ECLI:NL:RBOBR:2019:4402

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
C/01/348579 / BP RK 19-481
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof voor conservatoir beslag ten laste van een voetbalclub

In deze zaak heeft een investeerder in FC Den Bosch N.V. verzocht om verlof voor conservatoir beslag ten laste van de voetbalclub. De voorzieningenrechter heeft op 24 juli 2019 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen zijn opgeroepen. De verzoeker is niet ter zitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door mr. J. Goemans. De voetbalclub werd vertegenwoordigd door mr. D.J.J. Folgering en enkele andere betrokkenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het geschil een internationaalrechtelijk karakter heeft, aangezien de verzoeker in Zwitserland woont en de voetbalclub in Nederland is gevestigd. De rechter heeft beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is. Het geschil betreft de verplichtingen die voortvloeien uit een Subordinated Loan Agreement (SLA) tussen partijen, waarbij Nederlands recht van toepassing is.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de verzoeker summierlijk niet aannemelijk is en dat een belangenafweging aan toewijzing van het verzoek in de weg staat. De verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat hij een vordering op de voetbalclub heeft, terwijl de voetbalclub wel een vordering op de verzoeker heeft. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en de verzoeker veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 922,00. De beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's‑Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/348579 / BP RK 19-481
beschikking van 25 juli 2019
in de zaak van [verzoeker] / FC Den Bosch N.V.

1.Inleiding

1.1.
Naar aanleiding van het verzoekschrift met bijlagen van 12 juli 2019 waarin verzoeker verlof vraagt om ten laste van gerekestreerde derdenbeslagen te leggen heeft de voorzieningenrechter een verhoor bepaald op 24 juli 2019 te 9.30 uur en zijn beide partijen opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Mr. D.J.J. Folgering heeft namens gerekestreerde bij brief van 23 juli 2019 ten behoeve van de zitting producties A tot en met L overgelegd.
1.2.
Namens verzoeker is ter zitting verschenen Mr. J. Goemans. Verzoeker is niet ter zitting verschenen. Voor gerekestreerde zijn verschenen mevrouw [naam communicatiemedewerkster] , de heer [naam directeur] en de heer [naam commissaris] , bijgestaan door mr. Folgering.
1.3.
Mr. Goemans en mr. Folgering hebben ter zitting de standpunt van partijen nader toegelicht, mede aan de hand van de door hen overgelegde spreekaantekeningen.
1.4.
Door mr. Folgering is ter zitting overgelegd de “
share sale and purchase agreement relating to the shares in FC Den Bosch N.V.”(hierna: SPA) van 24 juli 2018.

