ECLI:NL:RBOBR:2019:478

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
18_2077
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening PTSS-hulphond onder de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die lijdt aan een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een chronische depressieve stoornis, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad. Eiser had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een PTSS-hulphond, inclusief de kosten van training en bijkomende kosten, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de PTSS-hulphond een overwegend therapeutisch doel dient en daarmee niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en is ook een arts van TriviumPlus verschenen om het medisch advies te verdedigen.

De rechtbank heeft overwogen dat de doelen van de PTSS-hulphond primair gericht zijn op de behandeling van de stoornissen van eiser, en dat de zelfredzaamheid en participatie slechts secundaire gevolgen zijn van deze behandeling. De rechtbank heeft het medisch advies van arts Lebbink als zorgvuldig en voldoende onderbouwd beschouwd. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, met de conclusie dat de PTSS-hulphond niet als maatwerkvoorziening onder de Wmo 2015 kan worden aangemerkt.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2077

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.J.N. Fitters - Roeland),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, verweerder
(gemachtigden: J.M.E. Rietrae en M.A. Panman).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van het inzetten van een PTSS-hulphond op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 20 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en daarbij aangevuld dat de afwijzing ook ziet op de gevraagde kosten van training en bijkomende kosten voor de PTSS-hulphond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens is verschenen: drs. T.C. Lebbink, arts Indicatie & Advies van TriviumPlus (hierna: arts Lebbink).

