In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, gaat het om een arbeidsongeval dat plaatsvond op 29 november 2012, waarbij een werknemer van een uitzendorganisatie, ter beschikking gesteld aan een onderaannemer, op een trap in het Provinciehuis te Haarlem viel. De werknemer, werkzaam voor Pakor B.V., struikelde tijdens zijn werkzaamheden en liep daarbij letsel op. Amlin Insurance SE, de aansprakelijkheidsverzekeraar van Pakor, heeft Heijmans Utiliteit B.V., de hoofdaannemer, aangeklaagd voor schadevergoeding op grond van de zorgplicht van de werkgever zoals vastgelegd in artikel 7:658 BW.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 19 juni 2019 geoordeeld dat Heijmans als hoofdaannemer aansprakelijk kan zijn voor de schade van de werknemer, omdat deze afhankelijk was van Heijmans voor zijn veiligheid tijdens de werkzaamheden. De rechtbank heeft Heijmans opgedragen te bewijzen dat de trapconstructie, inclusief de trapleuning, veilig was en geen gevaar opleverde voor de gebruiker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het voldoen aan de zorgplicht bij Heijmans ligt en dat de inspectierapporten die door Heijmans zijn overgelegd niet voldoende zijn om aan te tonen dat de trap op het moment van het ongeval veilig was. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door Heijmans, waarbij de rechtbank heeft aangegeven dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor uitlating door Heijmans over de wijze van bewijslevering.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van hoofdaannemers in de bouwsector met betrekking tot de veiligheid van ingehuurde arbeidskrachten en de noodzaak om aan te tonen dat aan de zorgplicht is voldaan. De zaak illustreert ook de complexiteit van aansprakelijkheid in situaties waar meerdere partijen betrokken zijn, zoals hoofdaannemers en onderaannemers.