ECLI:NL:RBOBR:2019:2870

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
C/01/346392 / KG ZA 19-261
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van roerende zaken in kort geding met betrekking tot retentierecht

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Th.S.A. Berkhout, de afgifte van roerende zaken die in gerechtelijke bewaring waren gegeven. Deze roerende zaken, waaronder ambulance-auto's, waren in beslag genomen door gedaagde, Ambulance NL B.V., die zich beroept op een retentierecht na een eerdere kort gedingprocedure. De voorzieningenrechter had in een vonnis van 10 mei 2019 de gerechtelijke bewaring opgeheven, maar gedaagde weigerde de zaken terug te geven, wat leidde tot het huidige kort geding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Ambulance NL B.V. geen recht had op het retentierecht, omdat de feitelijke macht over de roerende zaken niet bij hen lag. De bewaarder had de zaken in bewaring gegeven op verzoek van de deurwaarder, en niet voor Ambulance NL B.V. Dit betekende dat gedaagde geen recht had om de zaken te behouden. Bovendien was er geen voldoende samenhang tussen de vorderingen van gedaagde en de zaken waarop zij een retentierecht claimde.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld om binnen twee uur na betekening van het vonnis de noodzakelijke medewerking te verlenen aan de afgifte van de in bewaring genomen zaken. Tevens is gedaagde veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldeed, met een maximum van € 300.000. De proceskosten zijn eveneens voor gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/346392 / KG ZA 19-261
Vonnis in kort geding van 15 mei 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AES MEDICAL SUPPORT B.V.,
gevestigd te Vlierden ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AES MEDICAL SUPPORT BELGIUM B.V.B.A.,
gevestigd te Antwerpen (België) ,
eisers,
advocaat mr. Th.S.A. Berkhout te Deurne,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMBULANCE NL B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaten mrs. N.M.J.H. van den Bogaard en M.A. Algra te Tiel.
Partijen zullen hierna [eisers] en Ambulance NL B.V. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2019 te 15.50 uur met 16 producties,
  • de brief van mr Van den Bogaard van 14 mei 2019 met 8 producties
  • de mondelinge behandeling van 14 mei 2019 te 11.00 uur,
  • de pleitnota van Ambulance NL B.V.de dagvaarding
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 15 mei 2019.

2.De feiten

2.1.
[eisers] c.s. houden zich onder meer bezig met het verzorgen van medische en ambulancezorg tijdens evenementen.
2.2.
Ambulance NL B.V. biedt een franchiseformule aan en sluit in dat kader overeenkomsten met franchisenemers.
2.3.
Ambulance NL B.V. heeft in 2018 met [eisers] c.s. een aantal (franchise)overeenkomsten gesloten waarin een concurrentie- en relatiebeding was opgenomen.
2.4.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over het concurrentie- en relatiebeding en de vraag of [eisers] c.s. die bedingen hadden overtreden en boetes hadden verbeurd.
2.5.
Het geschil heeft geleid tot een kort geding bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank (zaaknummer / rolnummer C/01/3432878 / KG ZA 19-91), waarin Ambulance NL B.V. in conventie kort gezegd nakoming van het concurrentie- en relatiebeding heeft gevorderd alsmede een voorschot op de boete en [eisers] c.s. in reconventie kort gezegd schorsing van de bedingen en matiging van de boete hebben gevorderd.
2.6.
Op 1 april 2019 heeft de mondelinge behandeling van het kort geding plaatsgevonden. Partijen hebben bij die gelegenheid aangegeven dat zij een regeling wilden treffen. Daarbij was met name de verdeling van de relaties een heikel punt.
2.7.
Het kort geding is aangehouden en partijen hebben in de week na de mondelinge behandeling een vaststellingsovereenkomst opgesteld met als bijlage een lijst waarop is aangegeven hoe de relaties tussen partijen worden verdeeld.
2.8.
Op 8 april 2019 is de mondelinge behandeling van het kort geding voortgezet. De vaststellingsovereenkomst en bijlage zijn als regeling aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehecht en partijen hebben hun vorderingen over en weer ingetrokken.
2.9.
In de vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
4. het is Partijen verboden, direct of indirect, gedurende een periode van 2 (twee) jaren na 16 november 2018 en derhalve tot 17 november 2020 op enigerlei wijze zakelijke en/of andere contacten aan te gaan of te onderhouden met relaties van de andere partij, tenzij de andere partij daartoe schriftelijk toestemming heeft gegeven.
6. Indien een partij in strijd handelt met het onder randnummer 4 genoemde verbod en/of het onder randnummer 8 bepaalde, verbeurt die partij ten behoeve van de andere partij een direct – zonder verdere sommatie of ingebrekestelling – opeisbare boete van € 15.000,-- (vijftienduizend euro) per overtreding alsmede € 1.000,-- (duizend euro) per dag, een gedeelte van een dag te rekenen als een gehele dag, dat hij in overtreding is, onverminderd het recht van de andere partij om volledige schadevergoeding van de overtredende partij te vorderen.
8. Partijen sturen uiterlijk op 15 april 2019 het volgende e-mail bericht aan de aan de betreffende partij toebedeelde relaties, ten bewijze waarvan de andere partijen in de cc van dit bericht staan opgenomen:

