ECLI:NL:RBOBR:2019:484

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
C/01/341452 / KG ZA 18-738
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van BKR-registratie in kort geding

In deze zaak heeft eiser, die in het verleden financiële problemen heeft gehad, een kort geding aangespannen tegen Qander Consumer Finance B.V. met als doel de BKR-registratie te laten verwijderen. Eiser heeft in de periode van 2005 tot 2007 drie kredietovereenkomsten gesloten met Qander, maar heeft door financiële problemen van 2009 tot 2014 niet aan zijn betalingsverplichtingen kunnen voldoen. In 2014 heeft hij zijn schulden aan Qander volledig afgelost en is hij inmiddels financieel stabiel. Eiser stelt dat de BKR-registratie hem belemmert in het verkrijgen van een hypothecaire lening voor de aankoop van een woning, wat hij dringend nodig heeft voor hem en zijn kinderen.

Qander heeft de vordering van eiser betwist en stelt dat de registratie terecht is, gezien de betalingsachterstanden en de verplichtingen die eiser had om zijn verhuizing naar Turkije te melden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, ondanks de betwisting van Qander. De rechter heeft vastgesteld dat de BKR-registratie niet langer nodig is om eiser te beschermen tegen overkreditering, gezien zijn huidige financiële situatie en het feit dat hij zijn schulden heeft afgelost.

