april 2019 van mr. Heberle met productie 2;
  • het faxbericht van 12 april 2019 van mr. Heberle met productie 3;
  • de mondelinge behandeling van 12 april 2019;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van WAZ.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 17 juli 2018 (nr. 410638) heeft de gemeente Oss (hierna: de gemeente) besloten dat [eiser] opnieuw in aanmerking komt voor individuele ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). De gemeente heeft WAZ gecontracteerd om deze ondersteuning aan [eiser] te bieden.
2.2.
Op 31 augustus 2018 is door of namens [eiser] onder meer het volgende aan de gemeente geschreven:

Wij ontvingen uw Besluit 410638 en 410639 van 17 juli j.l.
Zoals daarin wordt geadviseerd in geval van bezwaar, hebben wij contact met u opgenomen waar ons bezwaar kenbaar maakten tegen dat Besluit.
In dit gesprek is de indicatie besproken en was u er zich niet van bewust dat u met het Besluit het budget gehalveerd had t.o.v. het voorgaande budget.
Hierbij bevestig ik dat wij overeen kwamen dat u het Besluit zal heroverwegen waarbij ook de actuele budgethoogte wordt meegewogen. Wij zien graag een naar boven bijgesteld hernieuwd Besluit van u tegemoet.
2.3.
De gemeente heeft besloten de beschikking van 17 juli 2018 te herzien. Dit is gebeurd op 18 december 2018. Daarbij is het eerder toegekende Wmo-budget verhoogd.
2.4.
[eiser] kon en kan zich niet vinden in delen van de inhoud van het begeleidingsplan dat WAZ op 17 juli 2018 aan de gemeente heeft toegestuurd in verband met de verlengde Wmo-indicatie. [eiser] heeft hierover met zowel de heer [naam medewerker WAZ] van WAZ (hierna: [naam medewerker WAZ] ) als met de gemeente gecorrespondeerd.
2.5.
Op 26 december 2018 heeft [eiser] WAZ laten weten geen gebruik meer te willen maken van haar diensten. Bij e-mail van 5 januari 2019 heeft [eiser] dit desgevraagd aan WAZ nogmaals bevestigd.
2.6.
Bij e-mail van 8 januari 2019 heeft mevrouw [naam consulent WMO] , consulent WMO bij de gemeente, [eiser] onder meer als volgt bericht:
“Als laatste heb ik nog een vraag over het bezwaar dat u wilt maken tegen de WMO budgettoekenning. Op 31-8-2018 heeft u aangegeven dat u het niets eens was met het besluit van 17 juli 2018 omdat het WMO budget dat was toegekend te laag was. Er heeft vervolgens een herziening van het besluit plaatsgevonden waarbij een hoger budget is toegekend. U geeft nu aan dat u hiertegen bezwaar wil maken. Waartegen wilt u bezwaar maken?
2.7.
[eiser] heeft hierop dezelfde dag bij e-mail onder meer als volgt gereageerd:

Ik begrijp dat u zich afvraagt, waar mijn (laatste) bezwaar tegen uw toekenning WMO vandaan komt. Oorzaak van mogelijke verwarring bij u is, mijn genoemde dubbelrol[van afhankelijke cliënt/consument, vz].
IK BEN TOTAAL NIET BETROKKEN GEWEEST BIJ HET AANVANKELIJK BIJ U GEMAAKTE BEZWAAR TEGEN UW AANVANKELIJKE TOEKENNING. Dit geschiedde geheel buiten mij om, door [naam medewerker WAZ] . Tijdens uw rol als bemiddelaar, zou ik dan ook graag alle stukken te zien krijgen, welke zijn gepasseerd.
2.8.
Bij beschikking van 8 januari 2019 (nr. 418386) heeft de gemeente een nieuw besluit genomen (met terugwerkende kracht tot 17 juli 2018). Daarin staat onder meer:

Deze beschikking vervangt de beschikking van 18 december 2018 omdat er sprake was van een spelfout in de naam van de zorgaanbieder, namelijk WLZ zorg in plaats van het nu juist geformuleerde WAZ zorg.
