Op 17 oktober 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de productie van MDMA in een drugslab. De zaak was aanhangig gemaakt na een opsporingsonderzoek onder de naam 26Livonia, dat was gestart naar aanleiding van informatie van de Poolse politie over transporten van chemicaliën naar Nederland. Tijdens een actie op 16 april 2018 werd op het terrein van de verdachte en zijn broer, waar een autodemontagebedrijf was gevestigd, een drugslab aangetroffen in een zeecontainer. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid en wetenschap van het drugslab.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het drugslab of dat hij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het drugslab op zijn terrein was gevestigd. De verdachte had een deel van zijn terrein verhuurd aan een onbekende Pool, en hoewel er sterke verdenkingen waren, kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk handelingen had verricht die konden worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, aangezien deze al eerder was geschorst. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 17 oktober 2019.