ECLI:NL:RBOBR:2019:3965

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
19/45
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenplicht na ontdekking hennepkwekerij

Op 8 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, die een bijstandsuitkering ontvingen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers, die sinds 7 september 2017 een uitkering ontvingen naar de norm voor gehuwden. De intrekking vond plaats na de ontdekking van een hennepkwekerij in hun woning op 15 juni 2018, waarbij 165 planten werden aangetroffen. De gemeente stelde dat eisers de inlichtingenplicht hadden geschonden door deze kwekerij niet te melden, wat leidde tot de intrekking van hun uitkering per 19 april 2018.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 26 juni 2019 hebben eisers hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat zij niet in staat waren om bewijsstukken te overleggen die de aanwezigheid van de kwekerij en de daaruit voortvloeiende inkomsten ontkrachten. De rechtbank oordeelde dat het aan eisers was om aan te tonen dat er geen inkomsten waren, wat zij niet konden doen. De rechtbank concludeerde dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstandsuitkering.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de gemeente terecht had gehandeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bijstandsontvangers om relevante informatie te verstrekken en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/45

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, en

[eiseres], eiseres,
beiden te [woonplaats] ,
gezamenlijk te noemen eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, verweerder

(gemachtigde: mr E. Nieuwenhuizen).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2018 (het primair besluit) heeft verweerder de (
algemene)bijstandstuitkering van eisers met ingang van 19 april 2018 ingetrokken vanwege schending van de inlichtingenplicht.
Bij besluit van 20 november 2018, verzonden op 27 november 2018, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2019. Eisers zijn verschenen Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers ontvangen sinds 7 september 2017 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Op 15 juni 2018 is een hennepkwekerij in de woning van eisers aangetroffen en ontmanteld. Verweerder is daarvan op de hoogte gesteld door de politie. Verweerder heeft daarnaast een op ambtseed opgemaakte Bestuurlijke rapportage aantreffen hennepkwekerij van 21 juni 2018 (de rapportage) en een op ambtseed opgemaakt Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 15 juni 2018 (het rapport) van de politie ontvangen. Hieruit blijkt onder meer dat een hennepkwekerij met 165 planten is aangetroffen op de zolder van eisers. Deze kwekerij was professioneel ingericht en er werd stroom afgetapt uit de meterkast. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op
€ 18.459,03. Er wordt daarbij uitgegaan van 1 oogst, vanwege onder meer aantreffen van verdroogde hennepresten tussen het grondzeil en het tapijt, kalkafzetting op het zeil en op de potten van de planten, vervuiling van het filterdoek van de koolstoffilters en stof op verschillende voorwerpen terwijl bekend is dat dit pas na langere tijd optreedt in een hennepkwekerij.
2. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder onderzoek gedaan naar het recht op uitkering van eisers. Bij brief van 27 juni 2018 heeft verweerder de uitkering opgeschort met ingang van 1 juni 2018. In deze brief is tevens verzocht om bewijsstukken van eisers boekhouding met aantoonbare uitgaven en inkomsten, bewijsstukken van aanschaf van de benodigdheden voor de kwekerij met bewijsstukken van de leverancier en bankafschriften of een internetprint daarvan over de periode maart, april, mei en juni 2018 aan te leveren voor 5 juli 2018. Verweerder heeft op die datum enkel de afschriften van de betaalrekening van de heer [naam] ontvangen over de gevraagde periode. Bij brief van 10 juli 2018 heeft verweerder de overige bewijsstukken nogmaals opgevraagd en daarbij onder meer aangegeven dat de uitkering definitief wordt stop gezet als de stukken niet voor 17 juli 2018 zijn ontvangen. Op 12 juli 2018 hebben eisers in een brief gereageerd. In de brief geven eisers aan dat de kosten van water en elektriciteit terug te vinden zijn op de ingeleverde bankafschriften. Ook staan hier alle inkomsten en uitgaven op. De kwekerij is op kosten van derden geplaatst, daarom hebben eisers daar geen bewijsstukken van. Tot slot wordt door eisers aangegeven dat de kwekerij onlangs was gestart en dat daar geen inkomsten uit zijn voortgekomen. Hierop heeft verweerder het primaire besluit genomen. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat eisers de gevraagde gegevens niet hebben aangeleverd en dat hierdoor het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld. Het bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De advocaat van eisers heeft zich hangende het beroep teruggetrokken. Desgevraagd hebben eisers aangegeven dat zij het beroep graag beoordeeld zien op de gronden zoals door hun advocaat ingediend.