Op 31-8-2018 hebt u ons een bericht gestuurd over het indicatiebesluit met nummer 410638. U heeft aangegeven dat de geïndiceerde ondersteuning via WAZ-zorg niet toereikend kon zijn. Bij nader onderzoek is gebleken dat er een vergissing is gemaakt.
Wat hebben wij besloten?
[…]
U krijgt ondersteuning bij:
-
Voeren van regie
-
Aanbrengen van dagstructuur
-
Bieden van activiteiten buitenshuis
-
Mogelijkheid om contacten te hebben met anderen
-
Bieden van toezicht
-
Oefenen van handelingen tbv zelfredzaamheid
[…]
Wij hebben u thuis bezocht. [naam medewerker WAZ] van WAZ zorg was hierbij ook aanwezig. Tevens hebben we telefonisch contact gehad met uw moeder.
Uit het onderzoek blijkt dat u hulp nodig hebt om de dagelijkse noodzakelijke activiteiten te kunnen doen en een ingevulde dag te hebben, contact te hebben met anderen en mee te kunnen doen aan activiteiten buitenshuis en te kunnen wonen in een veilige leefomgeving.
Uw eigen mogelijkheden en de hulp die van uw omgeving kunt krijgen zijn ontoereikend. Ook bieden activiteitenprogramma’s met een vrije toegang voor iedereen geen passende oplossing voor u. Daarom krijgt u van ons individuele ondersteuning extra Maatwerk zoals genoemd in het besluit.
U bent aangewezen op beschermd wonen, maar het is niet mogelijk om deze indicatie in de thuissituatie te verzilveren. Het is vooralsnog niet de bedoeling om te gaan wonen in een beschermde wooninstelling, de woonsituatie zoals deze nu is, gecombineerd met ondersteuning, zorgt voor stabiliteit en voldoet. Het is van belang dat dit in de toekomst ook zo blijft. Daarom wordt er een indicatie gegeven voor individuele ondersteuning en werd er eerder al dagbesteding afgegeven.
Het betreft een Maatwerk indicatie voor individuele ondersteuning. Aan WAZ-zorg wordt een bedrag van € 24.909,00 uitgekeerd per jaar.
Doelen voor het komende jaar:
Stabiliseren van de huidige situatie
Voorbereiden op een andere vorm van dagbesteding voor in de toekomst. Dit gezien de leeftijd van uw moeder.
[…]
Hoe krijgt u de hulp?
U hoeft zelf niets te regelen. Wij hebben zorgaanbieder WAZ zorg gevraagd om de ondersteuning voor u te organiseren. WAZ zorg maakt samen met u afspraken over de invulling van de ondersteuning.
2.9.
Bij brief van 18 februari 2019 heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 8 januari 2019 (nr. 418386). Daarin stelt [eiser] onder meer:

Ik heb thans en nooit gehad een getekende overeenkomst met WAZ.
Ik heb geen ondersteuning Voeren regie nodig en het feit dat ik niet in staat zou zijn tot deelname aan een gezamenlijke dagbesteding heeft het negatieve effect dat een zorgverlener mij niet zal proberen te stimuleren of helpen met de door mij zo verlangde maatschappijparticipatie, die verder gaat dan het doen van boodschappen. Heden 18-2-2019, bevat mijn dossier, in het bezit van uw afdeling, een begeleidingsplan waarin genoemd staat dat ik thans potentieel TBS-waardig zou zijn. Auteur dhr [naam medewerker WAZ] , heeft mij schriftelijk bevestigd dat dit geheel onwaar is. Een vervanger van [naam medewerker WAZ] , zal dit lezen waarbij mij (als zware (zzp5c) autist)[zorgzwaartepakket, vz]
de last komt te liggen om dit te weerleggen.
