ECLI:NL:RBOBR:2019:5447

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
C/01/348829 / KG ZA 19-466
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering curator tot afgifte van SurveNir-apparaat in faillissement Breuklijn Groep B.V.

In deze zaak heeft de curator van Breuklijn Groep B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met als doel de afgifte van een SurveNir-apparaat te vorderen. De curator stelt dat het apparaat, dat in het bezit is van [gedaagde 1], rechtsgeldig aan hem is geleverd en dat de weigering om het apparaat af te geven onrechtmatig is. De gedaagden betwisten echter de vordering en stellen dat er een geldige koopovereenkomst is gesloten tussen Breuklijn en [gedaagde 1], waardoor [gedaagde 1] eigenaar is van het apparaat. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de koopovereenkomst op 1 februari 2019 tot stand is gekomen en dat het apparaat rechtsgeldig is geleverd aan [gedaagde 1]. De rechter oordeelt dat de curator onvoldoende grond heeft om de gedaagden te veroordelen tot afgifte van het apparaat, omdat [gedaagde 1] als eigenaar niet onrechtmatig handelt door het apparaat niet af te geven. De vorderingen van de curator worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/348829 / KG ZA 19-466
Vonnis in kort geding van 25 september 2019
in de zaak van
MR. ROELOF GERRIT FRANS LAMMERS, kantoorhoudende te Oss, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap
BREUKLIJN GROEP B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Uden,
eiser,
advocaat mr. R.G.F. Lammers te Oss,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R. Zwanenberg te Eindhoven.
Eiser zal hierna de curator genoemd worden.
Gedaagden zullen respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 2 augustus 2019 met 7 producties
  • de brief van mr. Lammers d.d. 27 augustus 2019 met producties 8 tot en met 10
  • de brief van mr. Zwanenberg d.d. 13 september 2019 met 4 producties
  • de brief van mr. Lammers d.d. 16 september 2019 met productie 11
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnotities van mr. Lammers
  • de pleitnota van mr. Zwanenberg.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is een voormalige werknemer van Breuklijn Groep B.V. (hierna aangeduid met Breuklijn). Het dienstverband van [gedaagde 1] is geëindigd per 1 september 2018 met wederzijds goedvinden.
2.2.
De afspraken tussen Breuklijn en [gedaagde 1] over de beëindiging van het dienstverband zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
2.3.
In de vaststellingsovereenkomst is onder meer opgenomen dat [gedaagde 1] nog een aanzienlijke vordering heeft op Breuklijn ter zake onder meer achterstallig loon en uit hoofde van een door [gedaagde 1] aan Breuklijn verstrekte geldlening.
2.4.
[gedaagde 1] heeft Breuklijn tevergeefs diverse malen gesommeerd om haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst na te komen.
2.5.
[gedaagde 1] heeft vervolgens met de heer [naam bestuurder] , bestuurder van Breuklijn, (hierna te noemen [naam bestuurder] ) overleg gevoerd over de overdracht van een zogenaamd SurveNir-apparaat door Breuklijn aan [gedaagde 1] , ter voldoening van een deel van de vordering van [gedaagde 1] op Breuklijn. Het SurveNir-apparaat bevond zich op dat moment reeds in de macht van [gedaagde 1] .
2.6.
Breuklijn heeft het SurveNir-apparaat in 2012 gekocht van de buitenlandse eenmanszaak Lichtblau e.K. (hierna te noemen Lichtblau) voor € 100.000,--. Met het SurveNir-apparaat kan de kwaliteit van papier worden gecontroleerd. Lichtblau heeft aan Breuklijn een licentie verstrekt voor het (commerciële) gebruik van de SurveNir. In de koopovereenkomst is een eerste recht op terugkoop voor Lichtblau opgenomen.
2.7.
Bij e-mail van 29 januari 2019 heeft mr. De Hoop, de toenmalige rechtsbijstandverlener van [gedaagde 1] , aan [naam bestuurder] het volgende geschreven:
“Ik heb uw aanbod van vrijdag 25 januari jl. met de heer [gedaagde 1] besproken:
Hij kan akkoord gaan met het voorstel de SurveNir voor € 40.000 van Breuklijn te kopen onder de voorwaarde dat dit is inclusief de bijbehorende licentie en dat het bedrag gemoeid met de aankoop direct in mindering komt op de schuld die Breuklijn aan de heer [gedaagde 1] heeft. Verder gelden er geen voorwaarden ten aanzien van de SurveNir. Indien u hiermee akkoord geldt tevens dat u pas weer hoeft af te lossen op schuld vanaf 1 juli 2019.
