In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die lijdt aan een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een chronische depressieve stoornis, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad. Eiser had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een PTSS-hulphond, inclusief de kosten van training en bijkomende kosten, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de PTSS-hulphond een overwegend therapeutisch doel dient en daarmee niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en is ook een arts van TriviumPlus verschenen om het medisch advies te verdedigen.
De rechtbank heeft overwogen dat de doelen van de PTSS-hulphond primair gericht zijn op de behandeling van de stoornissen van eiser, en dat de zelfredzaamheid en participatie slechts secundaire gevolgen zijn van deze behandeling. De rechtbank heeft het medisch advies van arts Lebbink als zorgvuldig en voldoende onderbouwd beschouwd. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, met de conclusie dat de PTSS-hulphond niet als maatwerkvoorziening onder de Wmo 2015 kan worden aangemerkt.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.