Ik noem het niet bestaan van een getekende overeenkomst met [naam medewerker WAZ] (WAZ), als formele reden voor dit bezwaarschrift. Wat een nog zwaarder argument voor bezwaar voor mij is, is dat OOK IN DE PRAKTIJK [naam medewerker WAZ] (WAZ) amper zorg aan mij verleend heeft, en mijn zorgbehoeften totaal verkeerd bij uw afdeling in kaart gebracht heeft. In de afgelopen weken ben ik niet in staat geweest om dat zelf wél te doen. [naam medewerker WAZ] (WAZ) heb ik per 26-12-2018 beëindigd NA ZEVEN JAAR (vóór werkzaam bij WAZ, was [naam medewerker WAZ] als ZZP-er voor mij werkzaam (als psychisch verpleegkundige, begeleider).
Tot driemaal toe weigerde [naam medewerker WAZ] in de afgelopen weken om gehoor te geven aan mijn advocaat T. Kemper, om hem mijn dossier te sturen, waardoor dit bezwaarschrift onvolledig is.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – WAZ te bevelen binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis een kopie van het volledige dossier zoals dat gedurende de overeenkomst tussen WAZ en [eiser] is opgemaakt (kosteloos) aan mr. Kemper te verstrekken, althans in ieder geval de in de dagvaarding onder 3.2 genoemde stukken, althans in goede justitie aan te wijzen stukken op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan, met een maximum van
€ 10.000,--, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, met veroordeling van WAZ in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt zakelijk weergegeven het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eiser] en WAZ hebben per 1 juli 2018 een zorgovereenkomst gesloten. [eiser] heeft de overeenkomst per 26 december 2018 opgezegd. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is van toepassing. Op grond van artikel 7:456 BW heeft [eiser] recht op inzage in en een afschrift van zijn dossier. Ondanks herhaald verzoek heeft WAZ daaraan niet, althans niet volledig gevolg gegeven. Subsidiair beroept [eiser] zich op artikel 843a Rv. Tussen [eiser] en WAZ bestaat een rechtsbetrekking en [eiser] heeft WAZ verzocht hem bepaalde bescheiden te verstrekken die WAZ onder zich heeft.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Hij heeft zijn dossier nodig in verband met een bezwaarprocedure bij de gemeente Oss. Daarin gelden en lopen bezwaartermijnen. Voorts overweegt [eiser] een klachtenprocedure tegen WAZ te entameren en mogelijk ook geleden schade op WAZ verhalen. Hiervoor is het ook van belang dat [eiser] over zijn dossier kan beschikken.
3.3.
WAZ voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Voor zover de vordering wordt toegewezen verzoekt WAZ de gevorderde dwangsommen op nihil te stellen, dan wel te matigen.
[eiser] beschikt al over alle (afschriften van de) de stukken die WAZ onder zich heeft en waarom [eiser] heeft verzocht. WAZ kan niet meer stukken overleggen. Aan de zijde van [eiser] bestaat geen spoedeisend belang nu de stukken waarom [eiser] vraagt niet van belang zijn voor de door hem gestarte bezwaarprocedure, althans hij niet aannemelijk heeft gemaakt waarom de nu nog door hem gevorderde stukken daarin van belang kunnen zijn.
Artikel 7:456 BW is niet tussen partijen van toepassing nu geen sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Voor zover [eiser] zich beroept op artikel 843a Rv geldt dat hij geen belang bij zijn vordering heeft. WAZ beschikt niet over meer stukken dan [eiser] reeds in zijn bezit heeft. Een behoorlijke rechtsbedeling is ook zonder herhaalde verschaffing van de gevraagde stukken gewaarborgd. Dat WAZ nog over andere stukken zou beschikken heeft [eiser] niet onderbouwd. Het bestaan van een vermoeden is daartoe niet voldoende. [eiser] heeft de stukken waarom hij verzoekt voorts onvoldoende concreet bepaald.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van WAZ dat het spoedeisend belang aan de vordering van [eiser] ontbreekt, slaagt niet. [eiser] heeft bezwaar aangetekend tegen de beschikking van 8 januari 2019 (nr. 418386). Hij heeft om een verlenging van de bezwaartermijn gevraagd en voor een nader uitgewerkt inhoudelijk bezwaar wil hij gebruik van stukken die WAZ volgens [eiser] onder zich heeft in verband met de door WAZ aan [eiser] geboden ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
Uit het bezwaarschrift blijkt, bijvoorbeeld, dat [eiser] vindt dat zijn zorgbehoeften niet goed door WAZ bij de gemeente in kaart zijn gebracht. Ook is hij het niet eens met het oordeel van de gemeente dat hij ondersteuning nodig heeft bij het voeren van regie. Tussen partijen is niet in geschil dat aan deze bezwaarprocedure termijnen zijn verbonden. Het voorgaande maakt dat de vordering die ertoe strekt dat [eiser] kan beschikken over zijn dossier een spoedeisend karakter heeft.