Beste [NADER INVULLEN relatie],
Via deze weg berichten wij (ondergetekenden) u dat Ambulance NL als franchisegever en Ambulance Event Service, AES Medical Support B.V. en AES Medical Support Belgium B.V.B.A. als franchisenemers, officieel hun samenwerking per 16 november 2018 hebben beëindigd en de afronding van hun franchiserelatie op 8 april 2019 hebben voltooid.
Ter afwikkeling van de franchiserelatie hebben partijen afspraken gemaakt over de relatiebestanden en de wijze waarop u zo goed mogelijk, zowel nu als in de toekomst, bediend kan worden.
Voor u betekent dit dat u vanaf heden voor al uw vragen en verzoeken terecht kunt bij [NADER INVULLEN partij] via [NADER INVULLEN contactgegevens].
Uiteraard wordt continuïteit van de dienstverlening aan u gewaarborgd. Wij zien uit naar een prettige verdere samenwerking met u.
Hartelijke groet,
[naam medewerker Ambulance NL]
(Ambulance NL)
en
[eiser sub 1]
2.10.
Bij deurwaardersexploten van 23 april 2019 heeft Ambulance NL B.V. het proces-verbaal van 9 april 2019 aan [eisers] betekend met bevel om kort gezegd tot 17 november 2020 geen contacten te onderhouden met relaties van Ambulance NL B.V. en om onmiddellijk het in randnummer 8 van de vaststellingsovereenkomst bedoelde e-mailbericht te sturen aan de aan [eisers] c.s. toebedeelde relaties.
2.11.
[eisers] c.s. heeft vervolgens op 25 april 2019 alsnog een 17-tal relaties de in randnummer 8 van de vaststellingsovereenkomst bedoelde e-mail verstuurd.
2.12.
Bij deurwaardersexploten van 25 april 2019 heeft Ambulance NL B.V. aan [eisers] c.s. bevel gedaan tot betaling van een bedrag van € 459.000,-- aan verbeurde boetes. [eisers] c.s. zou ten aanzien van 27 relaties niet zou hebben voldaan aan het bevel om de in randnummer 8 van de vaststellingsovereenkomst bedoelde e-mail te sturen.
2.13.
[eisers] c.s. hebben betwist dat zij een bedrag van € 459.000,-- aan boetes hebben verbeurd.
2.14.
Partijen zijn er niet in geslaagd in onderling overleg tot een oplossing te komen.
2.15.
Bij brief van 30 april 2019 hebben [eisers] c.s. op hun beurt Ambulance NL B.V. gesommeerd om het in randnummer 8 van de vaststellingsovereenkomst bedoelde e-mailbericht te sturen aan de aan haar toebedeelde relaties en dat [eisers] c.s. aanspraak maken op een door Ambulance NL B.V. verbeurde boete van in totaal € 30.000,--
2.16.
Op 1 en 2 mei 2019 heeft Ambulance NL B.V. ten laste van [eisers] c.s. executoriaal beslag gelegd op banktegoeden van [eisers] c.s. en op roerende zaken van [eisers] c.s.. een deel van die roerende zaken is in gerechtelijke bewaring genomen, te weten een tweetal ambulances, een personenauto, twee motorfietsen, een buggy en een monitor op wielen (hierna: de in bewaring genomen zaken). Het gaat om zaken die door [eisers] c.s. worden gebruikt in het kader van haar bedrijfsvoering. De beslag leggende deurwaarder heeft als bewaarder [naam bewaarder] (hierna: de bewaarder) in Waardenburg aangesteld.
2.17.
In zijn vonnis van 10 mei 2019 (C/01/346144 / KG ZA 19-240 (hierna: het vonnis) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank onder andere de gerechtelijke bewaring van de in bewaring genomen zaken opgeheven.
2.2.
In een email van 13 mei 2019 te 22:06 uur aan mr Algra verklaart Paul van Hestorno, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, onder andere als volgt:
“Op verzoek van Ambulance NL B.V. gevestigd te Arnhem is d.d. 2 mei j.l. door mevrouw Van Bruchem, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, een aantal voertuigen in gerechtelijke bewaring gegeven. Met het vonnis in kort geding d.d. 10 mei jl. is de gerechtelijke bewaargeving opgeheven. Onderhavig vonnis hebben wij diezelfde dag van per mail van de heer Berkhout – de advocaat – ontvangen. In overleg met de heer [eiser sub 1] – bestuurder AES- en de bewaarder hebben wij afgesproken d.d. 11 mei 2019 om 11.30 uur een drietal voertuigen bij de bewaarder aan hem over te dragen. Naar eigen zeggen had hij deze voertuigen afgelopen weekend nodig voor een evenement. De rest van de voertuigen/apparatuur zou later deze week volgen. In de tussenliggende periode heeft de heer Van den Boogaard – advocaat – namens Ambulance NL B.V. op één voertuig na indirect retentierecht ingeroepen met betrekking tot de in bewaring gegeven zaken. Op voernoemde zaken zijn zichtbare A4-tjes geplakt met de tekst dat retentierecht is ingeroepen. Hiermee is buiten onze ambtelijke hoedanigheid een nieuwe situatie ontstaan. Immers de (voormalig) bewaarder is namens Ambulance NL B.V. houder van de zaken geworden”.
2.3.
