ECLI:NL:RBOBR:2019:4566

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
C/01/329049 / HA ZA 17-850
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid beveiligingsbedrijf voor diefstal van sigaretten uit opslaghal

In deze zaak vorderden Allianz Global Corporate & Specialty SE en andere verzekeraars (hierna: Allianz c.s.) hoofdelijke veroordeling van een vennootschap onder firma, hierna te noemen [gedaagde 1], en andere gedaagden tot betaling van € 144.601,65, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was gebaseerd op een inbraak in een opslaghal van Lekkerland, waarbij sigaretten werden gestolen. Allianz c.s. stelde dat [gedaagde 1] als beveiligingsbedrijf tekort was geschoten in de uitvoering van de beveiligingsopdracht, waardoor de schade was ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband was tussen de gestelde tekortkoming van [gedaagde 1] en de schade die Allianz c.s. had geleden. De rechtbank oordeelde dat de beveiligingsprocedures niet specifiek genoeg waren om de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] te onderbouwen. De vordering van Allianz c.s. werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/329049 / HA ZA 17-850
Vonnis van 7 augustus 2019
in de zaak van
1. rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ GLOBAL CORPORATE & SPECIALTY SE,
gevestigd te Hamburg,
2. rechtspersoon naar buitenlands recht
ERGO VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Hamburg,
3. rechtspersoon naar buitenlands recht
ROYAL & SUN ALLIANCE INSURANCE PLC,
gevestigd te Hamburg,
4. rechtspersoon naar buitenlands recht
HDI GLOBAL SE,
gevestigd te Hamburg,
5. rechtspersoon naar buitenlands recht
ZURICH INSURANCE PLC NIEDERLASSUNG FÜR DEUTSCHLAND,
gevestigd te Frankfurt am Main,
6. rechtspersoon naar buitenlands recht
TOKIO MARINE KILN INSURANCE LIMITED,
gevestigd te Düsseldorf,
7. rechtspersoon naar buitenlands recht
GOTHAER ALLGEMEINE VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Hamburg,
8. rechtspersoon naar buitenlands recht
BASLER SACHVERSICHERUNGS-AG,
gevestigd te Bremen,
9. rechtspersoon naar buitenlands recht
CHUBB VERSICHERUNGEN (SCHWEIZ) AG,
gevestigd te Zürich,
10. rechtspersoon naar buitenlands recht
XL CATLIN SERVICES SE,
gevestigd te Keulen,
11. rechtspersoon naar buitenlands recht
MANNHEIMER VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Mannheim,
12. rechtspersoon naar buitenlands recht
NÜRNBERGER ALLGEMEINE VERSICHERUNGS-AG,
gevestigd te Nürnberg,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEKKERLAND NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Son en Breugel,
eiseressen,
advocaat mr. H.E. Bast te Amsterdam,
tegen
1. vennootschap onder firma
[gedaagde 1] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. M. Bouman te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Allianz c.s. en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 september 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 31 januari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres sub 13, hierna te noemen Lekkerland huurt op het bedrijventerrein Ekkersreijt in Son en Breugel een kantoor met opslagloods voor haar producten. Hal F van deze loods was onder meer in de nacht van 12 op 13 juni 2016 bij Lekkerland in gebruik voor de opslag van tabaksproducten. Deze producten bevonden zich in meerdere stellingen in die hal die een oppervlakte van 1.800 m² heeft. De hal was in die nacht op elektronische manieren extra beveiligd. Daartoe behoort de beveiliging van het dak middels tientallen zogeheten ‘pir’-sensoren.
2.2.
Gedaagde sub 1, hier te noemen [gedaagde 1] , is een vennootschap onder firma waarvan gedaagden sub 2 en 3 de vennoten zijn. [gedaagde 1] voert een bedrijf in de particuliere beveiliging.
2.3.
