ECLI:NL:RBOBR:2019:5089

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
19/1924
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake uitbreiding van uren huishoudelijke hulp

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 5 september 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een uitbreiding van uren huishoudelijke hulp via een persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre, als verweerder, heeft deze aanvraag op 20 mei 2019 afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens, hangende het bezwaar, de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 29 augustus 2019 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, waaronder artikel 8:81, dat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter regelt, en artikel 8:41, dat betrekking heeft op het griffierecht. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij betalingsonmacht heeft met betrekking tot het griffierecht, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn inkomen onder de vereiste grens ligt. Ondanks de overgelegde jaaropgaven van hemzelf en zijn echtgenote, die een gezamenlijk inkomen van € 10.343,00 aangeven, voldeed hij niet aan de criteria voor betalingsonmacht.

De griffier heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar verzoeker heeft aangegeven dit niet te zullen doen en ook niet naar de zitting te komen vanwege zijn gezondheidssituatie. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/1924
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 september 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker, voor uitbreiding van uren huishoudelijke hulp persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), afgewezen.
Verzoeker heeft hangende het bezwaar de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 29 augustus 2019 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

1. In artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de bevoegdheid neergelegd voor de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk vindt.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb, € 46,00. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Verzoeker heeft in zijn verzoek om een voorlopige voorziening een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Hij heeft jaaropgaven 2018 van hemzelf en zijn echtgenote overgelegd waarin is vermeld dat hun afzonderlijke jaarloon voor loonbelasting/volksverzekeringen
€ 10.343,00 is. De rechtbank heeft op 20 augustus 2019 aan verzoeker medegedeeld dat zijn beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen. Als criterium voor het aannemen van betalingsonmacht geldt, naast het afwezig zijn van vermogen, als inkomenseis een inkomen lager dan 90% van de bijstandsuitkering van een alleenstaande. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat voormeld inkomen minder is dan deze inkomensgrens. De voorzieningenrechter ziet ook thans geen grond voor een ander oordeel, omdat verzoeker geen bewijs heeft overgelegd waaruit een inkomen lager dan voornoemd criterium blijkt.
4. De griffier heeft bij brief van 20 augustus 2019 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen één week na dagtekening van die brief. Verzoeker heeft bij brief van 26 augustus 2019, binnengekomen bij de rechtbank op 30 augustus 2019, gereageerd en, samengevat, aangegeven dat hij niet het griffierecht zal voldoen en ook niet naar de zitting zal komen gelet op zijn gezondheidssituatie.
5. Verzoeker heeft het griffierecht niet voldaan.
6. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J.W. Hermans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Proudian, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 5 september 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.