De voorzieningenrechter heeft Qander veroordeeld om de BKR-registraties van eiser binnen 14 dagen te verwijderen en een dwangsom opgelegd voor het geval zij hier niet aan voldoet. Tevens is Qander veroordeeld in de proceskosten van eiser. Dit vonnis is uitgesproken op 28 januari 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/341452 / KG ZA 18-738
Vonnis in kort geding van 28 januari 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. Laatsman,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QANDER CONSUMER FINANCE B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mw mr. A.H.G. van Delft.
Partijen zullen hierna [eiser] en Qander genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 december 2018 met 6 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Qander met 4 producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in de periode van 23 augustus 2005 tot en met 27 oktober 2007 drie kredietovereenkomsten gesloten met Quander. In 2008 is [eiser] geëmigreerd naar Turkije. Hij is de maandelijkse aflossingen in eerste instantie blijven betalen. In verband met financiële problemen heeft [eiser] de maandelijkse aflossingen van november 2009 tot en met maart 2010 en de maandelijkse aflossingen van januari 2011 tot eind 2014 niet betaald. [eiser] is in 2013 terug naar Nederland verhuisd. Hij heeft in december 2014 contact opgenomen met Quander en betalingsafspraken gemaakt. [eiser] heeft zich aan die afspraken gehouden en op die manier heeft hij eind 2015 alle schulden aan Quander inclusief rente en kosten voldaan.
2.2.
[eiser] is in 2014 als installatiemonteur bij Ziggo gaan werken als ZZP-er. Hij huurt een tweekamerappartement in [woonplaats] voor € 900,00 per maand. Hij woont daar met twee van zijn kinderen. Zijn derde kind wil ook naar Nederland komen om bij hem te gaan wonen. [eiser] heeft momenteel geen schulden.
2.3.
[eiser] is bij het BKR geregistreerd met code A2 en code A4. Code A2 ((restant) vordering geheel opeisbaar) is geregistreerd met ingang van 2 maart 2011. Code A4 (kredietnemer blijkt/bleek onbereikbaar) is geregistreerd met ingang van 18 januari 2010. De ene codering staat geregistreerd tot 26 december 2020 en de andere tot 12 maart 2021.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - dat Quander wordt veroordeeld om uiterlijk binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de BKR-registratie of bijzonderheidscodering van [eiser] te doen of laten verwijderen uit het BKR, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Quander na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft, een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van Quander in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan die vordering het volgende ten grondslag.
[eiser] heeft destijds door financiële problemen niet aan zijn betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Nu is zijn financiële situatie stabiel. Hij verdient als ZZP-er ongeveer
€ 70.000,00 per jaar.
Als gevolg van de BKR-registratie kan [eiser] geen geld lenen voor zijn werkzaamheden als ZZP-er en voor de BV die hij met 2 collega’s heeft opgericht. Daardoor loopt hij inkomsten mis en kan hij geen verdere carrière opbouwen.
Daarnaast heeft [eiser] , onder voorbehoud van financiering een woning gekocht in [woonplaats] . Deze woning is voor hem betaalbaar, en de maandlasten van [eiser] zouden omlaag gaan als hij de woning kan verkrijgen. Ook is de huidige woning van [eiser] te krap voor hem en zijn twee kinderen, laat staan voor hem en zijn drie kinderen als zijn derde kind ook naar Nederland komt. [eiser] krijgt echter geen hypothecaire geldlening vanwege zijn BKR-registratie.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Ten behoeve van de koopovereenkomst van de woning moet [eiser] uiterlijk op 31 januari 2019 een hypothecaire geldlening zien te verkrijgen.
3.3.
Qander heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Zij heeft daartoe het volgende gesteld.
Op grond van haar algemene voorwaarden bij de kredietovereenkomsten werden de verschuldigde bedragen vervroegd opeisbaar toen [eiser] Nederland verliet. Ook was [eiser] op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden verplicht om zijn verhuizing te melden.
[eiser] heeft de verhuizing niet gemeld en hij heeft de kredieten ook niet afgelost toen hij naar Turkije vertrok.
Er was sprake van veel storneringen bij alle drie de kredieten. Die storneringen werden niet door [eiser] ingelopen. Er was sprake van langdurige betalingsachterstanden. [eiser] is in 2013 teruggekomen in Nederland, maar heeft zich pas in december 2014 voor het eerst bij Quander gemeld om betalingsafspraken te maken. De eerste betalingen zijn pas in januari 2015 door Quander ontvangen.
Quander betwist dat [eiser] een inkomen van ongeveer € 70.000,00 heeft. Hij procedeert namelijk op basis van een toevoeging, en bij een gesteld zo hoog inkomen wordt geen toevoeging afgegeven.
[eiser] heeft zijn stelling dat hij geen leningen kan afsluiten als ZZP-er en voor zijn BV niet met stukken onderbouwd. De door [eiser] overgelegde koopovereenkomst betreffende de woning is niet ondertekend. [eiser] heeft zijn stelling dat hij geen hypothecaire geldlening kan krijgen als gevolg van zijn BKR-registratie ook niet onderbouwd.
Quander betwist dat er een spoedeisend belang is omdat de overgelegde koopovereenkomst niet door partijen is ondertekend. Als die koopovereenkomst wel zou zijn ondertekend, kan dat nog steeds geen spoedeisend belang opleveren. Anders zou [eiser] zijn eigen spoedeisend belang kunnen creëren.