4. Eisers verwijzen in beroep naar het bezwaarschrift en stellen zich in aanvulling daarop op het standpunt dat zij de inlichtingenplicht niet hebben geschonden, omdat deze zich enkel uitstrekt tot gegevens waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken. Eisers kunnen echter niet aantonen dat een belastende omstandigheid afwezig is. Verder is de intrekking en terugvordering van een uitkering een belastend besluit. Verweerder heeft daarom een zelfstandige onderzoeksplicht. Uit het bestreden besluit blijkt echter niet dat verweerder onderzoek heeft gedaan. Verder is de terugwerkende kracht tot 19 april 2018 niet voldoende onderbouwd. Volgens eisers is niet aangetoond dat er voor 15 juni 2018 al sprake was van een overtreding van de inlichtingenplicht en is dan ook ten onrechte terugwerkende kracht aangenomen. Tot slot stellen eisers zich op het standpunt dat er verschillende bezwaargronden ten onrechte onbesproken zijn gelaten in de beslissing op bezwaar.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eisers moeten aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mededelen waarvan het hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand (hierna: inlichtingenplicht, artikel 17 van de Participatiewet (Pw)). Indien eisers de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk zijn nagekomen, is het college gehouden om een besluit tot toekenning van bijstand te herzien of in te trekken, indien als gevolg daarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is betaald (artikel 54, derde lid, Pw).
6. Een besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan verweerder is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op verweerder rust. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep rechtvaardigt de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning van een betrokkene echter de vooronderstelling dat die betrokkene exploitant is geweest van de kwekerij en dat de opbrengst aan hem ten goede is gekomen (ECLI:NL:CRVB:2018:2496). Het is in die situatie aan eisers om met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken dat dit anders is.
7. Vast staat dat op 15 juni 2018 een hennepkwekerij in de woning van eisers is aangetroffen. Gelet op bovenstaande is het, anders dan eisers in beroep aanvoeren, aan hen om aannemelijk te maken dat er geen inkomsten zijn geweest.
Eisers zijn hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Dat eisers niet kunnen aantonen dat een belastende omstandigheid zich niet voordoet kan de rechtbank niet volgen. Immers hebben eisers geen deugdelijke administratie overgelegd. De bankafschriften zijn, anders dan eisers menen, onvoldoende om aan te tonen hoe hoog het energieverbruik is geweest, nu door de politie is vastgesteld dat de stroom voor de meter is afgetapt. Omdat eisers hun stelling dat er geen inkomsten zijn geweest ook anderszins niet hebben onderbouwd, gaat de rechtbank ervan uit dat er inkomsten zijn geweest en dat deze ten goede zijn gekomen aan eisers.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers zowel het bestaan van de kwekerij als de inkomsten niet aan verweerder hebben gemeld.
Eisers hebben daarmee de op hun rustende wettelijke inlichtingenplicht geschonden. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Ook hier zijn eisers niet in geslaagd nu geen inzicht is gegeven in de inkomsten en opbouwkosten van de hennepkwekerij. De stelling van eisers dat een derde de kwekerij zou hebben geïnstalleerd is niet onderbouwd met (objectieve) gegevens. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij. Dat verweerder de uitkering ten onrechte met terugwerkende kracht heeft ingetrokken, volgt de rechtbank eveneens niet. Met de inhoud van het rapport zoals weergegeven in overweging 1 heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat ten minste sprake was van 1 oogst. Uitgaande van een kweekcylus van ten minste acht weken, moet de kwekerij er dus in april 2018 al hebben gezeten.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J.W. Hermans, rechter, in aanwezigheid van C. van Osch, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 8 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.