4.2.
Volgens [eiser] hebben partijen een ‘zorgovereenkomst’ gesloten. WAZ stelt dat zij als gecontracteerde zorgaanbieder van de gemeente [eiser] met zijn instemming heeft begeleid. Uit de beschikking blijkt dat [eiser] en WAZ afspraken moesten maken over deze begeleiding. Dat zij dit hebben gedaan lijkt vooralsnog voldoende aannemelijk. Hoe deze afspraken juridisch precies moet worden gekwalificeerd laat de voorzieningenrechter in het midden.
Voorshands is hij van oordeel dat géén sprake is van een overeenkomst inzake geneeskundige behandeling zoals bedoeld in artikel 7:446 e.v. BW. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Er bestaan onvoldoende aanknopingspunten dat WAZ en [naam medewerker WAZ] vanaf juli 2018 ten behoeve van [eiser] handelingen op het gebied van de geneeskunst hebben verricht of dat zij [eiser] in dat kader hebben verpleegd of verzorgd (vgl. artikel 7:446 leden 2 en 3 BW).
[eiser] heeft niet gesteld dat hij (recent) onder medische behandeling staat of heeft gestaan en dat de ondersteuning en begeleiding van WAZ met deze behandeling verband hield. Dit is ook niet gebleken.
Kennelijk wordt [eiser] door zijn autisme dusdanig beperkt dat hij extra ondersteuning en begeleiding nodig heeft om zelfstandig te kunnen wonen. WAZ en [naam medewerker WAZ] zijn ingeschakeld om [eiser] die begeleiding en ondersteuning te bieden. Die ondersteuning en begeleiding zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te beschouwen als een geneeskundige behandeling of een aanpalende handeling zoals bedoeld in artikel 7:446 lid 3 BW.
4.3.
Dat (goede) begeleiding en ondersteuning voor [eiser] bevorderlijk is voor zijn welzijn en daarmee zijn (geestelijke) gezondheid ten goede komt, wil de voorzieningenrechter wel aannemen. Die omstandigheid is niet voldoende om aan te nemen dat de wettelijke dossierplicht zoals neergelegd in artikel 7:454 BW óók van toepassing is op de door WAZ en [naam medewerker WAZ] geboden ondersteuning en begeleiding. Ook niet als in aanmerking wordt genomen dat sprake is van een (zekere) afhankelijkheidsrelatie tussen hulpverlener en cliënt, [naam medewerker WAZ] als psychiatrisch verpleegkundige werkzaam is geweest en tussen partijen niet in geschil is dat de zogeheten zzp5c-indicatie een ‘zware indicatie’ is op grond waarvan [eiser] in aanmerking komt of kwam voor beschermd wonen.
Daarbij tekent de voorzieningenrechter nog aan dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 7:446 BW blijkt dat de wetgever bewust voor het begrip ‘de geneeskunst’ heeft gekozen, en niet voor het ruimere begrip ‘gezondheidszorg’ zoals gebruikt in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (
Kamerstukken II1989/90, 21561, 3 p. 8-9 (MvT).
Namens [eiser] is voor toepasselijkheid van de WGBO (i.c. art. 7:456 BW) nog gewezen op een website van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (
https://www.dwangindezorg.nl/rechten/wetten/wgbo).
Daar staat: “
De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) ligt aan de basis van alle zorgverlening. In de WGBO staan de rechten en de plichten van cliënten die zorg krijgen.”
