Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de conceptdagvaarding met producties 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord van ABN AMRO met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord van Aegon met producties 1 tot en met 20;
- de conclusie van antwoord van Santander met producties 1 tot en met 13;
- de akte houdende overlegging producties van [eiser] met producties 24 tot en met 29;
- de brief van de griffier van 29 april 2019;
- de brieven van mr. Zomer van 30 april 2019;
- de brief van mr. Van Essen van 30 april 2019;
- de brieven van mr. Van Essen van 1 mei 2019 met drie producties;
- de brief van de voorzieningenrechter van 2 mei 2019;
- de brief van mr. Van Essen van 9 mei 2019;
- de brief van mr. Zomer van 16 mei 2019;
- de brief van de griffier van 20 mei 2019;
- de brief van mr. Zomer van 23 mei 2019;
- de brief van mr. Van Essen van 23 mei 2019;
- de brief van mr. Zomer van 24 mei 2019;
- de brief van mr. Jakimowicz van 28 mei 2019;
- de brief van mr. Van Essen van 28 mei 2019;
- de brief van mr. Lucassen van 29 mei 2019;
- de brief van mr. Van Weelderen van 3 juni 2019;
- de brief van mr. Zomer van 17 juni 2019;
- de brief van mr. Trimbach van 26 september 2019 met producties 1 tot en met 4;
- de brief van mr. Posthuma van 27 september 2019 met producties 1 tot en met 27;
- de brief van mr. Van Essen van 30 september 2019;
- de brief van mr. Posthuma van 1 oktober 2019 met productie 28;
- de mondelinge behandeling van 2 oktober 2019 te 9.30 uur;
- de pleitnota van mr. Zomer namens [eiser] ;
- de pleitnota van mr. Trimbach namens Fideaal en Arrow;
- de pleitnota van mr. Van Weelderen namens ICS;
- de pleitnota van mr. Jakimowicz namens ABN AMRO;
- de pleitnota van mr. Posthuma namens ING;
- de pleitnota van mr. Van Essen namens Aegon.
2.De feiten
- van ING in haar e-mail van 2 augustus 2018;
- van Fideaal in haar brief van 2 augustus 2018;
- van Aegon in haar e-mail van 17 augustus 2018;
- van ABN AMRO in haar e-mail van 22 augustus 2018;
- van Vesting Finance namens Arrow in haar brief van 23 augustus 2018;
- van ICS in haar e-mail van 23 augustus 2018;
- van Santander in haar brief van 9 oktober 2018.
- van ABN AMRO in haar e-mail van 17 maart 2019;
- van ICS in haar e-mail van 18 maart 2019;
- van Aegon bij brief in haar brief van 28 maart 2019;
- van Vesting Finance namens Arrow in haar brief van 9 april 2019;
- van ING in haar e-mail van 16 april 2019;
- van Santander bij brief in haar brief van 1 mei 2019.
3.Het geschil
I. a. gedaagden te veroordelen de genoemde bijzonderheidscoderingen in het CKI van het BKR op naam van [eiser] binnen 48 uur na datum van betekening te verwijderen, dan wel verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven om aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van
4.De beoordeling
2. Het verzoekschrift wordt ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke. Indien de verwerkingsverantwoordelijke niet binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen heeft geantwoord, is de indiening van het verzoekschrift niet aan een termijn gebonden.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, wordt de informatie indien mogelijk elektronisch verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt.
5.De beslissing
980,00
980,00
980,00
980,00
980,00
980,00