Mr van den Boogaard heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de (voormalige) bewaarder heeft geïnstrueerd door hem aan de (voormalige) bewaarder verschafte stickers met de tekst dat Ambulance NL B.V. zich op een retentierecht beroept op de eerder door de deurwaarder in bewaring gegeven zaken te “plakken”.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert samengevat – de veroordeling van Ambulance NL B.V. onder verbeurte van een dwangsom om binnen twee uren na betekening de noodzakelijke medewerking te verlenen aan afgifte aan [eisers] van de in bewaring genomen zaken, haar te gebieden daartoe al het nodig te doen, waaronder het tijdig instrueren van de bewaarder om medewerking te verlenen aan die afgifte met veroordeling van Ambulance NL B.V. in de kosten van het geding.
3.2.
Ambulance NL B.V. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om een beroep te kunnen doen op een retentierecht dient Ambulance NL B.V. de feitelijke macht te hebben van de roerende zaken waarop zij een retentierecht pretendeert. De deurwaarder heeft op de zaken executoriaal beslag gelegd en vervolgens de zaken op grond van art. 446 Rv aan de bewaarder in bewaring gegeven. Daarmee is de bewaarder de zaken gaan houden voor de deurwaarder. Omdat de bewaarder de zaken hield voor de deurwaarder, is hij op grond van art. 3:111 BW de zaken niet gaan houden voor Ambulance NL B.V. Mocht daar anders over moeten worden gedacht, dan geldt dat (de advocaat van) Ambulance NL B.V. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] door buiten [eisers] om zich de feitelijke macht te verschaffen van de roerende zaken waarop zij thans een retentierecht pretendeert. In het eerste geval heeft Ambulance NL B.V. geen feitelijke macht met betrekking tot de roerende zaken waarop zij een retentierecht heeft en komt haar een beroep op een retentierecht niet toe. In het tweede geval heeft zij zich de feitelijke macht op onrechtmatige wijze toegeëigend en is eveneens een beroep op het retentierecht niet mogelijk.
4.2.
Een beroep op een retentierecht is ook niet mogelijk omdat geen sprake is van voldoende samenhang ex art. 6:52 BW tussen de door Ambulance NL B.V. gepretendeerde vordering(en) en de zaken waarop zij een retentierecht wenst uit te oefenen. De door Ambulance NL B.V. gepretendeerde vorderingen vloeien (mogelijk) voort uit het proces-verbaal. De in het proces-verbaal opgenomen overeenkomst van partijen staat echter los van de roerende zaken van [eisers] en de wijze waarop Ambulance NL B.V. daarvan eventueel de feitelijke macht heeft verkregen en waarop zij thans een retentierecht pretendeert.
4.3.
Omdat Ambulance NL B.V. geen beroep op een retentierecht toekomt, dienen de vorderingen van [eisers] te worden toegewezen. Het beroep van Ambulance NL B.V. op vrees voor verduistering aan de zijde van [eisers] doet niet ter zake nu de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 10 mei 2019 de bewaring heeft opgegeven en de in bewaring gegeven zaken aan [eisers] dienen te worden geretourneerd. Er bestaat geen wettelijke of rechterlijke verplichting voor [eisers] om zekerheid te stellen, zodat het verweer van Ambulance NL B.V. dat zekerheid zou moeten worden gesteld, niet opgaat.
4.4.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat art. 860 Rv onder andere bepaalt dat de voorzieningenrechter desverlangd bepaalt aan wie die bewaarder de zaak dient af te geven. Partijen hebben in het vorige kort geding niet gevraagd te bepalen aan wie de in bewaring genomen zaken dien te worden afgewezen. Uit het vonnis vloeit voort dat de in bewaring genomen zaken aan [eisers] dienen te worden afgegeven.
4.5.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.6.
Ambulance NL B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 81,83
- griffierecht 297,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.358,83

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Ambulance NL B.V. om binnen twee uur na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan afgifte door de bewaarder aan [eisers] van de ten laste van [eisers] in bewaring genomen zaken,
5.2.
veroordeelt Ambulance NL B.V. om binnen twee uur na betekening van dit vonnis aan de bewaarder schriftelijk te bevestigen dat haar geen beroep op een retentierecht toekomt en de ten laste van [eisers] in bewaring genomen zaken onverwijld aan [eisers] dienen te worden afgegeven,
5.3.
veroordeelt Ambulance NL B.V. om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 15.000 voor iedere dag dat zij niet (volledig) aan de in 5.1 en 5.2 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 300.000 is bereikt,
5.4.
veroordeelt Ambulance NL B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.358,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Ambulance NL B.V. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Ambulance NL B.V. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2019.