Op of omstreeks 30 november 2010 hebben Lekkerland en [gedaagde 1] een overeenkomst gesloten. Laatstelijk op 30 augustus 2012 kwamen Lekkerland en [gedaagde 1] ‘specifieke object procedures’ overeen waarin staat beschreven welke handelingen de vaste postmedewerker in welke gevallen zou verrichten ter beveiliging van de bedrijfslocatie van Lekkerland en de daarin opgeslagen goederen.
2.4.
De ‘specifieke object procedures’ houden onder meer het volgende in:
‘4.1 Doel ronden
Het doel van een goede beveiliging en controledienst is het zo goed mogelijk beperken en voorkomen van bedrijfsschade.
De kwetsbaarheid voor bedrijfsschade is groot en vooral gelegen binnen de tijdstippen dat geen personeel meer ter plaatse aanwezig is, dus tijdens avond-, nachturen, weekeinden en de feestdagen. (…)
4.3
Controles:
Let bij controlerondes op de volgende zaken:
  • technische ruimten (storingen, lekkages)
  • ramen en deuren (afgesloten)
  • elektrische apparaten (uitgeschakeld, mits anders vermeld)
  • (…)
  • aanwezigheid van onbevoegden
  • (…)
  • verlichting (uitgeschakeld)
  • (…)
  • buitenhekwerk controleren’
2.5.
In de nacht van 12 op 13 juni 2016 was [naam beveiliger] (hierna: [naam beveiliger] ) de dienstdoende beveiliger van [gedaagde 1] ter plaatse. In die nacht is tussen 3:22 uur en 3:30 uur twee of drie keer een dakpir boven Hal F geactiveerd. Voor [naam beveiliger] was niet kenbaar met welk deel van het dak de geactiveerde pir correspondeerde.
2.6.
Op maandag 13 juni 2016 is gebleken dat rookwaren, 2 pallets van in totaal 3.000 sloffen Malboro sigaretten van de tweede stelling vanaf de toegangsdeur gezien, uit hal F van het distributiecentrum van Lekkerland waren ontvreemd. Om de goederen te kunnen wegnemen hebben de inbrekers een gat van ongeveer 100 x 60 cm in het plafond van hal F gemaakt. Zij hebben de zich pal onder dat gat bevindende producten, die 10 tot 15 meter hoog tot aan het plafond waren opgestapeld, weggenomen.
2.7.
Eiseressen sub 1 tot en met 12, hierna te noemen Verzekeraars, hebben Lekkerland verzekerd tegen diefstalschade en hebben in verband met deze diefstal ten titel van verzekering een bedrag van € 115.655,15 aan Lekkerland voldaan. Verzekeraars zijn voor dat bedrag te vermeerderen met rente en kosten gesubrogeerd in de vorderingsrechten van Lekkerland.
2.8.
Lekkerland heeft naar aanleiding van de diefstal door Alberts & Fabel GmbH & Co. KG een onderzoek laten uitvoeren naar onder andere de oorzaak van de diefstal . Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
‘According to the surveillance video records and EMA-protocol the theft started early morning on 13 June 2016 at 03.13 hours.
During that time the alarm was activated 3 times and the security guard confirmed 3 times the alarms as non-alarms and checked only the floors of the building several times without stepping inside hall F and without noticing the burglary.
Most probably the burglars observed the security guards and interrupted their works during the inspections’

3.Het geschil

3.1.
Allianz c.s. vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 144.601,65, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagden sub 1 tot en met 8 en 10 tot en met 12 zijn in Duitsland gevestigd en gedaagde sub 9 is in Zwitserland gevestigd. Daarom moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen van eiseres kennis te nemen. Ten aanzien van gedaagden sub 1 tot en met 8 en 10 tot en met 12 is toepasselijk de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo II) en ten aanzien van gedaagde sub 12 is toepasselijk het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Verdrag van 30 oktober 2007, PbEU 2009, L 147, zoals laatstelijk gewijzigd op 3 maart 2017, PbEU 2017, L 57) (hierna: EVEX-II). De bevoegdheid van de Nederlandse rechter vloeit voort uit het bepaalde in artikel 4, eerste lid, EEX-Vo II en het bepaalde in artikel 2, eerste lid, EVEX-II.