Er zijn aan de zijde van [eiser] geen persoonlijke omstandigheden op grond waarvan de belangenafweging in het voordeel van [eiser] zou moeten uitvallen. De kredietregistratie heeft als doel om consumenten te beschermen tegen overkreditering en aanbieders van krediet te beschermen tegen kredietnemers die hun lening niet aflossen. De betalingsachterstand was aanzienlijk. Bij het ene contract ging het om 38 storneringen van in totaal € 1.466,02 en bij het andere contract ging het om 36 storneringen van in totaal
€ 484,18. De enkele wens om een woning te kopen en zakelijke leningen te kunnen aangaan weegt daar niet tegenop.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft. Hij heeft overeenstemming bereikt met een verkoper over de aankoop van een woning, onder het voorbehoud van financiering van die woning. Dat de akte niet getekend is, maakt niet dat van een koopovereenkomst geen sprake is. Dat hij er mogelijk van op de hoogte was dat hij vanwege zijn BKR-registratie geen hypothecaire geldlening zou kunnen krijgen, doet daaraan niet af. Als de BKR-registratie ten onrechte in stand zou blijven mag dat [eiser] er niet van weerhouden een woning te kopen.
4.2.
Quander heeft gesteld, en niet is betwist, dat zij op grond van artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) verplicht is om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Het doel van de kredietregistratie door het BKR is enerzijds om consumenten te beschermen tegen overkreditering en andere financiële problemen en anderzijds om voor aanbieders van krediet een bijdrage te leveren aan het beperken van de financiële risico’s bij kredietverlening en aan het voorkomen van misbruik en fraude.
4.3.
In dit geval is sprake van een A2-codering en een A4-codering. De A2-codering brengt tot uitdrukking dat wegens een achterstand in de betalingen de restantvordering in een keer geheel opeisbaar is geworden. De A4-codering brengt tot uitdrukking dat [eiser] onbereikbaar is geweest. Beide coderingen zouden nog ongeveer twee jaar zichtbaar blijven.
4.4.
Aan de orde is de vraag of Quander de coderingen uit het BKR moet (laten) verwijderen. Die vraag dient niet te worden beantwoord door een afweging van de belangen tussen [eiser] en Quander, maar aan de hand van een toetsing van het doel van de registratie van de codering aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het belang van [eiser] bij verwijdering van de codering dient aldus afgewogen worden tegen het achterliggende belang van (handhaving van) de registratie van de codering.
4.5.
Uitgangspunt bij de hierboven bedoelde belangenafweging is dat vaststaat dat [eiser] in een problematische schuldensituatie heeft verkeerd en dat de BKR-registratie door Quander destijds terecht heeft plaatsgevonden. Daar staat tegenover dat [eiser] , toen hij weer terug was in Nederland en vervolgens voldoende middelen had verworven, uit eigen beweging contact heeft opgenomen met Quander en zijn schulden aan Quander volledig heeft afgelost. Ook heeft [eiser] onweersproken gesteld dat hij op het ogenblik helemaal geen schulden heeft, noch in Nederland, noch in Turkije. De financiële situatie van [eiser] lijkt nu stabiel te zijn. Het door hem gestelde inkomen van € 69.952,00 is door Quander onvoldoende betwist. Voor het verlenen van de toevoeging is immers, zoals door [eiser] is gesteld, gekeken naar het inkomen van twee jaar geleden. Dat de schulden zijn ontstaan als gevolg van moeilijke omstandigheden is ook niet betwist, zodat er een concrete aanleiding was voor het ontstaan van de schulden.
4.6.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat de BKR-registratie nodig is om [eiser] te behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen. Ook is de BKR-registratie niet nodig om kredietverleners tegen [eiser] te beschermen omdat [eiser] heeft laten zien dat hij uit eigen beweging contact opneemt met zijn schuldeisers om zijn schulden af te lossen en vervolgens zijn schulden aan Quander ook heeft afgelost. Het belang bij het laten bestaan van de BKR-registratie weegt daarom niet zo zwaar als het belang van [eiser] bij verwijdering van de registratie. Daarbij is van belang dat [eiser] bezig is met de aankoop van een woning die niet alleen voldoende ruimte biedt voor hem en zijn kinderen, maar ook lagere maandlasten heeft dan de huurwoning waar hij nu in woont. Quander heeft niet betwist dat het inkomen van [eiser] toereikend is om de voor de woning benodigde hypothecaire geldlening te kunnen verkrijgen.
4.7.
Slotsom is dat de vordering van [eiser] gelet op het vooraanstaande zal worden toegewezen en dat Quander zal worden veroordeeld om de BKR registraties te (doen) verwijderen. De voorzieningenrechter zal Quander daarvoor een termijn van drie werkdagen na betekening van dit vonnis geven. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke termijn ontoereikend is. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden.
4.8.
Qander zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,38
- griffierecht € 81,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.164,38

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Quander om binnen 14 dagen na datum van dit vonnis de BKR-registraties van [eiser] te doen of laten verwijderen uit het BKR;
5.2.
veroordeelt Quander om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag vanaf de vierde dag nadat het vonnis aan haar is betekend dat zij niet aan die veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt;
5.3.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.4.
veroordeelt Qander in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.164,38;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2019.