Op grond van deze enkele mededeling zou de lezer inderdaad kunnen denken dat de WGBO een zeer breed bereik heeft. Daaronder staat echter ook “
De WGBO geldt voor medische onderzoeken en behandelingen en alle zorg diedaarmee[onderstreping vz]
samenhangt. Dus ook verpleging, verzorging en nazorg.”
Hiermee geeft het ministerie naar het oordeel van de voorzieningenrechter concreter aan voor welke zorg de WGBO geldt. Dit doet het ministerie door in gewone mensentaal uit te leggen wat de wettelijke definitie van het begrip ‘handelingen op het gebied van de geneeskunst’ zoals deze voorkomt in artikel 7:446 lid 2 aanhef en onder a en lid 3 BW betekent.
4.4.
Op WAZ rust dan ook niet de plicht die is neergelegd in artikel 7:456 BW om [eiser] desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van zijn dossier te geven. Op deze grondslag kan de vordering van [eiser] niet worden toegewezen.
4.5.
[eiser] heeft subsidiair een beroep gedaan op artikel 843a Rv. De vordering van [eiser] op deze grond kan alleen worden toegewezen als aan de volgende voorwaarden is voldaan: (a) er moet in voldoende mate aannemelijk worden dat hij een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage/afschriften, (b) het moet gaan om bepaalde bescheiden aangaande (c) een rechtsbetrekking waarin [eiser] partij is. Ook moet de wederpartij de bescheiden onder zich hebben. Als aan deze voorwaarden is voldaan kan de vordering alsnog worden afgewezen als aan de zijde van WAZ gewichtige redenen zijn om niet aan deze vordering te voldoen. De vordering kan ook worden afgewezen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat [eiser] ook zonder de verschaffing van de gevraagde gegevens zijn recht kan halen.
4.6.
WAZ heeft zich niet beroepen op het bestaan van gewichtige redenen. Ook heeft WAZ het bestaan van de vereiste rechtsbetrekking niet betwist. Aan deze voorwaarden is dus voldaan.
4.7.
De primaire vordering tot het verstrekken van een afschrift van ‘het volledige dossier zoals dat gedurende de overeenkomst tussen WAZ en [eiser] is opgemaakt’ is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te weinig gespecificeerd. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat de bescheiden voldoende bepaald zijn. Dit deel van de vordering kan dan ook niet worden toegewezen.
4.8.
[eiser] vordert, zo begrijpt de voorzieningenrechter, subsidiair een afschrift van:
  • de toekenningsbeschikkingen van de gemeente Oss;
  • correspondentie met bijvoorbeeld de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de gemeente Oss en andere instanties;
  • telefoonnotities en
  • alle stukken met betrekking tot de gevoerde bezwaarprocedure tegen de besluiten van de gemeente Oss d.d. 17 juli 2018 met nummers 410638 en 410639 (waaronder die besluiten van de gemeente zelf).
De toekenningsbeschikkingen
4.9.
Niet in geschil is dat [eiser] al voor de mondelinge behandeling (afschriften van) de beschikkingen van 17 juli 2018 (nr. 410638) en 8 januari 2019 (nr. 418386) in zijn bezit heeft gekregen. Bij afschriften van deze beschikkingen heeft hij dan ook geen belang (meer).
4.10.
Kennelijk beschikt [eiser] niet over de beschikking van 17 juli 2018 met nr. 410639. Dat is op zich vreemd. De beschikking van 17 juli 2018 met nr. 410638 en die van 8 januari 2019 met nr. 418386 zijn gericht aan [eiser] en als postadres ook het woonadres van [eiser] vermelden.
WAZ stelt geen enkele beschikking in haar bezit te hebben. Wat hier ook van zij, een goede rechtsbedeling is op dit punt niet in het geding. [eiser] kan de gemeente Oss benaderen om een afschrift aan hem van de bewuste beschikking te verstrekken.
4.11.
Voor zover [eiser] doelt op andere beschikkingen heeft hij deze beschikkingen onvoldoende gespecificeerd. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat gelet op hetgeen partijen hebben gesteld en als producties hebben overgelegd hem niet duidelijk is van welke andere beschikkingen van de gemeente Oss ten behoeve van [eiser] en waarmee WAZ van doen kan hebben sprake zou kunnen zijn. Voor zover de (subsidiaire) vordering ziet op het verstrekken van een afschrift van toekenningsbeschikkingen wordt deze afgewezen.