4.2.
Allianz c.s. heeft aan haar vordering onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde 1] was als opdrachtnemer gehouden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen en gehouden gevolg te geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht. [gedaagde 1] was contractueel gehouden om bij inbraak(alarm) controlehandelingen te verrichten.
[gedaagde 1] is duidelijke voorschriften omtrent diefstalbeveiliging niet nagekomen. Ten gevolge van deze toerekenbare en ten minste bewust roekeloze tekortkoming heeft Allianz c.s. schade geleden bestaande in de waarde van de gestolen sigaretten met rente en kosten ex artikel 6:96 BW. Gezien de professionele uitoefening van het zakelijk beveiligingsbedrijf door [gedaagde 1] moet het ervoor worden gehouden dat wanneer de beveiliger van [gedaagde 1] de overeengekomen veiligheidsmaatregelen wel was nagekomen, met name het houden van een controleronde in de op het alarm gemarkeerde zone, te weten de meest kwetsbare hal F, de dieven hun werk niet zouden hebben afgemaakt en de schade niet zou zijn opgetreden.
4.3.
[gedaagden] heeft tot haar verweer onder meer het volgende aangevoerd.
Noch in de schriftelijke overeenkomst tussen partijen, noch in de schriftelijke ‘specifieke object instructies’ zijn afspraken c.q. bepalingen opgenomen die behelzen welke handelingen aan de zijde van [gedaagde 1] uitgevoerd dienden te worden bij het genereren van een alarmmelding. De handelwijze van [gedaagde 1] in de nacht van 12 op 13 juni 2016 en daaraan voorafgaande dagen, was overeenkomstig die van een zorgvuldig handelend opdrachtnemer.
De schade zou ook zijn ontstaan als [gedaagde 1] in de nacht van 12 op 13 juni 2016 zou hebben gehandeld op de wijze die Lekkerland voorstaat.
Ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden is de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] beperkt tot schade die het gevolg is van opzet en/of bewuste roekeloosheid en daarvan is geen sprake. Daarnaast is de aansprakelijkheid beperkt tot een bedrag van maximaal € 20.000,00.
4.4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.4.1.
Allianz c.s. heeft bij dagvaarding verwezen naar tussen partijen bij de ‘specifieke object procedures’ overeengekomen handelingen die [gedaagde 1] had moeten verrichten.
In die ‘specifieke object procedures’ staan geen handelingen vermeld die in het bijzonder door [gedaagde 1] zouden moeten worden verricht bij het afgaan van een alarm. De procedure bij inbraak die in de ‘specifieke object procedures’ onder 2.4 staat beschreven ziet kennelijk, gelet op de tekst daarvan, op de situatie waarin een inbraak al is vastgesteld. Van een dergelijke vaststelling was in de nacht van 12 op 13 juni 2016 geen sprake. Die procedure is voor de beoordeling in deze zaak daarom niet relevant.
Zoals door Allianz c.s. ter comparitie nader is geconcretiseerd, gaat het haar om het niet nakomen van de bepalingen 4.1 en 4.3 van de ‘specifieke object procedures’.
Bepaling 4.1 is slechts een algemene bepaling en houdt geen concreet omschreven handeling in die [gedaagde 1] zou moeten verrichten en dus evenmin handelingen bij het afgaan van een alarm.
Bepaling 4.3 verwijst evenmin naar de situatie dat er een alarmmelding is. Deze bepaling houdt onder meer in dat er bij controlerondes op de aanwezigheid van onbevoegden moet worden gelet. Allianz c.s. heeft ter comparitie nader toegelicht dat het grootste verwijt aan [gedaagde 1] is, dat de beveiliger de deur van Hal F niet heeft geopend toen hij na het afgaan van het alarm ter plaatse kwam. Volgens Allianz c.s. zou er bij het openen van de deur licht in de hal zijn gevallen en zou de activiteit van de dieven zijn verstoord. [gedaagden] heeft daartegenover gesteld dat haar beveiliger naar aanleiding van het alarm naar Hal F is gegaan, de deur daarvan heeft geopend, naar binnen heeft gekeken en heeft geluisterd.
