In deze zaak, die op 9 september 2019 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, heeft eiser, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen zijn buren, gedaagden, die ook in [woonplaats] wonen. Eiser vorderde onder andere dat gedaagden hun leibeuken, die te dicht bij de erfgrens zijn geplant, zouden terug snoeien tot een hoogte van maximaal 2 meter en dat zij zouden worden verboden om sfeerverlichting in hun tuin aan te brengen die hinder veroorzaakt voor eiser. Eiser stelde dat de leibeuken, die binnen 50 centimeter van de erfgrens zijn geplant, in strijd zijn met artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek en dat de verlichting onrechtmatige hinder oplevert.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de leibeuken inderdaad binnen de voorgeschreven afstand van 50 centimeter van de erfgrens zijn geplant, wat in strijd is met de Bomenverordening van de gemeente Meijerijstad. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat de leibeuken onrechtmatige hinder veroorzaken, en dat de vordering tot terugsnoeien van de leibeuken niet kan worden toegewezen. Wat betreft de sfeerverlichting oordeelde de rechtbank dat deze wel degelijk onrechtmatige hinder oplevert voor eiser, aangezien de verlichting zichtbaar is vanuit zijn perceel en het ongestoord genot van zijn eigendom belemmert.
De voorzieningenrechter heeft gedaagden verboden om de leibeuken en andere objecten na zonsondergang te verlichten en hen opgedragen om ervoor te zorgen dat het strooilicht van de lamp bij de achterdeur van hun woning niet langer zichtbaar is vanuit de tuin van eiser. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan deze veroordelingen voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.