Correspondentie
4.12.
Voor zover [eiser] een afschrift vordert van correspondentie van WAZ met ‘andere instanties’ heeft [eiser] de bescheiden waarvan hij een afschrift vraagt eveneens onvoldoende geconcretiseerd. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden voor toewijzing. De vordering kan in zoverre niet worden toegewezen.
4.12.1.
WAZ heeft gemotiveerd betwist namens [eiser] contactpersoon te zijn bij de SVB. Zij heeft onweersproken gesteld en onderbouwd dat [eiser] verplicht was als budgethouder voor het inkopen van zorg vanuit zijn persoonsgebonden budget een zogeheten gewaarborgde hulp aan te stellen en dat [naam medewerker WAZ] vervolgens deze taak op zich heeft genomen.
[naam medewerker WAZ] heeft ter zitting ook onweersproken verklaard dat hij zelf niet meer bevoegd en in staat is de gegevens van de contactpersoon bij de SVB te (laten) wijzigen nadat [eiser] in 2015 niet langer onder het regime van de Wet langdurige zorg (Wlz) viel.
[naam medewerker WAZ] en [eiser] zijn het niet eens over de vraag of [naam medewerker WAZ] nog over stukken van de SVB beschikt die niet aan [eiser] zijn verstrekt.
De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat tegen [naam medewerker WAZ] zelf geen vordering is ingesteld en [naam medewerker WAZ] in het kader van dit kort geding dan ook niet persoonlijk kan worden veroordeeld tot het verstrekken van (afschriften van) bescheiden.
Niet in geschil is dat [naam medewerker WAZ] vanaf 2015 als vertegenwoordiger van [eiser] bij de SVB stond geregistreerd en in die hoedanigheid (schriftelijke) berichten van de SVB bestemd voor [eiser] heeft ontvangen.
WAZ en [naam medewerker WAZ] stellen dat alle stukken die [naam medewerker WAZ] in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger heeft ontvangen van de SVB (en die gericht waren aan [eiser] ) aan [eiser] te hebben verstrekt, dan wel retour te hebben gezonden aan de SVB met vermelding van het adres van [eiser] .
[eiser] heeft een e-mail overgelegd van de SVB van 10 april 2019. Daarin verklaart een medewerker van de SVB dat [naam medewerker WAZ] nooit post retour heeft gestuurd naar de SVB.
Wat hier ook van zij, [eiser] heeft ook hier niet in voldoende mate gespecificeerd welke stukken van de SVB hij niet heeft ontvangen en zich nog bij WAZ zouden moeten bevinden.
[eiser] heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat vanaf de ingang van de ondersteuning in juli 2018 door WAZ met de SVB over hem is gecorrespondeerd en evenmin dat vanuit de SVB met WAZ is gecorrespondeerd. Op de door [eiser] overgelegde brieven afkomstig van de SVB is enkel de naam van [naam medewerker WAZ] genoemd (en zijn kennelijke woonadres dat anders is dan het kantooradres van WAZ).
Het enkele vermoeden dat WAZ nog over deze stukken beschikt volstaat niet om een vordering tot het verstrekken van een afschriften daarvan toe te wijzen.
De vordering wordt voor zover deze ziet op het verstrekken van (afschriften van) correspondentie met de SVB afgewezen.
[eiser] heeft ook niet weersproken dat hij als budgethouder zelf digitaal inzage heeft of kan hebben in door de SVB verzonden stukken die voor hem zijn bestemd. In die zin heeft [eiser] ook geen belang bij zijn vordering, zodat de vordering ook daarom op dit punt moet worden afgewezen.
4.12.2.
[eiser] heeft ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat WAZ hem nog niet afschriften van alle brieven en e-mails van en naar de gemeente Oss heeft verstrekt over de periode vanaf juli 2018 die op hem betrekking hebben. De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
[eiser] stelt dat dit wel het geval moet zijn gelet op de bezwaarprocedure tegen de hierboven genoemde beschikkingen van de gemeente Oss (van juli 2018).
