ECLI:NL:RBOBR:2019:5089
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- S.J.W. Hermans
- T. Proudian
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake uitbreiding van uren huishoudelijke hulp
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 5 september 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een uitbreiding van uren huishoudelijke hulp via een persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre, als verweerder, heeft deze aanvraag op 20 mei 2019 afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens, hangende het bezwaar, de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 29 augustus 2019 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, waaronder artikel 8:81, dat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter regelt, en artikel 8:41, dat betrekking heeft op het griffierecht. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij betalingsonmacht heeft met betrekking tot het griffierecht, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn inkomen onder de vereiste grens ligt. Ondanks de overgelegde jaaropgaven van hemzelf en zijn echtgenote, die een gezamenlijk inkomen van € 10.343,00 aangeven, voldeed hij niet aan de criteria voor betalingsonmacht.
De griffier heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar verzoeker heeft aangegeven dit niet te zullen doen en ook niet naar de zitting te komen vanwege zijn gezondheidssituatie. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.