Dit aanbod geldt tot en met vrijdag 1 februari 2019.
(…) “
2.8.
Bij e-mail van 1 februari 2019 heeft [naam bestuurder] aan mr. De Hoop, het volgende geantwoord:
“Ik ga akkoord met het voorstel om het SurveNir apparaat over te dragen aan de heer [gedaagde 1] met een tegenwaarde van € 40.000,= wat als mindering wordt gebracht op de schuld die Breuklijn heeft op de heer [gedaagde 1] . Ook zal ik de bijbehorende licentie overdragen.
(…)”
2.9.
Bij vonnis van 26 maart 2019 is Breuklijn failliet verklaard, met benoeming van mr. Lammers tot curator.
2.10.
Lichtblau heeft jegens Breuklijn curator een beroep gedaan op haar recht op terugkoop van het SurveNir-apparaat.
2.11.
Op verzoek van de rechtsbijstandverlener van [gedaagde 1] heeft de curator een preferente vordering (loon) van € 33.113,80 en een concurrente vordering van € 147.269,30 op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen gezet.
2.12.
[gedaagde 1] heeft bij monde van zijn rechtsbijstandverlener de curator verzocht om levering van het SurveNir-apparaat. Het verzoek is door de curator afgewezen omdat de levering op de datum van het faillissement nog niet was voltooid.
2.13.
De licentie die hoort bij het SurveNir-apparaat is niet aan [gedaagden] c.s. overgedragen.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert samengevat – om bij wege van voorlopige voorziening, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] c.s. te bevelen het SurveNir-apparaat met alle toebehoren en in goede orde binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis op een door de curator te bepalen dag en tijdstip ten kantore van de curator af te geven dan wel te doen afgeven, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan, ieder voor zich, met een maximum van € 20.000,--;
[gedaagden] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagden] c.s. houden het SurveNir-apparaat zonder titel onder zich. Tussen Breuklijn en [gedaagde 1] is geen overeenkomst tot stand gekomen ter zake de verkoop van het apparaat aan [gedaagde 1] . Over de overdracht van de licentie is namelijk geen overeenstemming bereikt.
Voor zover al sprake zou zijn van een overeenkomst dan geldt dat geen (volledige) levering heeft plaatsgevonden. De licentie is niet aan [gedaagde 1] overgedragen en die is onlosmakelijk verbonden aan het apparaat. Zonder licentie is het apparaat namelijk niet bruikbaar.
[gedaagden] c.s. handelen onrechtmatig jegens de curator door het SurveNir-apparaat niet aan de curator af te geven terwijl dit onbruikbaar is. Als gevolg van het onrechtmatig handelen kan de curator het apparaat niet terug leveren aan Lichtblau. De boedel wordt mogelijk schadeplichtig indien de curator niet binnen afzienbare tijd jegens Lichtblau kan nakomen.
Omdat het voor niet duidelijk is wie van gedaagden contractspartij zou zijn, is ook [gedaagde 2] gedagvaard.
3.3.
[gedaagden] c.s. voeren daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
[gedaagden] c.s. zijn niet gehouden tot afgifte van het SurveNir-apparaat aan de curator. [gedaagde 1] is namelijk eigenaar van het apparaat. Er is een perfecte overeenkomst tot stand gekomen tussen Breuklijn en [gedaagden] c.s. waarbij Breuklijn het apparaat aan [gedaagde 1] heeft verkocht. Het apparaat is geleverd op de wijze zoals bepaald in artikel 3:115 lid 2 BW. [gedaagde 1] was op het moment dat de overeenkomst tot stand kwam houder van het apparaat voor Breuklijn.
Dat de licentie niet aan [gedaagde 1] is overgedragen doet daar niet aan af. [gedaagden] c.s. betwisten dat het apparaat zonder de licentie waardeloos zou zijn.