Namens WAZ is gesteld dat [naam medewerker WAZ] [eiser] na het ontvangen van de beschikking van 17 juli 2018 erop heeft gewezen dat de gemeente zijns inziens een fout had gemaakt, dat het budget c.q. de zorg die aan [eiser] was toegekend ten opzichte van het voorgaande indicatiebesluit fors was afgenomen en dat [eiser] hiertegen in actie moest komen.
[eiser] stelt dat WAZ buiten hem om heeft gehandeld.
[eiser] heeft niet betwist dat hij in ieder geval kennis heeft gehad van het bericht dat eind augustus 2018 naar de gemeente Oss is gestuurd met het verzoek tot een nieuw besluit te komen. Hij heeft dit stuk ook ondertekend.
Uit dit verzoek en hetgeen door [naam medewerker WAZ] tijdens de mondelinge behandeling is gesteld maakt de voorzieningenrechter op dat daaraan voorafgaand nog (telefonisch) contact is geweest met de gemeente Oss. Gelet op de inhoud van de e-mail van 10 januari 2019 van mevrouw [naam consulent WMO] van de gemeente aan [eiser] (productie 8 van [eiser] ) heeft [eiser] zelf geen telefonisch contact opgenomen. Het is dan ook aannemelijk dat [naam medewerker WAZ] dit heeft gedaan.
Het gaat hier dan echter om mondeling verstrekte informatie. Dergelijke informatie valt niet onder de reikwijdte van het begrip ‘bescheiden’ zoals bedoeld in artikel 843a Rv.
Dat WAZ in het kader van dit bezwaar de gemeente van (extra) stukken (bescheiden) heeft voorzien volgt in ieder geval niet uit de e-mail van de gemeente van 8 januari 2019 en uit de inhoud van de beschikking van 8 januari 2019.
Daarin wordt achtereenvolgens melding gemaakt van het verzoek van 31 augustus 2018, het zogeheten keukentafelgesprek bij [eiser] thuis in juli 2017 (in aanwezigheid van [naam medewerker WAZ] ) en een telefonisch contact met de moeder van [eiser] . Dat het onderzoek waarop het besluit is gebaseerd op meer berust blijkt niet uit de beschikking. Er staat letterlijk “
bij nader onderzoek is gebleken dat er een vergissing is gemaakt”.
Voor zover gebruik zou zijn gemaakt van het begeleidingsplan dat [naam medewerker WAZ] kort na de beschikking van 17 juli 2018 aan de gemeente heeft toegestuurd (bij e-mail van 17 juli 2018 met als onderwerp H-D, productie 4 bij dagvaarding), geldt dat [eiser] al over dit plan beschikt en geen belang meer heeft bij een afschrift daarvan.
De vordering voor zover deze ziet op het verstrekken van afschriften van correspondentie met de gemeente Oss wordt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen afgewezen.
Telefoonnotities
4.13.
[eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat namens WAZ notities zijn gemaakt van telefoongesprekken in verband met de ondersteuning en begeleiding van [eiser] . WAZ heeft dit ook betwist. Het vermoeden dat dergelijke notities zijn gemaakt is voor toewijzing onvoldoende. Dat [naam medewerker WAZ] zoals door WAZ gesteld dergelijke notities niet heeft gemaakt acht de voorzieningenrechter ook niet onaannemelijk gelet op de aard van het werk waarbij [naam medewerker WAZ] en zijn collega [naam medewerker WAZ 2] vooral, althans veel bij cliënten thuis zijn en hetgeen typische ‘bureau’- of administratieve functie betreft. Ook op dit punt wordt de vordering afgewezen.
4.14.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen concludeert de voorzieningenrechter dat er geen grond bestaat om de vorderingen toe te wijzen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.
4.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot vandaag aan de zijde van WAZ begroot op € 633,-- als bijdrage in het salaris van de advocaat (niet met btw belast);
5.3.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2019.