Op 29 augustus 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cranendonck. De zaak betreft de Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) die eiseres ontving voor noodzakelijke hulp bij het huishouden. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder dat haar HHT voor de periode van 27 juli 2017 tot en met 31 december 2017 voortzette, maar niet de eerder toegekende huishoudelijke hulp. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, gelet op eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) die de noodzaak van maatwerkvoorzieningen bevestigden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat de huishoudelijke hulp voor drie uur per week moet worden voortgezet voor de genoemde periode. Tevens is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. Het verzoek om schadevergoeding voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 juli 2017 is afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd van de geleden schade. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om over deze schade te oordelen, aangezien deze kwestie nog aanhangig was bij de CRvB.