Voor wat betreft de verweten schuld overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft van een voor hem onbekende persoon uit de sportschool een vloeistof aangenomen die verdachte zelf als vetverbrander of in het Engels als fatburner is gaan gebruiken. Verdachte had geen idee wat de samenstelling van de vloeistof was. Hij had zelf eerder ervaren dat hij na gebruik van die vloeistof last kreeg van hartkloppingen, duizeligheid en hoofdpijn. Verdachte schatte zelf ook in dat de vloeistof gevaarlijk kon zijn voor de gezondheid van kinderen en hield die vloeistof daarom bij zijn dochtertje weg. Desondanks heeft verdachte een scheut van deze vloeistof aan een beker ranja toegevoegd en vervolgens, in zijn eigen bewoordingen, absoluut niet opgelet of hij aan [slachtoffer] de beker ranja zonder of juist mét die vloeistof heeft gegeven. Dat handelen van verdachte is aanmerkelijk onvoorzichtig geweest. Daarbij let de rechtbank er ook op dat hij als houder van een gevaarlijke stof moet zorgen dat die onschadelijk blijft voor een ander en dat hij als vader tevens een bijzondere zorgplicht heeft waar het gaat om de bescherming en gezondheid van speelgenootje(-s) van zijn kind. Daarin is verdachte, door toch te doen en te laten als hiervoor omschreven, volstrekt tekortgeschoten. Een en ander kan hem worden verweten in die zin dat er sprake is van verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag dat juridisch aan zijn schuld te wijten is.
Het verweer van de verdediging, dat verdachte niet wist dat het GHB was en dus geen wetenschap had zoals vereist voor een bewezenverklaring van verwijtbare aanmerkelijk onvoorzichtigheid, gaat niet op. Verdachte wist namelijk wel degelijk dat het een voor de gezondheid (in het bijzonder van kinderen) gevaarlijke vloeistof was.
Voor wat betreft het zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank het volgende ten aanzien van het juridische kader. Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht geeft een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dat die bepaling de rechter desondanks de vrijheid laat om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij wegen factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. In een arrest van 1 maart 1983, NJ 1983, 497 heeft de Hoge Raad over artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht in verband met artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht overwogen dat het strekt tot bescherming van de lichamelijke integriteit en gezondheid tegen aantasting daarvan door de schuld van een ander. Een voor de gezondheid nadelige verstoring van lichamelijke functies kan volgens de Hoge Raad, ook al is zij tijdelijk en herstelbaar, zwaar lichamelijk letsel opleveren. Volgens bestendige jurisprudentie mag de rechtbank bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel betrekken dat [slachtoffer] een jong kind betrof.
De rechtbank overweegt in dat kader over het letsel in deze zaak het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake is geweest van hevig braken, ademhalingsstoornissen en ademstops, bewustzijnsverlies en dat er een comateuze toestand is geweest. Medisch ingrijpen was spoedeisend en medische zorg is noodzakelijk geweest. Dit alles heeft gediend tot normalisering van de toestand van [slachtoffer] . Volgens kinderarts dr. Stapelbroek, die [slachtoffer] in het Catharinaziekenhuis heeft behandeld, was de toestand van [slachtoffer] , toen zij in het ziekenhuis werd binnengebracht, zeer kritiek en had zij mogelijk kunnen overlijden als zij niet naar het ziekenhuis was gebracht.
De rechtbank stelt vast dat het letsel dat [slachtoffer] door het drinken van ranja waar GHB aan was toegevoegd van ernstige aard was en dat ingrijpend medisch optreden noodzakelijk is geweest voor het redden van haar leven.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] heeft bekomen voldoende is om naar gewoon spraakgebruik als zwaar te worden aangeduid, waaraan niet afdoet dat [slachtoffer] lichamelijk inmiddels kennelijk volledig is hersteld.