4.4.2.
Gegeven de betwisting door [gedaagden] staat niet vast dat de beveiliger van [gedaagde 1] de deur van hal F na de alarmmelding niet heeft geopend. In het geval die beveiliger die deur niet zou hebben geopend, en dat als een tekortkoming van [gedaagde 1] zou moeten worden aangemerkt, rijst de vraag of de gestelde schade daarvan het gevolg is. [gedaagden] heeft het causaal verband tussen de door Allianz c.s. gestelde tekortkoming en de schade, betwist.
Allianz c.s. heeft ten aanzien van de inbraak gesteld dat de inbrekers erg gedetailleerde voorkennis moeten hebben gehad en dat de inbraak in de nacht van 11 op 12 juni 2016 is voorbereid door het wegdraaien van de buitencamera uit haar beveiligingspositie waardoor onbevoegden in de nacht van 12 op 13 juni 2016 ongezien op het dak konden klimmen. Voorts staat vast dat de inbrekers een gat in het dak en plafond van hal F hebben gemaakt, precies op de plaats waar de sloffen sigaretten 10 tot 15 meter hoog tot aan het plafond waren opgestapeld en dat zij ongeveer zeven minuten nodig hebben gehad om de sigaretten uit de hal te halen. Uit deze omstandigheden volgt dat de inbraak en diefstal zeer professioneel is uitgevoerd. Allianz c.s. heeft niet althans niet gemotiveerd weersproken dat voor [naam beveiliger] niet kenbaar was met welk deel van het dak de geactiveerde pir correspondeerde en dat hij het gat in het dak niet zou hebben opgemerkt wanneer hij hal F zou hebben betreden, zodat daarvan kan worden uitgegaan. In verband daarmee moet worden aangenomen dat [naam beveiliger] dat gat evenmin zou hebben opgemerkt indien hij vanaf de door hem geopende deur naar binnen zou hebben gekeken. [naam werknemer Lekkerland] van Lekkerland heeft ter comparitie weliswaar verklaard dat [naam beveiliger] de dieven had kunnen zien staan als hij met een zaklamp naar binnen was gegaan maar tegenover de betwisting van [gedaagden] is die verklaring onvoldoende onderbouwd. Gelet op de professionele wijze waarop de inbraak en diefstal zijn uitgevoerd en de korte tijd die benodigd was om de sigaretten uit de hal te halen, is niet aannemelijk dat lichtinval bij het openen van de deur en door [naam beveiliger] gemaakt rumoer, voor zover dat de dieven al zou hebben gestoord, de dieven zou hebben verjaagd. Ook de in het rapport van Alberts & Fabel GmbH & Co. KG weergegeven bevindingen (zie hiervoor onder 2.8) duiden hier op terwijl in dit rapport niet op grond van daarin genoemde feiten en omstandigheden, de conclusie is getrokken dat de diefstal het gevolg is van een of meer tekortkomingen van [gedaagde 1] . Allianz c.s. heeft ter comparitie nog gesteld dat de dieven nog een uur de tijd nodig hadden om de sigaretten in de vluchtauto te krijgen, maar zij heeft niet gesteld en onderbouwd dat de beveiliger van [gedaagde 1] dit, gelet op de handelingen die [gedaagde 1] tegenover Lekkerland gehouden was te verrichten, zou hebben moeten opmerken.
4.4.3.
De slotsom van het voorgaande is dat de vordering moet worden afgewezen wegens het ontbreken van het causale verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd.
4.5.
Allianz c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Die kosten worden begroot op in totaal € 7.308,00, waarvan
€ 3.894,00 griffierecht en € 3.414,00 salaris advocaat (2 punten tarief V à € 1.707,00 per punt).
4.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Allianz c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 7.308,00,
5.3.
veroordeelt Allianz c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Allianz c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2019.