ECLI:NL:RBOBR:2019:6669

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
C/01/350680 / KG ZA 19-573
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van goederen door bewaarder aan beslagene in kort geding met betrekking tot pandrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bike 040 B.V. en Gebr. Van Eijk B.V. Bike 040 vorderde de afgifte van fietsen die door Gebr. Van Eijk in bewaring waren gehouden. De achtergrond van het geschil ligt in een conflict tussen Bike 040 en Mihatra B.V. over de betaling van gefactureerde bedragen en de daaropvolgende beslaglegging door Mihatra c.s. op de fietsen van Bike 040. De voorzieningenrechter had eerder op 24 mei 2019 de door Mihatra c.s. gelegde beslagen opgeheven, wat leidde tot de vordering van Bike 040 om de fietsen terug te krijgen.

De rechtbank oordeelde dat Gebr. Van Eijk, als bewaarder, verplicht was om de fietsen aan Bike 040 af te geven, nu de wettelijke basis voor de bewaring was opgeheven. De voorzieningenrechter verwierp het verweer van Gebr. Van Eijk dat de zaak niet geschikt was voor kort geding en dat Bike 040 andere partijen had moeten dagvaarden. De rechtbank concludeerde dat Bike 040 voldoende spoedeisend belang had bij de afgifte van de fietsen, aangezien de beslagen waren opgeheven en de fietsen niet langer in bewaring mochten blijven.

De rechtbank heeft Gebr. Van Eijk veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de fietsen aan Bike 040 af te geven, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat niet aan deze veroordeling werd voldaan, tot een maximum van € 50.000,00. Daarnaast werd Gebr. Van Eijk veroordeeld in de proceskosten van Bike 040, die op € 2.258,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/350680 / KG ZA 19-573
Vonnis in kort geding van 15 november 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIKE 040 B.V.,
gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Eindhoven,
eiseres,
advocaat mr. A. Kara te Maastricht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEBR. VAN EIJK B.V.,
gevestigd te Asten,
gedaagde,
advocaat mr. O.F.J. Moorman van Kappen te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Bike 040 en Gebr. Van Eijk genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 7 oktober 2019 met productie 1
  • de brief van mr. Kara met producties 2 tot en met 9
  • de brief van mr. Moorman van Kappen d.d. 29 oktober 2019 met 7 producties
  • de brief van mr. Kara d.d. 29 oktober 2019 met productie 10
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitaantekeningen van mr. Kara
  • de pleitaantekeningen van mr. Moorman van Kappen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bike 040 (rechtsopvolger van Cottonwave) exploiteert een groothandel in elektrische fietsen, fietsen en bromfietsen en ontwikkelt en assembleert fietsen en elektrische fietsen alsmede onderdelen daarvan en koopt deze in.
2.2.
Bike 040 heeft op basis van (een) mondelinge koopovereenkomst(en) elektrische fietsen en onderdelen voor fietsen verkocht aan Mihatra B.V. en The Bike B.V. (hierna afzonderlijk aangeduid als respectievelijk Mihatra en The Bike en gezamenlijk als Mihatra c.s.).
2.3.
Bike 040 heeft voor Mihatra c.s. ook fietsen in opslag gehouden die eigendom zijn van Miharta c.s.. Het gaat om fietsen van het merk “Mihatra”.
2.4.
Tussen Bike 040 en Mihatra c.s. is een geschil ontstaan over betaling van een deel van de door Bike 040 aan Mihatra c.s. gefactureerde bedragen.
2.5.
Bike 040 heeft met een beroep op een opschortings- respectievelijk retentierecht geweigerd het restant van de door Mihatra c.s. gekochte fietsen aan hen te leveren dan wel de door Bike 040 opgeslagen en in eigendom aan Mihatra c.s. toebehorende fietsen aan hen af te geven.
2.6.
Mihatra c.s. hebben de rechtsgeldigheid van het opschortings- en retentierecht betwist.