2.De beoordeling

2.1.
Het geschil van partijen heeft een internationaalrechtelijk karakter vanwege het feit dat verzoeker in Zwitserland woonachtig is en gerekestreerde in Nederland is gevestigd. Allereerst dient beoordeeld te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en vervolgens welk recht van toepassing is.
2.2.
Zwitserland is partij bij het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L 339/3 van 21 december 2007; hierna: EVEX II). Het geschil tussen partijen betreft een burgerlijke zaak als bedoeld in artikel 1 van het verdrag, zodat dit verdrag van toepassing is. Partijen hebben in artikel 5.7.van de
Subordinated Loan Agreementvan 31 oktober 2018 (hierna te noemen: (SLA) een forumkeuze gemaakt voor het gerecht in de woonplaats van gerekestreerde, zodat de voorzieningenrechter op grond van artikel 23 van EVEX-II rechtsmacht heeft. Nu gerekestreerde is gevestigd te ’s-Hertogenbosch is de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant bevoegd van het verzoekschrift kennis te nemen.
2.3.
Het onderliggende geschil betreft de verplichtingen die voor partijen uit de SLA voortvloeien. In artikel 5.7. SLA hebben partijen een keuze voor Nederlands recht gemaakt, zodat ingevolge artikel 3 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo) alle verbintenissen die uit de SLA voortvloeien worden beheerst door Nederlands recht. Dit betekent - zoals tussen partijen ook niet in geschil is - dat op het onderhavige geschil Nederlands recht van toepassing is.
2.4.
De voorzieningenrechter kan het verzoek toewijzen in het geval de door verzoeker gestelde vordering summierlijk aannemelijk is en een belangenafweging aan toewijzing van het verzoek niet in de weg staat.
2.5.
Nadat op 24 juli 2018 de SPA en een Loan Agreement zijn ondertekend, hebben partijen ongeveer drie maanden later de SLA getekend. Blijkbaar wilden partijen niet (langer) wachten op de destijds verwachte goedkeuring van de verkrijging van de (meerderheid van de) aandelen in gerekestreerde door verzoeker en heeft verzoeker inmiddels substantiële bedragen in gerekestreerde geïnvesteerd. Inmiddels staat vast dat de KNVB geen goedkeuring wenst te geven voor de verkrijging van de (meerderheid van de) aandelen in gerekestreerde door verzoeker. Daarmee is de weinig gelukkige situatie ontstaan dat verzoeker niet acceptabel is voor de KNVB als aandeelhouder van gerekestreerde, maar hij gerekestreerde wel (mede) heeft gefinancierd. Gerekestreerde heeft inmiddels een (belangrijke) financier die teleurgesteld zal zijn dat zijn plannen met gerekestreerde niet kunnen worden verwezenlijkt. De voorzieningenrechter gaat er voorshands vanuit dat het bestuur en de commissarissen van gerekestreerde met dit scenario rekening hebben gehouden. Zij dienen er in ieder geval voor te zorgen dat gerekestreerde niet aan het avontuur met verzoeker ten onder gaat.
2.6.
Verzoeker betoogt dat gerekestreerde de van hem ontvangen gelden voor andere doeleinden heeft besteed dan in de SLA is vastgelegd omdat sprake is van liquiditeitstekort bij gerekestreerde. Daarmee heeft verzoeker de door hem gestelde vordering op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
2.7.
Verzoeker erkent dat gerekestreerde met betrekking tot het seizoen 2019-2020 een opeisbare vordering van € 625.000 op hem heeft. Hij stelt dat hij dit bedrag op dit moment niet hoeft te voldoen omdat hem een opschortingsrecht toekomt. Verlof voor conservatoir beslag kan worden gegeven om de verzoeker zekerheid te geven voor een door hem gepretendeerde vordering waarvoor verzoeker (nog) geen executoriale titel heeft op grond waarvan hij tot executie kan overgaan. Op grond van zijn eigen schuld van € 625.000 aan gerekestreerde, heeft verzoeker op dit moment voor een bedrag van € 625.000 voldoende zekerheid. Het onderhavige verzoek kan alleen worden toegewezen in het geval summierlijk zou komen vast te staan dat verzoeker een vordering van meer dan € 625.000 op gerekestreerde heeft.
2.8.
Het betoog van verzoeker dat hij geen inzage krijgt in de besteding van de door hem aan gerekestreerde ter beschikking gestelde gelden, is niet op feiten gebaseerd. Verzoeker heeft niet betwist dat de accountant van gerekestreerde met een vertegenwoordiger van verzoeker heeft “gezeten” en hij op die manier inzage heeft gekregen in de besteding van de van verzoeker ontvangen bedragen door gerekestreerde.
2.9.
Verzoeker heeft het overzicht dat als bijlage 1 bij de brief van mr Folgering van 16 juli 2019 aan mr Goemans (productie I van gerekestreerde) is verstuurd niet betwist. Daarmee staat vast dat verzoeker geen vordering op gerekestreerde heeft maar gerekestreerde een vordering van € 34.136 met betrekking tot het seizoen 2018-2019 op verzoeker heeft.
2.10.
Niet alleen is niet summierlijk aannemelijk dat verzoeker een vordering op gerekestreerde heeft. Ook een belangenafweging staat aan toewijzing van het verzoek in de weg. Verzoeker heeft niet betwist dat hij in april 2019 niet in staat was om een bedrag van € 874.769 dat hij uiterlijk op 1 februari 2019 had moeten betalen, niet kon betalen en partijen er destijds voor hebben gekozen dit bedrag te voldoen uit een depot bij de notaris ten behoeve van de verkrijging van de aandelen door verzoeker. Evenmin heeft verzoeker betwist dat hij in Nederland noch Zwitserland vermogen heeft waarop gerekestreerde zich zou kunnen verhalen in het geval een eventueel beslag later zou blijken ten onrechte te zijn gelegd.
2.11.
Op grond van het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen.
2.12.
Omdat gerekestreerde verzocht heeft ten gunste van haar en ten laste van verzoeker een proceskostenveroordeling uit te spreken, zal verzoeker als de in het ongelijk gestelde
partij conform artikel 289 Rv in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gerekestreerde worden begroot op € 922,00 salaris advocaat (2,0 punten x factor 1,0 x tarief € 461,00) .

3.De beslissing

3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
veroordeelt verzoeker in de proceskosten, aan de zijde van gerekestreerde tot op heden begroot op € 922,00;
3.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.