ECLI:NL:RBOBR:2019:4391

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
19/903
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Heijerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning voor geluidswallen bij motorcrossterrein

Op 24 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen een omgevingsvergunning. Eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning voor de aanleg van geluidswallen bij het motorcrossterrein De Ketelberg in Eersel, werd door het college van burgemeester en wethouders van Eersel niet als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen rechtstreeks belang had bij het besluit, omdat de afstand van haar woning tot de geluidswallen te groot was en zij geen zicht had op de wallen. Eiseres had aangevoerd dat de bezwaarschriftencommissie en verweerder vooringenomen waren, maar de rechtbank vond dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt had kunnen stellen dat eiseres geen belanghebbende was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter en concludeerde dat de gevolgen van de geluidswallen voor eiseres van onvoldoende betekenis waren om haar als belanghebbende aan te merken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Krijger),
en

het college van burgemeester en wethouders van Eersel, verweerder

(gemachtigden: L. Stortelder, mr. A.H.G. Knops en mr. C.W.M. van Alphen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Eersel voor de aanleg van drie geluidswallen op het perceel kadastraal bekend gemeente Eersel en Bladel, [nummers 1] , en [nummers 2] , plaatselijk bekend [naam] , op en nabij het motorcrossterrein De Ketelberg in Eersel.
Bij besluit van 13 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Verweerder heeft op 12 maart 2018 een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van twee aarden wallen als geluidswerende voorziening voor het motocrossterrein De Ketelberg. De gemeente Eersel heeft vervolgens op 14 mei 2018 een aanvraag ingediend voor de aanleg van drie aarden wallen. Een van de oorspronkelijke wallen wordt verlengd met een stuk op het grondgebied van de gemeente Bladel, de andere wal wordt smaller uitgevoerd en er komt een derde aarden wal ten oosten van het motorcrossterrein. Op 9 juli 2018 is de omgevingsvergunning verleend.
2. Bij het bestreden besluit is het door eiseres gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres volgens verweerder geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. De afstand van de woning van eiseres tot de geluidwallen is te groot om een rechtstreeks belang te kunnen aannemen bij het primaire besluit. Zo heeft eiseres vanuit haar woning geen zicht op de geluidswallen. Verder zijn er gezien de memo van K & M Akoestisch Adviseurs van 20 november 2018 inzake nieuwbouwplan MS Schippers geen akoestisch negatieve gevolgen voor de vergunde geluidssituatie als gevolg van de aanleg van de geluidswallen. Eiseres ondervindt volgens verweerder daarom geen hinder van enige betekenis ten gevolge van de aanleg van de geluidswallen.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zowel de bezwaarschriftencommissie als verweerder vooringenomen waren, omdat verweerder reeds in december 2018, derhalve vóór de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van 9 januari 2019, het standpunt had ingenomen dat eiseres geen belanghebbende is en het voor de bezwaarschriftencommissie dan bezwaarlijk zou zijn om het advies uit te brengen dat eiseres wél belanghebbende zou zijn. Verder is de bezwaarschriftencommissie ten onrechte voorbijgegaan aan het feit dat de geluidwallen (nog) niet volledig zijn aangelegd en nergens is gewaarborgd dat het gebouw van MS Schippers ook daadwerkelijk wordt gebouwd, zodat niet vaststaat dat de akoestische gevolgen die uit de memo van 20 november 2018 blijken, zich daadwerkelijk gaan voordoen.
Verweerder had zijn besluit, gezien het ontbreken van deze memo ten tijde van het nemen van het primaire besluit en gezien ook de uitspraken van de voorzieningenrechter van
5 oktober 2018 en 11 februari 2019 en haar kritiek op het geluidrapport, beter moeten motiveren.
Eiseres wijst er verder op dat zij in andere procedures, waar het gaat om vergelijkbare zo niet exact dezelfde belangen als die aan de orde in deze procedure, wel als belanghebbende is aangemerkt.
4. Op grond van artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
5. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737) dat voor het zijn van belanghebbende aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. De Afdeling hanteert, bijvoorbeeld in de uitspraak van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271), daarbij het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat in beginsel belanghebbende is bij dat besluit, tenzij gevolgen van enige betekenis ontbreken. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien gevolgen wel zijn vast te stellen, maar deze voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
6. Motorcrossterrein de Ketelberg ligt op een afstand van ongeveer 900 meter van de woning van eiseres. Eiseres heeft vanuit haar woning geen dan wel nauwelijks zicht op de geluidswallen. Hoewel eiseres ter zitting terecht heeft gesteld dat het enkele feit dat haar woning buiten de geluidcontour van het motorcrossterrein staat op zich niet behoeft te betekenen dat zij geen belanghebbende is bij het besluit tot vergunningverlening, heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt kunnen stellen dat zij hierbij geen belanghebbende is. Niet aannemelijk is geworden dat verweerder zich daarbij niet mede heeft mogen baseren op genoemde memo van 20 november 2018, waaruit naar het oordeel van de rechtbank volgt dat gevolgen van enige betekenis door de realisatie van de geluidwallen ontbreken voor eiseres dan wel te beperkt zijn om een beïnvloeding van haar woon- en leefklimaat van enige betekenis aanwezig te achten. De rechtbank verwijst daarbij naar overweging 18 van de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 11 februari 2019. Zij ziet geen reden om anders over de impact van de geluidwallen op de geluidbelasting op de woning van eiseres te oordelen. Weliswaar heeft de voorzieningenrechter in de uitspraak van 11 februari 2019 geoordeeld dat in de berekeningen van de geluidbelasting op de woning van eiseres geen rekening is gehouden met de nieuwbouw van Van Dingenen en AVA Quality Cooling en het clubhuis van MCC, maar gelet op de ligging van deze bebouwing ten opzichte van de woning van eiseres en de overige aanwezige bebouwing en aarden wallen ziet de rechtbank hierin geen aanleiding voor een vernietiging van het bestreden besluit.
7. Het feit dat de memo van 20 november 2018 en het geluidrapport van april 2018 geen onderdeel uitmaakten van de aangevraagde en verleende omgevingsvergunning en het rapport van april 2018 niet door verweerder is ingebracht voorafgaand of tijdens de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie, leidt niet tot een ander oordeel, omdat de feitelijke gevolgen van het besluit bepalend zijn voor de vraag of eiseres belanghebbende is.
Dat geldt ook voor de stellingen van eiseres dat sprake zou zijn van vooringenomenheid aan de zijde van de bezwaarschriftencommissie en verweerder en het bestreden besluit beter had moeten worden gemotiveerd.
8. De rechtbank ziet in het feit dat eiseres in andere procedures wel als belanghebbende is aangemerkt evenmin aanleiding om eiseres hierom in deze procedure ook als belanghebbende aan te merken. De twee uitspraken over de in geschil zijnde omgevingsvergunning betreffen een voorlopig oordeel, zoals eiseres zelf ook opmerkt, en de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling ziet op het bestemmingsplan “KBP Zuidoost, Hapert”, dat blijkens de uitspraak voorziet in de bouw van een kennis- en innovatiecentrum voor de veehouderij met een parkeergarage op het Kempisch Bedrijvenpark. De feitelijke gevolgen van dat besluit voor eiseres kunnen niet op één lijn worden gesteld met de feitelijke gevolgen van het hier aan de orde zijnde besluit. De kring van belanghebbenden kan verschillen naar gelang de aard van het besluit.
9. Nu verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het beroep ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Heijerman, rechter, in aanwezigheid van
R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 24 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.