2.7.
In november 2018 hebben Mihatra c.s. ten laste van Bike 040 conservatoir beslag tot afgifte gelegd op de elektrische fietsen die zich in de loods van Bike 040 in Eindhoven bevonden. Het gaat om fietsen van de merken Mihatra en The Bike.
2.8.
Bij vonnis in kort geding van 8 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank als volgt beslist:
De voorzieningenrechter
8.1.
veroordeelt Bike 040 om de door Mihatra aan Bike 040 in bewaring gegeven fietsen van het merk Mihatra aan Mihatra af te geven;
8.2.
veroordeelt Bike 040 om af te leveren aan Mihatra c.s. de the-bike fietsen met toebehoren zoals die zijn geregistreerd door de gerechtsdeurwaarder in het proces-verbaal van 2 november 2018, welk proces-verbaal is opgemaakt bij de beslaglegging en aan Bike 040 is mee betekend bij deurwaardersexploot van 5 november 2018 (overgelegd door Mihatra c.s. als productie 25);
8.3.
verbindt aan de in 8.1. en 8.2. uitgesproken veroordelingen de opschortende voorwaarde dat Mihatra c.s. zekerheid stelt ten behoeve van Bike 040 voor een bedrag van $ 220.000,- en bepaalt dat Bike 040 tot aflevering en/of afgifte van de in 8.1. en 8.2. bedoelde fietsen over dient te gaan binnen 48 uur nadat Mihatra c.s. zekerheid heeft gesteld;
8.4.
bepaalt dat Bike 040 een dwangsom verbeurt van € 1.000,- voor iedere dag (en gedeelte daarvan) dat zij, nadat de in 8.3. genoemde zekerheid is gesteld, niet aan de in 8.1. en 8.2. uitgesproken veroordelingen voldoet, met dien verstande dat Bike 040 boven een bedrag van € 250.000,- geen dwangsommen meer verbeurt;”
2.9.
Mihatra c.s. hebben geen zekerheid gesteld voor het bedrag van USD 220.000,00.
2.10.
Bij verzoekschrift van 11 februari 2019 hebben Mihatra c.s. de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verlof gevraagd om ten laste van Bike 040 conservatoir bewijsbeslag, conservatoir verhaalsbeslag onder derden en conservatoir beslag op onroerende zaken te leggen. De voorzieningenrechter heeft op 13 februari 2019 verlof verleend. Tevens is een gerechtelijk bewaarder benoemd. In eerste instantie was dit Vacancesoleil B.V., maar dit is later gewijzigd naar Gebr. Van Eijk.
2.11.
Mihatra c.s. hebben vervolgens met het verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam beslag gelegd.
2.12.
Omdat de vereiste overbetekening op grond van artikel 721 Rv tot tweemaal toe niet had plaatsgevonden en de beslagen daarmee nietig waren, hebben Mihatra c.s. op 28 maart 2019 een gelijkluidend beslagrekest ingediend bij de voorzieningenechter van de rechtbank Den Haag. Op 1 april 2019 is het gevraagde verlof verleend en op 2 respectievelijk 4 april 2019 zijn de beslagen gelegd.
2.13.
Mihatra c.s. hebben Bike 040 tegen 5 juni 2019 gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam. In die procedure vorderden zij ontbinding van de koopovereenkomst(en) en staking van de merkrechtinbreuk. De dagvaarding is echter niet ingeschreven bij de griffie.
2.14.
Op 9 mei 2019 heeft Bike 040 Mihatra c.s. gedagvaard in kort geding en heeft opheffing van de beslagen gevorderd. Mihatra c.s. hebben in reconventie onder meer afgifte door Bike 040 van beslagen fietsaccu’s aan Gebr. Van Eijk als bewaarder gevorderd en een bevel om inbreuk op het beeldmerk van The Bike te staken.
2.15.