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedag] 1961 en bekend met een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een chronische depressieve stoornis, heeft op 25 januari 2018 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een PTSS-hulphond, inclusief de kosten van training en bijkomende kosten.
2. Bij het primaire besluit is deze aanvraag voor het inzetten van een PTSS-hulphond afgewezen, omdat een PTSS-hulphond een overwegend therapeutisch doel dient en daarmee niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. Naar aanleiding van het tegen het primaire besluit ingediende bezwaar heeft arts Lebbink een medisch onderzoek verricht. Zij heeft na onderzoek geconcludeerd, hetgeen is vastgelegd in haar rapport van 24 mei 2018, dat gelet op de doelen van het inzetten van de PTSS-hulphond deze hulphond primair een therapeutisch middel is en dat verbetering van de zelfredzaamheid en de participatie secundaire gevolgen zijn van de therapeutische doelen. Verder heeft zij geconcludeerd dat er nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek is verricht naar de effectiviteit van hulphonden voor de beoogde doelen en dat er ook nog onvoldoende kennis vergaard is over de vraag of een hiertoe speciaal getrainde hulphond beter in staat is om zijn baasje te helpen bij het verminderen van de opbouw van spanningen in sociale situaties dan een (vergelijkbare) hond zonder deze aanvullende training.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de Commissie Rechtsbescherming Meijerijstad van 6 juni 2018 gevolgd en het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Daarbij is ter aanvulling aangegeven dat ook de gevraagde kosten van training en bijkomende kosten voor de PTSS-hulphond worden afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het medisch advies van TriviumPlus zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende inzichtelijk is. Eiser heeft geen stukken overgelegd die verweerder aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het medisch advies. Uit het medisch advies blijkt volgens verweerder genoegzaam dat de beperkingen die eiser ondervindt niet kunnen worden weggenomen door een PTSS-hulphond. Verweerder concludeert dat de inzet van een PTSS-hulphond een overwegend therapeutisch doel heeft en dat daarmee de kosten van deze hulphond niet onder de compensatieplicht van de Wmo 2015 vallen. Er is verweerder niet gebleken van omstandigheden die aanleiding geven tot toepassing van de hardheidsclausule.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser wijst er op dat uit verweerders onderzoek blijkt dat de effecten van een hulphond in een situatie zoals die van eiser positief kunnen uitwerken. Daardoor kan worden bereikt dat eiser beter kan participeren en hij zowel thuis als buitenshuis door een hulphond kan worden ondersteund. Deze conclusie is in de optiek van eiser geheel terecht en sluit ook precies aan op het doel van de Wmo 2015. Volgens eiser gaat verweerder er ten onrechte aan voorbij dat het therapeutisch doel maar een klein deel van de ondersteuning van de hulphond behelst. De onderbouwing door verweerder op dit punt laat volgens eiser sterk te wensen over, zeker nu verweerder erkent dat eiser ernstige beperkingen ervaart in de participatie, zowel thuis als buitenshuis. Beperkingen die volgens eiser voor een aanzienlijk deel kunnen worden gecompenseerd door de inzet van een hulphond als maatwerkvoorziening. Eiser stelt dat hij zonder begeleiding van de hond veel meer aan huis is gebonden. Zonder hulphond is het sociaal leven en de participatie van eiser tot nul gereduceerd. Eiser geeft aan dat hij dit uit ervaring weet omdat hij eerder twee hulphonden tot zijn beschikking heeft gehad. En, hoewel beide honden op lange termijn niet voldoende waren toegerust voor hun taak, heeft eiser toch veel positieve effecten ondervonden in de periode dat de honden nog bij hem waren. Eiser erkent dat er ook een therapeutisch doel wordt gediend met de inzet van de hulphond, maar dit doel heeft niet de overhand. Eiser vindt dat het medisch onderzoek door TriviumPlus weinig voorstelde. Daarom heeft eiser zelf een deskundige benaderd. Deze deskundige, arts-medisch adviseur J.M. van der Hatert van Triage Medisch Adviesbureau (hierna: arts Van der Hatert), heeft na dossieronderzoek en een telefonisch contact met eiser in zijn rapport van 3 oktober 2018 primair geconcludeerd dat de hulphond hoofdzakelijk ondersteunend is. Uit zijn onderzoek is deze arts gebleken dat de hulphond er voor dient klachten en signalen te onderkennen waardoor deze beter te hanteren zijn. Concreet worden genoemd nachtmerries en aanvallen van boosheid. De onderliggende problematiek zal volgens de arts door de inzet van een hulphond niet veranderen, hetgeen na 14 jaar behandeling ook niet te verwachten valt. Eiser zal alleen door de hulphond beter met zijn klachten en beperkingen om kunnen gaan. In dat kader valt deze voorziening volgens deze arts wel degelijk onder de Wmo 2015 en kan niet verwezen worden naar de zorgverzekeraar. Arts Van der Hatert is daarom van mening dat een PTSS-hulphond een zo adequaat mogelijke oplossing voor eisers beperkingen biedt en hij ziet geen andere mogelijke oplossingen met betrekking tot participatie en zelfredzaamheid.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser lijdt aan een chronische PTSS en een chronische depressieve stoornis en dat de behandeling hiervan zich in zoverre in een eindstadium bevindt dat eiser enkel nog medicatie krijgt en ambulante behandeling gericht op stabilisatie en omgaan met de problematiek.
7. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat met de inzet van de PTSS-hulphond de volgende doelen voor eiser worden beoogd:
  • het wekken tijdens nachtmerries om te voorkomen dat eiser hier dieper in wegzakt en zo meer klachten krijgt die de volgende dag/dagen nog doorwerken;
  • het doorbreken van herbelevingen overdag;
  • het doorbreken wanneer bij eiser irritatie en boosheid hoog oplopen waardoor hij uit gaat vallen naar zijn omgeving;
  • het verminderen van (de opbouw van) spanningen en het voorkomen van paniekaanvallen bij het verplaatsen buitenshuis en het deelnemen aan activiteiten buitenshuis;
  • het voorkomen van desoriëntatie die met de paniek gepaard gaat en die tot gevolg heeft dat eiser de weg, bijvoorbeeld naar zijn auto, niet terug kan vinden.
8. Tussen partijen is in geschil of deze beoogde doelen primair een therapeutisch doel dienen dan wel gericht zijn op de ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van eiser.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit mocht baseren op het medisch advies van arts Lebbink van 24 mei 2018. Anders dan eiser heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Arts Lebbink heeft dossierstudie verricht waarbij onder meer de brieven van de behandelend psychiater van eiser van 29 november 2017 en 11 april 2018 zijn betrokken, alsook het bezwaarschrift van eiser. De arts heeft daarnaast op 23 mei 2018 met eiser gesproken op een spreekuur, waarbij uitvoerig is gesproken over de ervaren klachten en problemen. Ook heeft de arts haar bevindingen in het intercollegiaal overleg besproken met verschillende collega’s. Dat het spreekuur met de arts in de beleving van eiser slechts van korte duur was, maakt nog niet dat geen zorgvuldig onderzoek door de arts heeft plaatsgevonden. Zoals uit de rapporten van arts Lebbink en arts Van der Hatert blijkt verschillen zij niet van mening over de diagnose en de door de inzet van de PTSS-hulphond beoogde doelen en bevestigen zij het standpunt van de behandelend psychiater hierover. Gelet hierop kan dan ook niet worden gezegd dat de informatie van de behandelend psychiater onvoldoende bij het onderzoek is betrokken. Arts Lebbink en arts Van der Hatert verschillen, net als partijen, echter wel van mening over de vraag of deze beoogde doelen van de inzet van de PTSS-hulphond primair een therapeutisch doel dienen dan wel gericht zijn op de ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van eiser.
10. Ten aanzien van deze vraag volgt de rechtbank het advies van arts Lebbink, nu zij in haar rapporten, waaronder met name het aanvullende rapport van 4 december 2018, alsook ter zitting, op uitvoerige, duidelijke en overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom de beoogde doelen van de inzet van de PTSS-hulphond primair van therapeutische aard zijn. Zij heeft uitgelegd dat een behandeling kan aangrijpen op verschillende aspecten van een ziekte en de daaruit voortkomende problemen en dat de behandeling verschillende doelen kan hebben. Zij heeft daarbij vier wijzen van behandeling beschreven, te weten: 1) het aangrijpen op de aandoening zelf, 2) het aangrijpen op de stoornissen, 3) het aangrijpen op de beperkingen die door de stoornissen ontstaan en 4) het aangrijpen op de handicap die de cliënt ervaart als gevolg van de beperkingen. Volgens arts Lebbink is in het geval van eiser de behandeling gericht op de aandoening zelf afgesloten, maar vindt nog wel behandeling plaats gericht op de stoornissen (angst- en paniekaanvallen) door het gebruik van medicatie. De met de inzet van de PTSS-hulphond beoogde doelen hebben volgens haar allen betrekking op aangrijpingspunt 2): behandeling van de stoornissen, te weten het verminderen van de angst- en paniekklachten en/of zorgen voor stabilisatie. Deze therapeutische doelen hebben (bij positief effect) weliswaar mede tot gevolg dat het de zelfredzaamheid en met name de participatie van eiser zal bevorderen, maar dit betreft slechts een secundair gevolg. Daarbij betrekt de rechtbank dat (vrijwel) elke behandeling die positief aanslaat tot gevolg zal hebben dat de zelfredzaamheid en/of participatie van degene die de behandeling ondergaat wordt bevorderd. De beoogde doelen van de inzet van de PTSS-hulphond zijn echter primair gericht op de behandeling van de stoornissen van eiser en hebben daarmee een therapeutische functie. Behandeling van stoornissen valt echter niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de PTSS-hulphond voor eiser niet als maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015 kan worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.A. Buijs, voorzitter, en mr. M. van ’t Klooster en
mr. R.A. de Wit, leden, in aanwezigheid van drs. M.T. Petersen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.