[gedaagde 2] kan het apparaat niet aan de curator afgeven omdat [gedaagde 2] daarover niet de beschikking heeft. De vordering tegen [gedaagde 2] dient reeds daarom te worden afgewezen.
Het opleggen van een dwangsom is niet nodig. [gedaagden] c.s. zullen vrijwillig gehoor geven aan het vonnis. Als er als een dwangsom zou worden opgelegd, dan dient die te worden gematigd.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de curator bij afgifte van het SurveNir-apparaat is evident. De leverancier van het apparaat, Lichtblau, doet een beroep op haar terugkoopoptie en heeft de curator in dat kader verzocht om het apparaat veilig te stellen.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat onvoldoende grond om [gedaagden] c.s. te veroordelen tot afgifte van het SurveNir-apparaat. [gedaagden] c.s. hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen Breuklijn en [gedaagde 1] op 1 februari 2019 een koopovereenkomst tot stand is gekomen uit hoofde waarvan Breuklijn het SurveNir-apparaat voor € 40.000,-- aan [gedaagde 1] heeft verkocht inclusief bijbehorende licentie. [gedaagde 1] heeft in de e-mail van 29 januari 2019 aan Breuklijn een voorstel gedaan tot overname van het SurveNir-apparaat inclusief bijbehorende licentie voor een bedrag van € 40.000,--. Dat aanbod lijkt op het eerste gezicht zuiver te zijn aanvaard door Breuklijn in de e-mail van [naam bestuurder] van 1 februari 2019.
4.3.
Voldoende aannemelijk is ook dat het SurveNir-apparaat rechtsgeldig door Breuklijn aan [gedaagde 1] is geleverd op de wijze als omschreven in artikel 3:115 sub b BW. Vast staat dat het SurveNir-apparaat zich reeds voor de totstandkoming van de overeenkomst in de feitelijke macht van [gedaagde 1] bevond. Daarmee is voldoende aannemelijk dat [gedaagde 1] houder was van het apparaat voor Breuklijn en dat [gedaagde 1] door het totstandkoming van de overeenkomst – en dus vóór de datum van het faillissement van Breuklijn - bezitter is geworden. Voor een rechtsgeldige levering van het apparaat is niet vereist dat ook de licentie wordt overgedragen aan [gedaagde 1] . In hoeverre het apparaat ook zonder licentie bruikbaar is, is daarbij niet relevant. Dat de rechtshulpverlener van [gedaagde 1] kennelijk in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat nog geen levering had plaatsgevonden en daarom in latere correspondentie met [naam bestuurder] en de curator abusievelijk nog op de levering heeft aangedrongen terwijl deze feitelijk reeds had plaatsgevonden, doet aan de rechtsgeldigheid van de levering niet af.
4.4.
Slotsom is dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk is geworden dat Breuklijn het SurveNir-apparaat rechtsgeldig aan [gedaagde 1] heeft geleverd en dat [gedaagde 1] daarvan eigenaar is geworden. De curator heeft overigens desgevraagd ter zitting verklaard dat indien [gedaagde 1] inderdaad eigenaar blijkt te zijn geworden, hij vooralsnog geen aanleiding ziet om daar tegen op te treden door middel van een beroep op de actio pauliana.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter handelt [gedaagde 1] als eigenaar niet onrechtmatig jegens de boedel door te weigeren het SurveNir-apparaat aan de curator af te geven. [gedaagde 1] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het apparaat ook zonder de licentie voor hem enige waarde vertegenwoordigt, al was het maar voor eigen gebruik. [gedaagde 1] heeft er dan ook belang bij om het apparaat zelf te houden. Van misbruik van bevoegdheid is geen sprake.
4.6.
Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. Het belang van de curator bij afgifte van het SurveNir-apparaat weegt niet op tegen het belang van [gedaagde 1] om het apparaat onder zich te mogen houden. Daarbij is met name van belang dat [gedaagde 1] aan aanzienlijke vordering heeft op de boedel en de curator het apparaat na afgifte waarschijnlijk vrijwel onmiddellijk zal leveren aan Lichtblau.
4.7.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vorderingen van de curator zullen worden afgewezen.
4.8.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 1.619,00,
5.3.
veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2019.