Bij vonnis in kort geding van 24 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter in conventie de door Mihatra c.s. gelegde beslagen opgeheven. De vorderingen van Mihatra c.s. in reconventie zijn afgewezen.
2.16.
Bike 040 heeft onder verwijzing naar het vonnis van 24 mei 2019 Gebr. Van Eijk verzocht de in bewaring gegeven fietsen aan haar af te geven.
2.17.
Naar aanleiding van het verzoek van Bike 040 heeft de Belgische vennootschap Tjirandji BVBA (hierna: Tjirandji), zijnde de moedermaatschappij van Mihatra, zich bij Gebr. Van Eijk gemeld met het verzoek om de fietsen van het merk The Bike aan haar af te geven. Tjirandiji stelt dat zij als crediteur van The Bike een pandrecht heeft op de fietsen. Tjirandji heeft daarbij aan Gebr. Van Eijk een onderhandse pandakte overgelegd.
2.18.
Tjirandji heeft gerechtsdeurwaarder De Jong vervolgens verzocht om haar bij te staan om haar rechten als pandhouder veilig te stellen.
2.19.
Bij e-mail van 3 juni 2019 heeft Bike 040 het bestaan van een geldige pandakte betwist. Daarnaast heeft Bike 040 de overeenkomsten met Mihatra c.s. buitengerechtelijk ontbonden.
2.20.
Gerechtsdeurwaarder De Jong heeft de betrokken partijen bij e-mail van 4 juni 2019 bericht dat hij Gebr. Van Eijk heeft aangesteld als bewaarder voor Tjirandji van de fietsen van het merk The Bike. Daarbij heeft hij partijen er tevens op gewezen dat alle communicatie via hem als gerechtsdeurwaarder dient te verlopen en dat partijen zich niet rechtsreeks tot de bewaarder dienen te wenden.
2.21.
Op 30 juli 2019 is Mihatra in staat van faillissement verklaard.
2.22.
Bij deurwaardersexploot van 1 augustus 2019 heeft Bike 040 het vonnis van 24 mei 2019 aan Gebr. Van Eijk betekend en heeft met een beroep op artikel 860 Rv onmiddellijke afgifte van de fietsen verlangd.
2.23.
Gebr. Van Eijk heeft daar geen gehoor aan gegeven.
2.24.
Inmiddels heeft de Rabobank zich gemeld als eerste pandhouder op de fietsen. De Rabobank heeft Tjirandji verzocht als tweede pandhouder om de pandrechten uit te winnen.
2.25.
Bij e-mail van 28 oktober 2019 heeft gerechtsdeurwaarder De Jong aan Gebr. Van Eijk bericht dat de fietsen aan Tjirandji als pandhouder kunnen worden afgegeven.
2.26.
Gebr. Van Eijk heeft de fietsen vervolgens enkele dagen voor de mondelinge behandeling van dit kort geding ook daadwerkelijk aan Tjirandji afgegeven.
2.27.
De fietsen van het merk Mihatra zijn aan Bike 040 afgegeven.

3.Het geschil

3.1.
Bike 040 vordert, samengevat, om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- Gebr. Van Eijk te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de door haar in bewaring genomen zaken aan Bike 040 af te geven op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 200.000,00;
- Gebr. Van Eijk te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
Bike 040 legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Gebr. Van Eijk is als bewaarder op grond van artikel 860 lid 2 Rv verplicht om de zaken aan Bike 040 als beslagene af te geven nu de voorzieningenrechter op 24 mei 2019 de door Mihatra c.s. gelegde beslagen heeft opgeheven.
Mihatra c.s. trachten door de bewaring op slinkse wijze de zaken weer in hun macht te krijgen. Daarmee maken zij misbruik van bevoegdheid en handelen onrechtmatig jegens Bike 040.
Bike 040 betwist de geldigheid van het pandrecht van Tjirandji. Maar ook als sprake is van geldige pandrechten dan geldt dat Bike 040 haar retentierecht ook tegen de pandhouders kan ingeroepen. Dat betekent dat de in bewaring genomen fietsen terug moeten naar Bike 040. Los van de vraag of deze reeds door geleverd waren. Bike 040 betwist overigens dat de in bewaring genomen fietsen zijn geleverd aan Mihatra c.s..
3.3.
Gebr. Van Eijk voert daartegen, zakelijk weergegeven, het verweer.
De kwestie leent zich niet voor kort geding. Bike 040 had namelijk ook de andere partijen die aanspraak maken op de fietsen, de pandhouders Tjirandji en de Rabobank, moeten dagvaarden. Daarnaast geldt dat in een bodemprocedure meer ruimte is om de discussie on volle omvang te kunnen voeren.
Toewijzing van de vordering zou het vonnis in kort geding een declaratoir karakter geven omdat dan een oordeel wordt gegeven over de botsende rechten tot levering van de fietsen. Het ontbreekt Bike 040 ook aan voldoende spoedeisend belang. Het vonnis waarop de vordering is gebaseerd dateert al van 24 mei 2019.
Er bestaat voor Gebr. Van Eijk ook geen verplichting om de fietsen aan Bike 040 af te geven. Gebr. Van Eijk mag afgaan op de instructies van gerechtsdeurwaarder De Jong. De gerechtsdeurwaarder heeft bericht dat Gebr. Van Eijk vanaf 24 mei 2019 de fietsen houdt voor pandhoudster Tjirandji. Bike 040 heeft aan Gebr. Van Eijk nooit kenbaar gemaakt dat zij het met het standpunt van de gerechtsdeurwaarder niet eens is.
Het is ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat Gebr. Van Eijk die in feite buiten het geschil staat nu in kort geding wordt betrokken.
De vordering kan ook niet meer worden toegewezen omdat de fietsen inmiddels op instructie van de gerechtsdeurwaarder zijn afgegeven aan de pandhoudster(s).

4.De beoordeling

4.1.
Eén van de door Gebr. Van Eijk gevoerde verweren is dat de vordering van Bike 040, die strekt tot afgifte van fietsen, niet kan worden toegewezen omdat de bewuste fietsen inmiddels door Gebr. Van Eijk zijn afgegeven aan pandhouder Tjirandji. Dat verweer treft geen doel. Ter zitting heeft de advocaat van Gebr. Van Eijk namelijk expliciet verklaard dat de beide pandhouders aan hem hebben toegezegd dat zij de beslissing van de voorzieningenrechter in dit kort geding zullen respecteren. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat Gebr. Van Eijk de fietsen alsnog aan Bike 040 zal kunnen afgeven indien zij daartoe zou worden veroordeeld.
4.2.
Ook het verweer dat de zaak niet geschikt is voor kort geding faalt. De feiten zijn voldoende duidelijk en de gevolgen van de beslissing zijn voor de voorzieningenrechter voldoende te overzien. Dat Bike 040 mogelijk (ook) andere partijen had moeten dagvaarden, zoals Gebr. Van Eijk stelt, maakt de zaak nog niet ongeschikt voor kort geding. De voorzieningenrechter ziet ook geen grondslag voor een verplichting voor Bike 040 om ook de pandhouders te dagvaarden, zodat het verweer ook overigens geen doel treft.
4.3.
Met de door Bike 040 gevorderde voorziening tot afgifte van de fietsen wordt niet een rechtstoestand tussen partijen (en/of de pandhouders) vastgesteld. Het enkele feit dat de vordering van Bike 040 een voorlopig oordeel over die rechtsverhouding vergt, maakt het vonnis nog niet declaratoir van karakter. De gevorderde voorziening kan daarom gewoon in kort geding worden gegeven.
4.4.
Bike 040 heeft voldoende spoedeisend belang bij afgifte van de fietsen. De beslagen op grond waarvan de fietsen bij Gebr. Van Eijk in bewaring zijn gegeven zijn door de voorzieningenrechter opgeheven. Van Bike 040 kan dan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht terwijl de fietsen bij Gebr. Van Eijk in opslag blijven of – zoals kennelijk thans het geval is – aan derden zijn afgegeven. Dat de beslagen al op 24 mei 2019 zijn opgegeven doet aan het spoedeisend belang niet af. Bike 040 heeft Gebr. Van Eijk al vrijwel direct na het opheffen van de beslagen en ook nadien nog tevergeefs verzocht en gesommeerd om de fietsen aan haar af te geven.
4.5.
Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat Bike 040 Gebr. Van Eijk in kort geding heeft betrokken en van haar afgifte van de fietsen vordert. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat Bike 040 daarmee eigenlijk zou proberen om op slinkse wijze de discussie met de pandhouders uit de weg te gaan. Bike 040 heeft gemotiveerd betoogd waarom zij van mening is dat Gebr. Van Eijk als gerechtelijk bewaarder gehouden is om de fietsen aan haar af te geven.
4.6.
De voorzieningenrechter heeft op 24 mei 2019 de door Mihatra c.s. ten laste van Bike 040 gelegde beslagen opgeheven. Daarmee is op grond van artikel 860 lid 2 Rv tevens de bewaring opgeheven. Datzelfde lid bepaalt dat de bewaarder in dat geval verplicht is om de zaak af te geven aan de beslagene. Dat is in dit geval dus Bike 040. De voorzieningenrechter ziet geen reden waarom Gebr. Van Eijk in dit geval geen uitvoering zou hoeven geven aan die wettelijke verplichting. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het inroepen van de pandrechten niet aan afgifte van de fietsen aan Bike 040 in de weg. Het gaat om fietsen die door Mihatra en The Bike zijn gekocht bij Bike 040. Bike 040 doet in het geschil met Mihatra en The Bike een beroep op een opschortings- en retentierecht. Indien Bike 040 terecht een beroep doet op een opschortingsrecht dan betekent dit dat de fietsen dus nog niet aan Mihatra en The Bike zijn geleverd en dat deze eigendom zijn gebleven van Bike 040. In dat geval kleven de pandrechten van Tjirandji en de Rabobank als crediteuren van Mihatra c.s. niet. Maar ook als zou worden aangenomen dat de fietsen wel door Bike 040 zijn geleverd en dat de eigendom is overgegaan op Mihatra en/of The Bike, dan kan Bike 040 met een beroep op haar retentierechte afgifte van de fietsen verlangen van de pandhouders. Artikel 3:295 BW bepaalt immers dat als de zaak uit de macht van de schuldenaar (lees: de retentor) raakt, hij haar kan opeisen onder dezelfde voorwaarden als een eigenaar. Bike 040 kan in dat geval dus afgifte van de fietsen verlangen als ware zij eigenaar. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat de fietsen terug moeten naar Bike 040.
4.7.
Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. De vordering tot afgifte zal daarom worden toegewezen. De termijn voor afgifte zal worden bepaald op 48 uur na betekening van dit vonnis.
4.8.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.9.
Gebr. Van Eijk zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bike 040 worden begroot op:
- dagvaarding € 86,40
- griffierecht 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.705,40
4.10.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als na te melden. Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente over de proceskosten bestaat geen grond.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Gebr. Van Eijk om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan Bike 040 af te geven de fietsen van het merk The Bike die door Gebr. Van Eijk in gerechtelijke bewaring werden gehouden in het kader van de door Miharta c.s. op 2 en 4 april 2019 ten laste van Bike 040 gelegde beslagen uit hoofde van een daartoe op 1 april 2019 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag verleend verlof,
5.2.
veroordeelt Gebr. Van Eijk om aan Bike 040 een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Gebr. Van Eijk in de proceskosten, aan de zijde van Bike 040 tot op heden begroot op € 2.258,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.